1911-1912 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 67
59 den aanleg beproeven en binnen elke groep den invloed van de omgeving trachten op te sporen. De aanleg als zoodanig onttrekt zich aan ons onderzoek, maar hij drukt zijn stempel op allerlei gegeven, dat bestudeerd worden kan. Ik denk hierbij in de eerste plaats aan het karakter, een complex van ...
1911-1912 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 68
60kephalie als zoodanig aan te merken, want deze indeeling vereenigt wat niet vereenigd mag worden". Een anatomisch gegeven, dat van den aanleg in hooge mate, van de omgeving niet — of nagenoeg niet — afhankelijk is, is de teekening op de huid ; ik heb thans op het oog de huid aan de vinge ...
1911-1912 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 69
61 vingers links en rechts steeds 9; deze nummering is eenvoudig, gemakkelijk te onthouden en zeer praktisch. In tab. I is van een zeker aantal personen — in casu 11 en onderscheiden als A, B, C enz. — voor elk der vingers de aard van de teekening aangegeven, waarbij a beteekent boog, r radiale l ...
1911-1912 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 70
62tale en de verticale cijferreeksen, betrekking hebbende op één zelfden persoon, elkander snijden. Wanneer men nu de kleine verschillen — te beginnen met de kleinste — op de eene of andere wijze bijv. door onderstreeping, onderscheidt van de groote verschillen, zal men dikwerf eene groepe ...
1911-1912 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 71
63vingerteekening als onveranderlijk anatomisch gegeven, te samen met het karakter bij de groepeering van de menschen naar den aanleg kan bewijzen zal nader moeten blijken. Zoodra op de wijze, door mij geschetst, een belangrijk aantal personen naar den aanleg zullen zijn gegroepeerd, kan w ...
1911-1912 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 73
Over de diluviale glefschepijsfheorie van Topell.Een groot gedeelte van den bodem van noord-Europa (Skandinavië, Britanje, de Nederlanden, noord-Duitschland, Polen, noord-Rusland) bestaat uit diluvium. In ons land bijvoorbeeld rekent men zand, grint, keien, sommige leemlagen, Limburgsche k ...
1911-1912 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 74
66 men de kalksteen bij Rüdersdorf van het opliggende zand bevrijdde, dit gesteente duidelijke krassen vertoonde en als het ware gepolijst was. Slechts terloops zij hier vermeld, dat SEFSTRÖM evenals andere geologen van dien tijd b.v. WILLIAM BUCKLAND (1784—1856) en CHRISTIAN LEOPOLD VON BUCH (17 ...
1911-1912 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 75
67 bleef heerschen tot aan het jaar 1875. Toen trad de Zweed O T T O MARTIN TORELL (1828—1900) op met de bewering, dat het noord-Duitsche diluvium volkomen overeenstemt met het Noorsche of Skandinavische en dat in den diluvialen tijd de gletschers van Skandinavië zulk eene enorme uitbreiding moet ...
1911-1912 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 76
68 men sedert 1837 dat koude tijdvak ijstijd of ijsperiode. Aan de enorme gletschers van dezen ijstijd werden en worden al de diluviale of pleistoceene ') vormingen in de Alpenlanden toegeschreven. Bij het afsmelten van deze gletschers werden rivieren en waterstroomen gevormd, die eerst zand en g ...