GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Het zedelijk karakter der Reformatie gehandhaafd tegenover Rome - pagina 95

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het zedelijk karakter der Reformatie gehandhaafd tegenover Rome - pagina 95

Rede bij de overdracht van het rectoraat aan de Vrije Universiteit

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

85 gelischen Kirche, Leipzig, 1904, p. 33—49; W. KÖHLER, Ein Wort zu Denifle's Luther, Tubingen, 1904, p. 15—17; G. KAWbRAU, Ein Anklage Denifles gegen Luther in de Deutsch-evangelische Blatter, XXIX Jahrg., Heft 8, Aug. 1904, p. 530—540, waar hij over de absolutieformule handelt en voorts zijn uitvoerige critiek op Denifle's werk in de Theol. Stud, und Krit. Jahrg. 1904, Heft. 4, p. 620—626 en WALTHER, Für Luther wider Rom, p. 442 enz. SS) DENIFLE, Luther, P, p. 121,123—127 enz. geeft voorts nog verschillende uitspraken van Luther, waaruit blijken moet, dat Luther niet alleen loog, maar ook de leugen zelve goedkeurde en aanbeval, wanneer ze dienst kon doen voor een goede zaak. DR. G. SODEUR, pred. te Würzburg heeft in een afzonderlijk geschrift: Luther und die Lüge, Leipzig, 1904, deze beschuldiging van Denifle onderzocht en wederlegd; hij haalt daartoe tal van uitspraken van Luther aan, waaruit blijkt, dat Luther juist zoo beslist mogelijk de leugen afkeurde en de plicht tot waarheid spreken ieder mensch inscherpte; vervolgens bespreekt hij de noodleugen of Nutzlüge, die Luther geen zonde achtte, en ten slotte handelt hij over de vraag, of Luther anderen tot leugen heeft willen verleiden, zooals Denifle beweerd had. Zie voorts WALTHER, Für Luther wider Rom p. 415—476 en H. BOEHMER, Luther im Lichte der neueren Forschung, Leipzig, 1905, p. 90—94. Dat Luther op grond van verschillende voorbeelden in het Oude Testament, waaruit blijkt, dat de noodleugen ook door vrome mannen gebruikt is, de noodleugen geen zonde achtte, is juist; evenzeer dat hij in enkele gevallen, zooals bij de bigamie van Philip van Hessen haar gebruik aanbeval, omdat het hier de bewaring gold van een biechtgeheim. Luther staat hier zeker niet zoo hoog als Calvijn, die het mendacium officiosum beslist heeft afgekeurd en beter dan Luther verstaan heeft, dat de exempla van de H. Schrift ons niet tot regulae gesteld zijn, maar zelf naar den ethischen norm moeten beoordeeld worden. Maar wel heeft Sodeur volkomen gelijk, wanneer hij tegenover de onbillijke critiek van Roomsche zijde er op wijst, dat ook de door den Paus tot Doctor Ecclesiae verklaarde Hilarius van Poitiers, evenzeer als Luther, de noodleugen heeft goedgekeurd; en dat de Moralisten der Roomsche Kerk tot bewaring van het biechtgeheim, evenzeer als Luther, het spreken van onwaarheid geoorloofd hebben geacht en zelfs in sommige gevallen tot plicht stelden. Overigens is het natuurlijk dwaasheid, als Denifle uit deze speciale gevallen, waarin Luther

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 oktober 1910

Rectorale redes | 192 Pagina's

Het zedelijk karakter der Reformatie gehandhaafd tegenover Rome - pagina 95

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 oktober 1910

Rectorale redes | 192 Pagina's