GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

In het blad voor Calvinistische Studenten „Sola Fide", herdenkt de praeses, de heer W. Aantjes, een onzer voorgangers aldus:

IN MEMORIAM PROF. DR K. SCHILDER.

Het is al weer enige weken geleden, dat de kranten en tijdschriften uit onze kring het ontstellend bericht vaji Prof. Schilders heengaan brachten. En men het verstrijken van die weken is men de schok, die sommigen als in een vacuum deed tasten, te boven gekomen en is de roep, die anderer consciëntie verontrustte, gestild. Het leven gaat door, ook zónder Schilder, zoals het is doorgegaan zonder Kuyper, Groen, Calvijn, Augustinus of, wilt ge, zonder een A. J. Th. Jonker en Kohlbrugge, of wie dan ook.

Maar gelijk, evenals zij, ook hij de weg van alle vlees ging, zo ook ging hij, evenals zij, niet heen zonder kostbare resultaten van zijn talenten na te laten. We zullen deze thans niet trachten op te sommen. In talrijke artikelen zijn zijn werken genoemd in de afgelopen weken, misschien zowel om de waardering voor hem tot uitdrukking te brengen als om het ontbreken daarvan te verbergen. Uit het vele laten we alleen het licht vallen op datgene, waarin Prof. Schilder in het bijzonder de C.S.B, gediend heeft.

De krachten, die in het bijzonder in de naoorlogse jaren van binnen uit en van buiten af in alle gereformeerde kring, doch allereerst in school- en studentenorganisaties, de band tussen fundament en opstal pogen en poogden los te wrikken en die vooral in het barthlanisme hun arsenaal vonden, gingen ook de C.S.B. met ongemerkt voorbij. Maar dat zij er totnutoe aan voorbijgingen is vooral te danken geweest aan het felt, dat er toen besturen waren, die mannen op het congres brachten, die ons tot en in de strijd aanvuurden en ons daarvoor materiaal leverden. Want wat het congres biedt is nu eenmaal bepalend voor wat in de C.S.B. leeft. En het is typerend, waar de strijd vóór het gereformeerd beginsel en goeddeels tégen het barthlanisme zozeer op de voorgrond tredend was, dat daarbij de naam van Prof. Schilder tweemaal achter elkaar voorkomt: 1949 „Karl Barth en de Woordopenjbaring"; il950 „Wat is confessioneel-gereformeerd? "

Alleen wie da, arvaii getuige Is geweest en In wiens hart leeft, hetgeen de kracht en de roeping der C.S.B. steeds Is geweest en ook vandaag nog Is, (Jle weet wat haar met Schilder is ontvallen.

Daarmee is maar iets gezegd. Daar valt ook te vermelden dat, toen enerzijds de tendentie toenam hem te weren en anderzijds om hem op te eisen voor eigen kring, dat toen de C.S.B, en Prof. Schilder beiden elkaar niet wensten los te laten, daarmee wederzijds ook in 1950 de oecimienische trouw betuigend aan de In- en uitsluitende grenzen, zoals Prof. Schilder zelf die zo klaar had aangegeven In de slotwoorden van zijn rede van 20 Juni 1934.

Zonder spanningen bleef ook dat niet; waarom zouden we 't verzwijgen ? Het was zo heel begrijpelijk temidden van de zojuist genoemde stromingen, dat Prof. Schilder in zijn referaat van 1950 ook ten aanzien van de C.S.B, enigszins bitter de streep heel even te strak trok. Doch hoeveel pijn het ons ook deed, ook déze woorden moesten wij naar hun zakelijke betekenis sereus nemen en daarnaar handelen, gelijk hij ons immers ook zelf geleerd had! Misschien leerde het ons wel niemand helderder dan juist hij! Des te meer verblijdden wij ons, dat de tekenen toenamen, die erop wezen, dat de band weer nauwer zou worden toegehaald. Want wij willen toch niet de hoop opgeven, dat het C.S.B.congi'es ook in die zin zijn diensten aan de gereformeerde gezindte bewijst, doordat daar nog het contact gezocht, bewaard en gebruikt wordt, al Is het in de vorm van een heftig debat, gelijk wij dat In 1949 tussen de hoogleraren Schilder en BrlUenburg Wurth meemaakten.

Hoe vurig hoopten wij daarom, dat Prof. Schilder zelf komen zou, als op het a.s. zomercongres zijn naam weer in nauw verband met die andere genoemd zal worden, als de heer M. Geerihk Bakker zal spreken over de waardering van Mozarts „Zauberflöte" bij Schilder en bij Barth.

Misschien, dat we nu pas beseffen, wat we in hem hadden, toen hij nog onder ons verkeerde. Dan moge het ons aansporen met zijn werk te woekeren. Want nóch de verwerping, nóch de reservering door een deel der gereformeerde gezindte, als optelsom van kerken en kerkgroepen, kan tegenhouden, dat hij met zrjn werk toebehoort aan de gereformeerde gezindheid, als kenmerk van al wat Instemmend met de confessie naar de Heilige Schrift begeert te leven, te spreken en te handelen.

Eén werk van Prof. Schilder zal meer dan enig ander In de afgelopen weken, door wie zich met hem verwant voelde, ter hand genomen zijn: „Wat Is de Hemel? " Neen, wij stellen nu niet de vraag of Schilder daar thans zelf is; nog minder wensen wij op argumenten te zinnen voor een antwoord op die vraag. Wij vermogen dat niet, het komt ons ook niet toe dat te weten. In zekere zin doet het er zelfs niet meer toe. Het enige wat er toe doet Is, dat er niet één van Gods geroepenen ontbreekt, dat God Zijn Woord ook over de grenzen des doods trouw houdt. En voor onze verantwoordelijkheid ligt, dat Schilder daarvan onder ons krachtig getuigd heeft. ...

Het is niet' waar, dat de dood de tegenstellingen verzoent, zoals in een „In Memoriam Prof. Dr K. Schilder" in een onzer dagbladen geschreven stond. Maar wel waar is, dat - we bij de dood soms een uitzicht ontvangen, waar we hier vergeefs op gehoopt hadden, dat we daar soms licht krijgen, waar we hier slechts rook zagen. Ach, laten we niet zo stamelen, doch liever Schilder zelf daarover laten spreken („Wat is de Hemel? ", pag. 252):

„En wat de stad aangaat, de twee mensohen van eertijds zijn uitgegroeid tot die ontelbare schare, die niemand tellen kan. En de verhoudingen zijn weer vreedzaam-patriarchaal. En het gezag is er zonder dwang. En de namen der apostelen worden op de fundamenten geschreven. En niet een van Gods geroepenen ontbreekt. En rivalen «ajn er onbekend, "

Het Is ongeloof, wanneer we zo vaak aan het uitzicht getwijfeld hebben. Want het is er altijd geweest. Het staat immers In Gods Woord en hij, die heenging, heeft er zo ontroerend over geschreven. Het uitzicht is er en de rijke troost Is, dat het niet In enig mens ligt, doch vast ligt in het Woord van onze God. Daaraan herinnerde ons ook Prof. Berkouwer In zijn artikel in „Trouw" van 18 Dec. 1950 ter gelegenheid van Prof. Schilders zestigste verjaardag. En wij zeggen mèt Schilder en mèt het citaat van Prof. Berkouwer: dit Is waarlijk, hier is het enige „licht in de rook".

Hoe kon God ook in de dood van Prof. Dr K. Schilder meer verheerlijkt worden dan doordat Hij hem wegnam op Zijn tijd. Wij doorgronden het niet, maar in het geloof zien we het. En daarom zij, in dankbaar gedenken aan wat God ons in deze mens en zijn werk tijdens en na zijn leven gaf en geeft (en dit „gegeven" roept In het bijzonder alle confessioneel-gereformeerde studenten toe ook deze voorganger te gedenken, want hij heeft het Woord Gods onder ons gesproken als weinigen!), ons enig antwoord op de roepstem, die door zijn dood tot ons komt, dat enig lied, waarin Schilder het antwoord gaf op de vraag: „Wat is de Hemel? " samenvatte: „Te Deiun laudamus".

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 5 juli 1952

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 5 juli 1952

De Reformatie | 8 Pagina's