GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Leestafel.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Leestafel.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

ARNOLDUS ROTTERDAM, ZIONS ROEM EN STERKTE of Verklaring van de Nederlandsche Geloofsbelijdenis. Met een inleidend woord van Dr. A. KuvPER. 2 d. — J. H. Kok. — 1914 — Kampen.

ARNOLD ROTTERDAM wordt proponent in 1741, predikant te ZUILEN in 1748, te STEEN­ WIJK in 1755, en sterft in 1781.

Tot zijn literaire nalatenschap, die uit preeken, gelegenheidsredenen en enkele historische werken bestaat, behoort ook zijn verklaring van onze Geloofsbelijdenis, die hij, omdat zij naar zijn oordeel, »de roem en sterkte" der Gerefqpneerde Kerken in Nederland is, — onder'den hierboven genoemden titel uitgaf.

Hoewel ROTTERDAM een goed geschoold theoloog was, draagt dit zijn werk toch allerminst een schoolsch karakter.

Het is een, zelfs ook voor minder ontwikelde gemeenteleden, verstaanbaar boek.

Dit hangt saam met het ontstaan ervan.

Toen toch Ds. ROTTERDAM te ZUILEN in de rovincie UTRECHT stond, heeft hij in een aanal samenkomsten, voor zijn eenvoudige dorpsenooten, de 37 artikelen uitgelegd.

Het toen gesprokene wilde inen gaarne ook ezen, en zoo is wat de, voor onze Belijdenis arm bezielde pastor van ZUILEN voor zich zelf p schrift had gebracht, ook door hem voor de ers gereed gemaakt.

Nog als hij te ZUILEN staat, verschijnt het e deel, dat Artikel I—XV en twee jaar later, als ij predikant te STEENWIJK is, het 2e deel dat rt. XVI—XXXVII behandelt.

Van ZioNS ROEM EN STERKTE kwam in 1890 en herdruk, waarbij DR. KUVPER een inleidend oord schreef.

Niettegenstaande DR. KUYPER'S toenmalige uitever wel ietwat bedenkelijk werk had geleverd, het Ie deel eindigde, als een keukenmeidenoman, midden in 'n zin en het opzichtige bandje loekte met den ernstigen inhoud —, vond deze erste herdruk mèt het «inleidend woord* bij et' Gereformeerde publiek toch zooveel aftrek, at hij geheel is uitverkocht. a B f U G

Dit is dan ook te begrijpen.

Want, zooals Dr. Kuyper terecht schrijft: »in e etterlijken zin is dit geschrift uit_ de gemeente r oor de gemeente geboren, en juist aan dien raktischen oorsprong dankt het zijn opgang.« i Wijl de zaak düs stond, meende de heer . H. KOK te KAMPEN, dat voor een nieuwen erdruk genoegzame reden bestond, en door hèm z s aan de eischen, die voor de uitgave van v en werk als dit mogen gesteld, dan ook volaan.

In dezen herdruk is bovendien de oude pelling in de tegenwoordige veranderd en zijn ommige woorden door beter verstaanbare verangen.

Dit boek brengt meer dan men van zijn titel erwachten zou. Behalve de verklaring van de ederlandsche Geloofsbelijdenis, brengt het ook en HISTORISCH BERICHT NOPENS DE BELIJDENIS ER HERVORMDE KERK, EN GELOOFSHERVORMING N DE NEDERLANDEN.

Reeds deze ^an ernstige studie getuigende n wèl gedocumenteerde verhandeling, maakt et boek ZIONS ROEM EN STERKTE lezenswaardig oor wie zoowel in de vaderlandsche Kerkeschiedenis als in de wording onzer gerefor­ m eerde Beüjdenis belangstellen.

Dit HISTORISCH BERICHT, dat p. 8—p. 94 b an het Ie deel vult, loopt van Karel V tot op e e groote vergadering der algemeene Staten in v 651. «Sedert dien tijd, " zoo eindigt het, «heeft e leer der waarheid getriumfeerd - over den ensch der boozen en is de Nederlandsche elijdenis, die wij onze lezers verklaren zullen, ions roem en sterkte geweest, gelijk wij verrouwen dat zij blijven zal, zoolang de Heere ijne kerk in Nederland heeft, voor allen die 4 ezelve van harte toegedaan zijn, tot een zalig inde!" ' ^ N

De tijdgenooten van Ds. ROTTERDAM hebben eze verhandeling gewaardeerd. In de Voorrede p het tweede deel toch schrijft hij: «Velen adden gaarne gezien dat ook dit boekdeel was ersierd geweest (ook de auteur zelf vindt zijn erk lang niet mm) met'een kort vervolg van ns historisch bericht, tot op dezen tegenwoorigen tijd."

Wat dan velen gaarne gezien hadden en Ds OTTERDAM ook wel, naar hij schrijft, «van zins eweest was te doen, " was echter niet gebeurd.

Toen hij dit tweede deel voor de pers gereed aakte, stond hij, zooals ik boven reeds schreef te STEENWIJK; en STEENWIJK was ZUIJLEN niet.

«Te ZUILEN», ZOO vertelt hij verder, «woonde ik onder den rook van UTRECHT en had vrijen en gemakkelijken toegang tot de synodale kast; daarenboven een gemeenzaam verkeer met geleerde mannen, die mij de schriften konden bijzetten, die tot het samenstellen van zulk eene historie behooren, en mij tot heden, voor een groot gedeelte ontbreken».

Dan, hoe lezenswaardig dit, ook op bronnenstudie berustend HISTORISCH BERICHT, hetwelk tot 1651 loopt, ook is, zijn grootste beteekenis ontleent ZIONS ROEM EN STERKTE aan de omstandigheid, dat het een verklaring is van de GELOOFSBELIJDENIS.

En ook als zoodanig is de arbeid van Ds. ROTTERDAM, uitnemend geslaagd en mag zijn boek lezenswaardig heeten.

In zijn, in meer dan één opzicht belangrijk «inleidend woord», dat metterdaad ook dézen herdruk „versiert", toon DR. KUYPER aan, dat wij strikt genomen maar één, voor de Gemeente leesbare uitlegging van onze CONFESSIE hebben, en dat is dan deze van Ds. ROTTERDAM.

Wel is er ook een uitlegging van PROF. MAREsius uit 1652, maar die is in het latijn geschreven, en hoe verdienstelijk ook, bovendien in een te schoolschen vorm om, voor wie geen theoloog is, genietbaar te zijn.

Maar, niet alleen aan zijn „eenigheid", doch ook aan de omstandigheid, dat, al heet het een verklaring^ het toch niet de subjectieve verklaring is van Ds. ROTTERDAM omtrent de Belij-, denis, — dankt ZIONS ROEM EN STERKTE ook DR. KUYPER'S sympathie.

Dat onze theologische literatuur, zoo rijk aan CATECHiSMUS-verklaringen, op het stuk van CON-SEssiE-verklaringen zoo schaars bedeeld is, het was, zooals KUYPER zegt, „geen verzuim maar opzet". ^

'n CoNSESsiE toch is zoo iets geheel anders dan een CATECHISMUS, en sprekend over dit verschil wijst hij er dan op, dat wie het karakter van 'n CONFESSIE verstaat, van oordeel moet zijn dat een verklaring van de confessie eigenlijk aan niemand toekomt, „overmits een confessie aller is, en niemand zich het recht mag aanmatigen van zijn bijzonder inzicht in de confessie als een verklaring van de confessie te laten uitgaan".

De confessie is niét, als de cathechismus, een leerboek, dat men voor zijn leerUngen verklaart, maar bedoelt, zooals PROF. MARESIUS schreef en waarin DR. KUYPER het goed met hem eens is: Ie de zuivere kerken van wat daar buiten ligt te onderscheiden; 2e. tegenover de onware voorstelling der waarheid de ware voorstelling te rechtvaardigen; 3e. de eenheid onder de kerken te bewaren; en 4e de grenzen aan te wijzen, die voor de leervrijheid in onze kerken gelaten zijn.

Maar wat ROTTERDAM in zijn boek geeft is dan ook niet zijn bizonder inzicht in de confessie, maar niets meer dan een uiteenzetting, uitlegging of ontleding van elk der 37 artikelen, waarbij aan den objectieven zin van het kerkelijk symbool nergens te kort wordt gedaan.

Een drievoudige uiteenzetting, — in de eerste uitgave door «haakjes", in dezen herdruk door .'. en lettersoort onderscheiden —, die telkens van het meer algemeene tot het bijzondere en meest bijzondere afdaalt.

T> \\% kan door dit geschrift van den op het stuk van rechtzinnigheid onverdachten predikant der 18e eeuw, ook het Gereformeerde Kerkvolk van de 20e eeuw de kennis van zijn BELIJDENIS verhelderen en verrijken. Ik denk hier o. a. ook aan de leden onzer gereformeerde jongelingsvereenigingen, in wier bibliotheken ZIONS ROEM EN STERKTE niet mag ontbreken.

Noemde ik zoo even DR. KUYPER'S woord, waarmee hij ook dezen herdruk inleidt, een «versiering" van het boek, ik dacht daarbij, onder meer, aan wat hij in die introductie schrijft over de verhouding van Confessie en Bijbel.

Het kan zijn nut hebben, dit ook hiermedetedeelen.

«De belijdenis", zoo schrijft DR. KUYPER terecht, «kan nooit naast den Bijbel liggen, maar moet er altijd oJ> rusten. Ze is uit Gods Woordl geput en steeds en voor ieder aan Gods Woord ppellabel. Alleen houde men wel in het oog, G dat de Confessie het eigendom niet van A. of ., maar van de Kerken is, en dat dus alleen d de Kerken het recht hebben, ohi over de Con­ t essie in wettige generale synode te beslissen; w efst zelfs in verband met de buitenlandsche d ereformeerde Kerken".

En hij verwijst daarbij naar wat MARESIUS ehreef over het verschil tusschen Gods Woord n de Confessie: «Vooreerst de H. Schrift is echter over de Confessie, nooit de Confessie over de H. Schrift. Ten tweede., de H. Schrift s Gods Woord, de Confessie, wat haar eigen uitdrukking aangaat, een woord van menschen. Ten derde, de H. Schrift is noodzakelijk ter aligheid, de Confessie is alleen noodzakelijk oor de positie en het verband der Kerken. Ten vierde, de H. Schrift blijft wat ze is, maar de Confessie kan verbeterd, uitgebreid en herien worden. Ten vijfde het gezag der H. Schrift indt de conscientie zonder meer, maar de onfessie bindt de conscientie alleen krachtens et verband, waarin we met de Kerken staan".

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 29 november 1914

De Heraut | 4 Pagina's

Leestafel.

Bekijk de hele uitgave van zondag 29 november 1914

De Heraut | 4 Pagina's