GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Het zedelijk karakter der Reformatie gehandhaafd tegenover Rome - pagina 179

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het zedelijk karakter der Reformatie gehandhaafd tegenover Rome - pagina 179

Rede bij de overdracht van het rectoraat aan de Vrije Universiteit

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

169 pastoor slecht geleefd, maar drie jaar geleden had hij zich voorgenomen „mulierem non tangere;" hij was echter slechts anderhalf jaar staande gebleven, „quippe neminem Eremi habens comitem huius instituti, scandalizantes vero non paucos, heu cecidi." In plaats dat men te Einsiedein hem dus geholpen had, om in dit besluit te volharden, had de geestelijkheid aldaar zelf hem het slechte voorbeeld gegeven. Dat hij de dochter van een Amman verleid zou hebben, was echter niet waar; zijn vaste stelregel was steeds geweest „nee alienum thorum conscendere . . nee virginem vitiare . . nee deo dicatam prophanare". De vader van het bedoelde meisje was geen Amman, maar een barbier, (tonsor) en zijn dochter, waarvan het nog twijfelachtig was, of ze wel zijn dochter was, was reeds door anderen verleid, wat ieder te Einsiedein wist; „nee quod ad me spectat, ego ignoravi, earn devirginatam". Zwingli was dan ook meer door haar verleid, dan dat hij haar verleid had; en waar ze thans voorgaf door hem zwanger geworden te zijn, wist hij niet eens, of hij wel de vader van het te wachten kind was: „cum in nos oculos coniecit, actum est, ut iam uterum ex me ferat, si modo vel hoc certo scire potest". En niet alleen in dit geval was het gerucht onwaar, maar: „non modo illam aut aliam, sed nullam, quoad viximus, virginem a nobis stupratam". Over zijn afdwaling had Zwingli voor God schuld beleden : „culpam apud Deum Opt. Max. deprecati sumus"; en wat de toekomst betreft, zegt hij, wanneer men vreest „nos consuetudine teneri, respondeas, nihil in hoc esse periculi", hoewel hij er aan toevoegt: „nihil tamen spondeo memor, quod circumdatus sum infirmitate". Al ontbreekt dus het schuldgevoel bij Zwingli zeker niet geheel, toch kan kwalijk ontkend, dat de toon, waarop hij over deze zaak schrijft, meer schertsend dan ernstig is, en dat hij zijn zonde blijkbaar te zeer ,en bagatelle' opnam. ^°*) Soortgelijke verontschuldigingen werden o. a. aangevoerd door Die Objeküvitat Janssens urkandlich beleuchtet, 1882, p. 28 en v.v.; door R. STSHELIN, Huldreich Zwingli und sein Reformationswerk in de Schriften für Reformationsgeschichte I Jahrg. Schrift 3, 1883, p. 29 en v.v. en Zeitschrift für Kirchengeschichte, V\, p. 43G en v.v. en door SCHWEIZER, Über Janssens Darstellung der Reformationsgeschichte, Protest. Kirchenzeitung, 1883, No. 23—27. EBRARD,

126) Van Roomsche zijde wordt dit ontkend en beweerd, dat Zwingli

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 oktober 1910

Rectorale redes | 192 Pagina's

Het zedelijk karakter der Reformatie gehandhaafd tegenover Rome - pagina 179

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 oktober 1910

Rectorale redes | 192 Pagina's