„Ik ben Uwe”.
Ik ben uwe, behoud mij, want ik heb uwe bevelen ge zocht. Ps. II9 : 94, Onder aam zijn brief placht een Latinist te schrijven: „Totus tuus", en dat beduidde dan: „Ik ben geheel de uwe". Van de Latinisten heeft me& in familiaren stijl dit onder ons overgenomen. Bij meer deftige verhoudi ...
„Zitten op twaalf tronen, oordeelende de twaalf geslachten Israels”.
En Jezus zeide tot hen: Voorwar ik zeg u, dat gij, die mij gevolgd zijt, in de wedergeboorte, wanneer de Zoon des menschen zal gezeten zijn op den troon zijner heerlijkheid, dat gij ook zult zitten op twaalf tronen, oordeelende de twaalf geslachten Israels. Mattheus I9 : 28. ...
„God en de Mammon”.
Geen huisknecht kan twee heeren dienen; want 6f hij zal den éénen haten, en den anderen liefhebben; öf hij zal den éénen aanhangen, en den anderen verachten. Gij kunt God niet dienen en den Mammon. Luc. i6 : 13. Niet alle geld is Mammon.Mammon wordt 't geld ...
„Gelijk Hij gewild heeft”.
Maar nu heeft God de leden gezet, een iegelijk van deze in het lichaam, gelijk Hij gewild heeft. I Cor. 12 : 18. Elk kind van God is op een eigen manier bewerktuigd, en die ons bewerktuigd heeft, is God. Dat rekent van onze Schepping af, ja, van vóór onze Schepping ...
„nachten der moeite
Alzoo zijn mij maanden der ijdelheid ten erve geworden, en nachten der moeite zijn mij voorbereid, Job 7 : 3. De nacht is een eigen stuk van ons leven, dat voor den één nauwelijks meetelt, en voor den ander zijn leven schier beheerscht. Met den nacht gaat een klein ...
„De eeuw in hun hart gelegd”.
Hij heeft ieder ding schoon gemaakt op zijnen tijd; ook heeft Hij de eeuw in hun hart gelegd; zonder dat een mensch het werk dat God gemaakt heeft, kan uitvinden van het begin tot het einde toe. Pred, 3 : II. Dat heeft God gedaan. Aan ons, kleine, nietige creaturen ...
„Mijn zuchten is voor U niet verborgen”.
Heere, voor U is al mijue begeerte; en mijn zuchten is voor U niet verborgen. Psalm 38 : 10. Smart die zich niet uiten kan, en waarbij ge aan het hart geen lucht kunt geven, is het bangst om te dragen. Zoolang ge uw leed nog aan een lieve moeder klagen kuat, of uw ...
„Mijn begrafenis.”
VAN HET LIJPEN ONZES HEEREN. III. Want als lij deze zalf op mijn lichaam gegoten heeft, zoo heeft zij het gedaan tot eene voorbe: reiding van mijne begrafenis. Mattb. 26 : 12. Niet zoo onnatuurlijk dringt sich bij het in leven ...
„Het Hoofd niet behoudende”.
En het Hoofd, niet behoudende, uit hetwelk het geheele lichaam, door de samenvoegselen en samenbindingen voorzien en samengevoegd zijnde, opwast met Goddelijken wasdom. Colossensen 3 : 19. Op allerlei marnier drukken we onze gewaarwording uit, als 't joiste verband ...
„Bedroefd tot den dood toe.”
VAN HET LIJDEN ONZES HEEREN. IV. Toen zeide hij tot hen: Mijne ziel is geheel bedroefd tot den dood toe; blijft hier en waakt met mij. Matth. 26 : 38. Op heel den lijdensweg is er geen klacht over Jezu ...