GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

"Tot een hoog bertrek."

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

"Tot een hoog bertrek."

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Doch de HEERE is mij geweest tot een hoog vertrek, en mijn God tot eene steenrots mijner toevlucht. Psalm XCIV : 22.

Het land, dat ons volk bewoont, is te plat, om de bezieling, die in dat gewagen van een hoog vertrek ligt, rechtstreeks in ons op te nemen.

In het land van Israël, waar de keurpsalraen 't eerst gezongen zijn, was het terrein bergachtig. In Juda meer nog dan in Samaria èn Galilea. Daar kon die zegswijze van het tihoog vertrek" dan ook rechtstreeks verstaan worden, omdat men er de schuilplaatsen in de bergspleten voor oogen liggen zag. Dit is nog zoo. En wie van Jeru.salem naar de Jordaan het bergachtig land doorwandelt, waar Johannes de Dooper zich ophield, . ziet nog op allerlei berghoogte de kloosters en de bidcellen liggen, waarin de van de wereld afgedoolden zich terugtrekken.

Toch is 't opmerkelijk, dat in de Psalmen, en zoo ook in de Profetieën, niet van schuilplaatsen, maar bijna eeniglijk van een overtrek" en dan van een vertrek dat hoog ligt, gesproken wordt. Niet op geheele woonsteden wordt gedoeld, maar op gelegenheden van kleiner omvang, die meer aan één enkel vertrek deden denken. Nu lagen er hoog op de bergen in Israël ook wel kleine versterkingen van grooter omvang, zooals dat nog steeds allerwegen in het bergland zich voordoet. Maar op dat denkbeeld van bergforten wordt hier niet ingegaan. Er wordt alleen gedacht aan een kleine ommuurde plaats, waarin men schuilen kon, en zich als in 't verborgene kon ophouden, om zijn God aan te roepen en te bidden.

En zoo nu genomen, heeft zulk een hoog vertrek, waarin men zich, als 't bang w«rd, terug kon trekken, om eenzaam met zijn God te verkeeren, en in Hem de rust voor zijn hart terug te vinden, iets bijna dichterlijks, dat van zelf boeit.

Zulk een hoog vertrek doet dan van zelf denken aan een ontvluchten van de wereld en aan een zich onttrekken aan een vijand die u vervolgt, en tegelijk houdt ze de tweeledige bekoring in zich, dat zulk een hoog vertrek God nader bij ónze ziel, en onze ziel nader bij onzen God brengt.

Het hoog vertrek doelt op 't in veiligheid stellen van onze ziel voor wie ons vervolgt, en tegelijkertijd op de intimiteit die 't biedt voor onzen verborgen omgang met onzen God. Wie God zoekt, ziet van zelf naar boven op, en voelt zich daarom in het hoog vertrek Gode meer nabij. En omgekeerd is 't of in die berghoogten, die nader aan den hemel zijn, onze 'Vaader die in de hemelen is, ons meer nabij komt.

Ook • onze geestelijke vijanden en belagers wagen zich 't Hefst aan ons inhet gelijkvloersche wereldleven. 'W^ie de vlakte doorkruist heeft; en op het hooger bergland mocht genieten, zag 't voor oogen, hoe alle zondige verleiding zich in de platvloersche steden terugtrekt, en-ons in 't lage land opwacht om ons te verstrikken.

In het hooge bergland daarentfgén bloeit wel de weelde der natuur, maar niet het overdidig glinsteren van het wereldsche leven. Wie dat begeert, zoekt niet de berghoogte op, maar blijft in de vlakte van omlaag. Ook feitelijk mag daarom gezegd, dat in het hoog vertrek het aardsche leven veiliger is, en dat juist om-

gekeerd iu het vlakke, platte land omlaag de zonde u opwacht.

Overdrachtelijk bracht dit er van zelf toe, oib ter ontvluchting van onze geestelijke verleiders, het hoog vertrek in den eenzamheid daarboven op te zoeken, en zoo in die stille schuilplaats aan de verleiding van omkag ons te onttrekken.

Maar ook onze verborgen omgang met onzen God woidt door dit uitgaan uit de wereld en dit ons terugtrekken in de eenzame hoogte zoo machtig beheerscht.

Het booze, het onheilige schuilt steeds voor ons besef in de laagte en in de diepte, terwijl omgekeerd de ziel die haar God zoekt, van zelf naar omhoog gluurt, In den aanhef van het Onze Vader spreekt zich dit dan ook reeds aanstonds uit. Niet alleen toch van »Onze Vader" gewaagt datr de bidder, maar hij voegt er aanstonds bij: »Onze Vader, die in de hemelen zijt."

In het gewone aardsche leven zien we vkk om ons heen, en van zeer nabij voor ons uit.

Zelfs is dit plicht en roeping. In onzen dagelijkschen 'werkkring mogen we niet als dwepers in de hoogte staren, maar moet oog en hand nabij onzen arbeid zijn. En alleen wie alzoo zijn dagelijksche roeping verstaat, komt in 't gemeene leven vooruit.

Maar vlak omgekeerd is de gewaarwording die onze ziel ondergaat, zoo dikwijls ze behoefte gevoelt aan Gods verborgen omgang. Voor den verborgen' omgang heeft de eenzaamheid voorkeur. Jezus sprak er zelf van dat we, om heiliglijk te bidden, aan. de eenzaamheid voorkeur hadden te geven, en eerst na de deur gesloten te hebben, onze ziel tot onzen God konden opheffen.

Hel zondige in ons leven dringt hiertoe.

Wie in het Vaderhuis zal zijn ingegaan, wordt van zijn God niet meer afgeleid, maar in heel zijn existentie naar zijn God getrokken. Zoolang we daarentegen op aarde omdolen, tiekt maar al te veel ons van onzen God af, en moet de eenzaamheid ons lief zijn, om ons nader bij onzen God te gevoelen, 't Blijft tot aan onzen jongsten snik : ïHoog, omhoog het hart naar Boven. Hier beneden is het niet."

Terugdenkend in ons verleden, weten we het dan ook zoo op alle manier uit onze geestelijke ervaring, dat 't nabij onzen God zijn, te midden van het drukke wereldleven, ons zoo zelden gelukt, en dat we, om die nabijheid te genieten, ons liefst van alles afzonderen moeten, om geheel alleen met oiizen God te wezen.

Ook het gezamenlijk gebed brengt verheffing, maar toch, de rijkste bevrediging heeft iedere ziel steeds in de eenzaamheid met haar God gesmaakt. Als niets ons aftrekt, trekt 't alles ons naar Boven. Dan neigt onze ziel tot bidden.

Dan lokt 't alles ons tot bidden uit. En dan leert zalige gebedservaring ons, hoe we nooit rijker dan ia de stille en verborgen eenzaamheid de liefde onzes Gods als kunnen indrinken.

Ook het saam met de broederen bidden kan in heilige verrukking brengen, en ons een voorgevoel van zalige gemeenschap doen genieten, als in de stille eenzaamheid nimmtr ons deel • kan zijn. Maar dat blijven toch uitzonderingen, en steeds is 't van de diepst ingeleiden beleden, dat ze aan Gods verborgen omgang de rijkste zielskracht konden ontkenen, ook voor den strijd in het leven.

En mag in dien zin gedankt, dat onze ziel in 't »met God alleen zijn" zich de rijkste kracht van Boven voelt toevloeien, ook omgekeerd mag beleden, dat onze Göd in de verborgen eenzaamheid 't naast tot zijn geloovigeii komt.

Zelfs van onzen Heiland lezen we, hoe hij zich uit de woelende schare gedurig terugtrok, om voor den strijd des levens krachtsveruieuwing van zijn God te ontvangen.

Doch tDmgekeerd ziet men geheel de Schrift door, hoe onze God, om zijn uitverkorene instrumenten voor hun heilige taak voor te bereiden, en hen tot in 't diepst van hun hart te raken, hen schier altoos naar de eenzaamheid lokt, om in 't eenzaam schuilend hart 't diejjst te kunnen indringen. Denk slechts aan Mozes in 't Oude en aan Paulus in 't Nieuwe Verbond, en bij beiden ziet ge hoe beider God, om 't diepst op hen in te werken en hen te begiftigen met wat ze voor hun levenstaak behoefden, ze in eenzaamheid tot Zich roept, in die verborgen eenzaamheid hun 't naast komt, en zoo eerst zijn heilige geesteskracht in hen doet uitgaan. Hoe lange jaren rnoesten èn Mozes èu Paulus niet eenzaam omdolen, eer ze rijp waren voor hun hooge taak.

En zoo is 't nog.

Wie nog de stille uren niet kent, waarin zijn God hem uit het drukke leven in de eenzaamheid lokt, - om in 't hoog vertrek hen geestelijk te voeden en op te voeden, is maar al te zeer nog een 'vreemdeling in het geestelijke. En alleen wie zich innerlijk rijk gevoelt door wat hij in het hoog vertrek met zijn God mocht doorleven, leeft reeds vooruit in wat hem eens voor eeuwig wacht.

De zieleweelde van dit hoog vertrek geeft zoo ten volle weer, wat in het 7c vers van Psalm 25 ons toespreekt: .

»Gods verborgen omgang vinden Zielen waar zijn vreez' in woont; 't Heilgeheim wordt aan zijn vrinden Naar zijn vreêverborid getoond.

D' oogen houdt mijn stil gemoed Opwaarts, om op God te letten; Hij die trouw is zal mijn voet Voeren uit der .boozen netten«.

Dr. A, K.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 25 november 1917

De Heraut | 4 Pagina's

"Tot een hoog bertrek."

Bekijk de hele uitgave van zondag 25 november 1917

De Heraut | 4 Pagina's