Een uniek geval.
Een onzer predikanten. Ds. W. Faber, verkeert in een zeer eigenaardige positie.
A!s student eerst in de rechten studeerende, gaf hij zich vrijwillig op voor den legerdienst bij de reserve, waar hij het tot den graad van tweeden luitenant bracht.
Later van studie veranderende en tot de theologie overgaande, omdat hij predikant wilde worden, werd hij van den militairen dienst niet ontslagen. Ernstige' bezwaren scheen dit ook niet te zullen opleveren, want als reservist behoefde hij slechts enkele weken op te komen, en als predikant kon dit door hem in zijn vacantietijd worden gedaan. Geheel anders kwam de zaak echter te staan, toen de oorlogsmobilisatie alle reservisten onder de wapenen riep en ook Ds. Faber daardoor genoodzaakt werd zijne gemeente te verlaten en zijn ambtelijk werk geheel te laten stilstaan. Vooral' nu 'dit reeds meer dan drie jaar duurde, werd dit een onhoudbare positie. Van eenige faciliteit of tegemoetkoming van de zijde van het legerbestuur, om hem met het oog op zijn gansch exgeptioneele positie gelegenheid te geven toch zooveel mogeiijk. de bediening des Woords in zijne gemeente waar te nemen, was geen sprake. Een verzoekschrift aan den Minister om va*h zijn militairen dienst ontheven te worden, nadat hij dien drie jaar lang heeft vervuld, mocht niet baten.
Thans heeft de classis 's-Gravenhage besloten deputaten naar den Minister van Oorlog te zenden, ten einde nogmaals op ontslag uit den dienst van dezen predikant aan te dringen. Mogen we de hoop uitspreken, dat dit verzoek thans een welwillend oor zal vinden en dat ook de mannen van politieken invloed van onze zijde dit verzoek bij den Minster zullen ondersteunen ?
Van eenig werkelijk belang voor het leger kan natuurlijk het al of niet in dienst blijven van dezen predikant-luitenant niet wezen. De weerkracht van het leger zal er-geen oogenblik schade onder lijden, wanneer öij uit den legerdienst ontslagen wordt. En waar de Minister telkens langdurige verloven of zelfs geheel ontslag uit het leger verleent met het oog op studie, of op den landbouw of omdat een invloedrijke Handelmaatschappij werkkrachten noodig heeft, daar is het toch waarlijk niet te veel gevraagd, dat deze zelfde gunst verleend wordt, waar het hier het belang eener Kerk geldt, die door deze langdurige afwezigheid van haar predikant zeer wezenlijke schade lijdt. Bovendien, al mag naar de letter der wet het in dienst houden van dezen predikant-luitenant gerechtvaardigd wezen, naar den geest der wet is het zeker niet, die juist aan de geestelijken en bedienaren van den godsdient het privilegie schonk, dat zij op hun aanvraag van den militie-dienst zouden worden vrijgesteld.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 25 november 1917
De Heraut | 4 Pagina's