Het zedelijk karakter der Reformatie gehandhaafd tegenover Rome - pagina 117
Rede bij de overdracht van het rectoraat aan de Vrije Universiteit
107 noemt een geloof, dat door de liefde werkt, dat den mensch beweegt, om zich te oefenen in de werken, die God in Zijn Woord geboden heeft, welke werken, als zij voortkomen uit den goeden wortel des geloofs, goed en bij God aangenaam zijn"; Conf. Scotica, Art. XIV: „Fatemur et pro certo tenemus, quod sanctissimus Deus leges homini dederit, quae iubeant bona opera, quibus gaudet, quaeque se remuneraturum poUicetur"; de Westminstersche Confessie, Cap. XVI, § 2 : „These good Works, done in Obedience to Gods's Commandments are the Fruits and Evidences of a true and lively Faith: And by them Believers manifest their Thankfulness and glorify God" enz. 8«) Een eigenlijke bekeeringsgeschiedenis heeft Luther niet gegeven, maar wel heeft hij zich meermalen in geschriften en gesprekken uitgelaten over zijn zieleworsteling in het klooster en over de wijze, waarop hij tot vrede voor zijn hart is gekomen. Deze latere berichten, die dusver door de Protestantsche biografen gebruikt waren om het beeld van Luther's bekeering te teekenen, zijn door Denifle voor een opzettelijke mystificatie verklaard, omdat ze in strijd zouden zijn met hetgeen de oudste geschriften van Luther zelf ons omtrent zijn geestelijke ontwikkeling toonen. Wel is deze beschuldiging van opzettelijk bedrog door de Protestantsche schrijvers terecht afgewezen, maar de moeilijkheid blijft toch en wordt ook van Protestantsche zijde algemeen erkend, dat het beeld van Luther's bekeering, dat Luther zelf in deze latere berichten ons geschonken heeft, niet geheel overeenstemt, met hetgeen deze zoogenaamde „gleichzeitige Quellen" ons leeren. Terecht is echter door BOEHMER, Luther, p. 28 opgemerkt, dat dit verschijnsel zich niet alleen bij Luther voordoet, maar evenzeer bij de autobiografieën van andere groote mannen als Augustinus, Calvijn, Goethe, Bismarck enz. Wie eerst de bekeeringsgeschiedenis van Augustinus in zijn Confessiones en daarna de geschriften van Augustinus in het tijdvak zijner bekeering geschreven, leest, staat voor hetzelfde raadsel. Evenzoo is het met het korte bericht, dat Calvijn over zijn bekeering gaf in de voorrede voor zijn Psalmenverklaring, wanneer men daarmede vergelijkt, wat uit andere bronnen omtrent de bekeering van Calvijn ons bekend is. Deze latere berichten voor zelfbedrog en daarom voor waardeloos te verklaren, is een doorhakken van den knoop, maar niet een oplossen van de moeilijkheid. De verklaring van dit verschijnsel kan m. i. alleen langs psychologischen weg gevonden worden. Wie
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 oktober 1910
Rectorale redes | 192 Pagina's
![Het zedelijk karakter der Reformatie gehandhaafd tegenover Rome - pagina 117](https://geheugenvandevu.digibron.nl/images/generated/rectorale-redes/het-zedelijk-karakter-der-reformatie-gehandhaafd-tegenover-rome/1910/10/20/1-thumbnail.jpg)
Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 oktober 1910
Rectorale redes | 192 Pagina's