Het zedelijk karakter der Reformatie gehandhaafd tegenover Rome - pagina 151
141 löo) Luther heeft in zijn voorlezingen over de Romeinen bij Rom, 4, 7 uitvoerig geschilderd, hoe de mensch op tweeërlei wijze ten opzichte van de concupiscentia dwalen kan, en hij heeft deze schildering ongetwijfeld ontleend aan hetgeen hijzelf had ondervonden. De eene wijze van dwaling besto ...
Het zedelijk karakter der Reformatie gehandhaafd tegenover Rome - pagina 152
142 om met behulp van 's menschen eigen kracht de zonde te overwinnen en rechtvaardig voor God te worden. De al dieper doorgaande kennis der zonde had Luther geleerd, dat het niet voldoende was, de vruchten der zonde af te snijden, zoolang de wortel der zonde bleef. Daarom had hij beproefd het pe ...
Het zedelijk karakter der Reformatie gehandhaafd tegenover Rome - pagina 153
143 invindbilis est" (W. A. 1, 35). Nu is deze geheele voorstelling van Denifle, hoewel verschillende Protestantsche schrijvers haar hebben overgenomen, zoo door en door onwaar en met de duidelijke uitspraken van Luther zelf in tegenspraak, dat zelfs GRISAR, Luther 1, p. 86 en v. v. geen oogenbli ...
Het zedelijk karakter der Reformatie gehandhaafd tegenover Rome - pagina 154
144 opgeven, of dat de overwinning onmogelijk is. Hierin bestaat het onderscheid, zegt hij, tusschen den homo carnalis en den homo spiritualis, dat de „spiritualis pugnat cum came et gemit, quod non tantum potest, quantum vult", maar dat de „carnalis non pugnat, sed cedit atque consentit" (1, 2, ...
Het zedelijk karakter der Reformatie gehandhaafd tegenover Rome - pagina 155
i 145 door Denifle zelf meegedeelde citaten p. 229 en v.v. blijkt, hoe gebruikelijk het destijds was, de intrede in het klooster een secundum baptistna te noemen; zie voorts over dit onderwerp WALTHER, Für Luther wider Rom, p. 445 en v.v.; KOLDE, P. Denifle, p. 15 en v.v.; KöHLER, Ein Wort, p. 33 ...
Het zedelijk karakter der Reformatie gehandhaafd tegenover Rome - pagina 156
146 necessaria"; maar hij voegt er terstond aan toe, dat de Pausen beter zouden doen, „ut ea quantum possent, paucissima preciperent", ja dat het „hodie necessarium esset, ut toUerentur dies ieiuniorum et multorum festorum, quia populus rudis ea conscientia observat illa, ut sine iis salutem esse ...
Het zedelijk karakter der Reformatie gehandhaafd tegenover Rome - pagina 157
UI MS) Luther teeltent telkens protest aan tegen de voorstelling der Scholastieke Doctoren, als zou de justificatio bestaan in een „instantanea infusio gratiae et expulsio peccati", in dien zin „quod totum peccatum simul prorsus expelleretur totaque simul gratia infunderetur" (W. A. 1,43 en 4, 66 ...
Het zedelijk karakter der Reformatie gehandhaafd tegenover Rome - pagina 158
148 nifle voorts op grond van dergelijke uitspraken van Luther beweert, dat er in Luther's systeem „vom Austreiben der Sünde keine Rede" is {Luther, I-, p. 465) en Luther niets zou willen weten van een „innerliche Gnade Gottes", die den mensch verandert en heilig maakt, maar de justificatie „rein ...
Het zedelijk karakter der Reformatie gehandhaafd tegenover Rome - pagina 159
149 maar op de nieuwe aarde, die komen zal, zooals Petrus zegt: „novos celos et novam terram Dominus faciet, in quibus iustitia habitet"; maar ze begint toch reeds met hier op aarde zich een woning in ons te bereiden: „parat sibi interim habitationem peccata sanando" (I, 2, p. 111). De geloovigen ...
Het zedelijk karakter der Reformatie gehandhaafd tegenover Rome - pagina 160
150wordt: „licet peccatum relinquat, ut dum iustificat spiritum, reliquit concupiscentiam in carne" (I, 2, p. 164). Daarom is de geloovige nooit justificatus, maar altoos justificandus: „Ideo nullus Sanctorum se iustum putat, sed iustificari semper et petit et expectat" (I, 2, p. 95), of g ...