GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Het zedelijk karakter der Reformatie gehandhaafd tegenover Rome - pagina 83

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het zedelijk karakter der Reformatie gehandhaafd tegenover Rome - pagina 83

Rede bij de overdracht van het rectoraat aan de Vrije Universiteit

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

mmm

^m

MM

mm^Kmmtmr

^mmn^mi^mmrmi

73 jaar 1542 bij E. KROKER, Luthers Tischreden, Leipzig, 1903, p. 309; en Luther's Psalmencommentaar van 1533 bij Psalm 51, 16 (E. A. op. lat. 19, 130 enz.). Maar hieruit blijkt dan ook, dat Luther, wanneer hij klaagt over het dwaalbegrip, dat de „doctores' hem van de justitia Dei hadden bijgebracht, niet ziet op de exegeten van den brief aan de Romeinen, maar op de verklaring, die ze in de Do^ma^/eA: van de justitia Dei gaven en die Luther daarna toepaste op de Schrift. Dat nu de Dogmatici de uitdrukking justitia Dei in dien zin opvatten, wanneer ze de eigenschappen Gods bespraken, en deze justitia Dei dan als de straffende gerechtigheid Gods tegenover de misericordia Dei plaatsten, zal wel door niemand worden betwist. Maar dan is het ook volkomen begrijpelijk, hoe Luther zeggen kan, dat hij met dit philosophische begrip van de justitia Dei tot de Schrift komende en nu lezende, dat deze justitia Dei in het Evangelie geopenbaard is, en dat God door deze justitia ons bevrijdt, niet anders dan angst en vrees voelde, omdat hij van deze justitia geen redding, maar alleen straf te wachten had. Zoo opgevat — en de uitdrukkelijke verklaringen van Luther geven tot deze opvatting het volste recht, — is er niets in dit verhaal, wat met de waarheid in strijd is. Hoogstens kan men Luther verwijten, dat hij de Middeleeuwsche exegeten "op Rom. 1 : 17 niet heeft nageslagen, en dat het dus zijn eigen schuld is, dat hij de opvatting van Augustinus niet eerder gevonden heeft. Maar dit peccatum ignorantiae is heel wat anders dan het opzettelijk bedrog, dat Denifle aan Luther ten laste legt. Wat het tweede argument aangaat, dat Luther, reeds lang vóór zijne bekeering de verklaring van Augustinus zou hebben gekend, zoo hangt hier natuurlijk wederom alles af van de vraag, in welk jaar men Luther's bekeering stelt. Nu bestaat juist hierover, gelijk ik reeds opmerkte, zeer groot verschil van gevoelen; Denifle zelf stelt Luther's bekeering tegen het einde van 1515 en wel op 't oogenblik, toen Luther bij zijn voorlezingen over de Romeinen aan cap. 4 was toegekomen en nu voor 't eerst leerde, dat de concupiscentia de in ons blijvende erfzonde is, die zelfs door den doop niet wordt weggenomen, maar Denifle gaat daarbij uit van de veronderstelling, dat Luther's omkeer niets te maken heeft met de „nieuwe" opvatting van Rom. 1 : 17 en alleen te wijten is aan Luther's leer, dat de concupiscentia invincibilis is, wat een petitio principii is. Waarom deze opvatting onjuist is, zal ik in noot 86 aantoonen; hier merk ik alleen op, dat de meeste historieschrijvers Luther's bekeering plaatsen vóór zijn commentaar op de Psalmen

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 oktober 1910

Rectorale redes | 192 Pagina's

Het zedelijk karakter der Reformatie gehandhaafd tegenover Rome - pagina 83

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 oktober 1910

Rectorale redes | 192 Pagina's