GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Het zedelijk karakter der Reformatie gehandhaafd tegenover Rome - pagina 87

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het zedelijk karakter der Reformatie gehandhaafd tegenover Rome - pagina 87

Rede bij de overdracht van het rectoraat aan de Vrije Universiteit

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

77 ipse a me recedebat"; en hij voegt er aan toe: zelfs „post confessionem et missationem nunquam poteram acquiescere animo, quia conscientia non potest firmam consolationem ex operibus habere" (E. A. op. lat. 7. 72, 73). En op de andere plaats zegt hij evenzoo: „Ego autem, qui me, utcunque irreprehensibilis monachum vivebam, sentirem coram Deo esse peccatorem inquietissimae conscientiae, nee mea satisfactione placatum confidere possem, non amabam, sed odiebam iustum et punientem peccatores Deum" (E. A. var. arg. 1, 22). Daarna verhaalt Luther dan, hoe zijn ziel tot rust en vrede was gekomen, doordat hij verstaan leerde, dat de justitia Dei in Rom. 1 : 17 niet de straffende gerechtigheid Gods beteekende, maar de „justitia qua nos Deus misericors iustificat". Dat Luther met dit laatste nu niet bedoeld kan hebben de justitia infusa, zooals de Roomsche Kerk deze leert, is duidelijk. Want vooreerst wist Luther reeds van zijn jeugd af, dat de Roomsche Kerk zulk een justitia infusa leerde en kon hierin dus geen nieuwe ontdekking voor hem schuilen. En in de tweede plaats had Luther zelf juist verhaald, hoe hij deze justitia infusa gezocht had in het sacrament van de biecht (post confessionem et missationem), maar daardoor geen vrede had gevonden. En dat Luther dit alles niet eerst in 1540 aldus verzonnen heeft, maar, dat hij metterdaad in den tijd van zijn bekeering zelf aldus geoordeeld heeft over deze gratia infusa, kan blijken uit een preek van 1514, waar Luther spreekt over de leer der Roomsche Theologie van de infusio gratiae, waardoor „tota gratia infunderetur", en daarop volgen laat: „sic enim sapere quid est aliud quam desperationem incurrere et infoelicem conscientiam inquietare? Sic enim et ego prope de Deo et quicquid ipse est et habet desperavi" (W. A. 4, 665). Waar dit de ervaring van Luther geweest was, hoe zou hij daar ooit kunnen verklaren: het inzicht, dat de justitia Dei in Rom. 1 : 17 de iustitia in nobis infusa is, heeft mij vrede voor mijn hart geschonken en de poorten van het Paradijs voor mij doen opengaan ? Wat Luther dien vrede bracht, was niet, gelijk Denifle hem zeggen iaat, dat hij leerde verstaan, dat de justitia Dei in Rom. 1 : 17 niet in actieven, maar in passieven zin bedoeld was, maar gelijk Luther uitdrukkelijk verklaard heeft, dat hij door de daarop volgende woorden, die Paulus uit Hab. 3 aanhaalt: iustus ex fide vivit, een geheel ander begrip kreeg van de iustitia, waardoor de mensch voor God bestaan kan; ze was een „iustitia qua iustus dono Dei vivit, nempe ex fide" (E. A. var. arg. 1,23). Hierop valt alle nadruk. Want daaruit blijkt, dat Luther, door Gods Woord geleerd, de iustitia

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 oktober 1910

Rectorale redes | 192 Pagina's

Het zedelijk karakter der Reformatie gehandhaafd tegenover Rome - pagina 87

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 oktober 1910

Rectorale redes | 192 Pagina's