Het zedelijk karakter der Reformatie gehandhaafd tegenover Rome - pagina 132
Rede bij de overdracht van het rectoraat aan de Vrije Universiteit
12'2
dit laatste, gelijk ik reeds heb aangetoond, onjuist; de hoofdzaak is echter, dat Grisar de betrouwbaarheid van dit bericht van Luther volmondig toegeeft en dus wel degelijk het „religiose Erlebnis" aanneemt. En evenzoo tweeslachtig handelt hij, wanneer hij wel met Denifle aanneemt, dat het „Wendepunkt" van Luther in 1515 ligt bij zijn commentaar op de Romeinen en zegt, dat Denifle gelijk heeft, dat in den commentaar op de Psalmen nog geen heretische leer valt te ontdekken {Luther, I, p. 56), maar daarna verklaart, dat dit alleen juist is, wanneer men den commentaar op de Psalmen op zich zelf neemt, maar dat, als men retrospectief van de latere ontwikkeling van Luther uit, dezen commentaar beschouwt, de „Vorboten" van Luther's afval hier toch reeds duidelijk te zien zijn, en het dan blijkt, dat de uitdrukkingen van Luther, die een goed Katholiek desnoods nog zou kunnen gebruiken, een geheel andere beteekenis krijgen, zoodat de afwijking van Luther reeds in 1512 begonnen is (p. 203—212). Feitelijk komt Grisar dus tot hetzelfde resultaat als de Protestantsche onderzoekers en geeft hij het standpunt van Denifle geheel prijs. Kan er dus geen twijfel over bestaan, dat de bekeering van Luther in 1512 heeft plaats gevonden en de vrucht van deze bekeering het eerst in Luther's Psalmencommentaar wordt gezien, toch is hiermede allerminst bedoeld, dat Luther toen reeds voor zijn eigen besef met de Roomsche Kerk zou hebben gebroken en bedoeld zou hebben, als Reformator op te treden. Evenals er vóór zijn bekeering een voorbereiding heeft plaats gevonden, zoo is er ook na zijn bekeering een voortgaande ontwikkeling geweest. Luther zelf heeft daarop gewezen, toen hij in 1545 verhaalde, hoeveel moeite het hem gekost heeft, ook nadat hij de „primitias cognitionis et fidei Christi hauserat", om aan de dwalingen van het Pausdom zich te ontworstelen (E. A. var. arg. 1, 20). Zijn bekeering was ook niet een breken met de Kerk, waartoe hij behoorde, maar veeleer een breken met zijn eigengerechtigheid, om de toevlucht te nemen tot de gerechtigheid van Christus, die alleen hem redden kon. Eerst door dit ervaringsfeit in zijn innerlijk zieleleven is allengs de overtuiging bij hem gerijpt, dat de leer en praktijk der Roomsche Kerk niet deugde. Hoe langzaam dit proces is gegaan, blijkt wel, als men de vroegste geschriften van Luther bestudeert. In de dictata super Psalterium zijn de uitdrukkingen meestal nog zoo zeer aan de Roomsche terminologie ontleend, dat Denifle zelfs meent, dat Luther toen nog goed Roomsch was. En zelfs in zijn voorlezingen over de Romeinen, waar Denifle het eerst duidelijk den ^afval" van
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 oktober 1910
Rectorale redes | 192 Pagina's
![Het zedelijk karakter der Reformatie gehandhaafd tegenover Rome - pagina 132](https://geheugenvandevu.digibron.nl/images/generated/rectorale-redes/het-zedelijk-karakter-der-reformatie-gehandhaafd-tegenover-rome/1910/10/20/1-thumbnail.jpg)
Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 oktober 1910
Rectorale redes | 192 Pagina's