GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Het zedelijk karakter der Reformatie gehandhaafd tegenover Rome - pagina 93

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het zedelijk karakter der Reformatie gehandhaafd tegenover Rome - pagina 93

Rede bij de overdracht van het rectoraat aan de Vrije Universiteit

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

83 digen van opzettelijke vervalsching van door hem aangehaalde citaten; inzonderheid doet hij dit bij twee citaten door Luther aangehaald uit de werken van Bernard van Clairvaux {Luther, I-, p. 40—49) en bij enkele citaten uit Augustinus en den zoogenaamden Ambrosiaster (t. a. p. p. 482—496); Luther zou deze citaten „entgegen seinem besseren Wissen" opzettelijk onjuist hebben aangehaald of er een verkeerde beteekenis aan hebben gegeven. Natuurlijk kan ik er niet aan denken deze en de verder in den tekst tegen Luther ingebrachte beschuldigingen hier uitvoerig te wederleggen en dit behoeft ook niet, omdat dit reeds op uitnemende wijze is gedaan door de in noot 54 opgegeven schrijvers. Zoo wordt de vraag van de citatenvervalsching behandeld door R. SEEBERG, Luther und Lutherthum, 2^ Aufl. Leipzig, 1904, p. 9—12; WALTHER, Für Luther wider Rom, p. 465—470, die inzonderheid over het citaat uit Bernard handelt, en BRAUN, Die Bedeutung der Concupiscenz, p. 145—154, die het citaat uit Augustinus bespreekt. Dat Luther, die meestal uit zijn hoofd citeerde en daarbij zeker niet de streng wetenschappelijke eischen in acht nam, die thans voor het aanhalen van citaten gesteld worden, zich soms vergist heeft en ook wel eens meer uit een citaat afleidde, dan de oorspronkelijke schrijver er mee bedoelde, is juist, maar gelijk de Roomsche Prof. Merkle terecht opmerkte: „Wenn Denifle nicht einfach Unwissenheit sondern Falschung glaubt konstatieren zu sollen, so ist energisch daran festzuhalten, dass die Frage über Schuld und Unschuld von jener anderen völlig unabhangig ist"; hij voegt er zelf aan toe: „ich möchte also an Luthers gutem Glauben nicht zweifeln" (Deutsche Literaturzeitung Bd. XXV, No. 20, p. 1228—1229). Bovendien zou het waarlijk niet moeilijk vallen, wanneer men denzelfden maatstaf aan Denifle wilde aanleggen, hem van nog veel erger citatenvervalsching te beschuldigen. Beging Denifle, de kundige Latinist, niet de bijna ongeloofelijke fout van het nihili facit in een citaat uit Luther's geschriften (W. A. VIII, 658) te vertalen door „zu nichte gemacht", waardoor de zin een geheel andere beteekenis kreeg, en is het niet schier komisch, wanneer Denifle, na zoo onjuist vertaald te hebben, op grond van deze onjuiste vertaling Luther verwijt het gevoelen van Bernard verkeerd te hebben weergegeven (DENIFLE, Luther, F, p. 41)? Verwijt Denifle voorts niet aan Luther, dat deze zich zelf heeft genoemd „dengröszten Theologen und Philosophen", waarvoor als bewijs wordt aangehaald een citaat uit een preek van Luther, afgedrukt in W. A. 4,665, waar Luther zou gezegd hebben: „Ego a u t e m o p t i m u s

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 oktober 1910

Rectorale redes | 192 Pagina's

Het zedelijk karakter der Reformatie gehandhaafd tegenover Rome - pagina 93

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 oktober 1910

Rectorale redes | 192 Pagina's