GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Het zedelijk karakter der Reformatie gehandhaafd tegenover Rome - pagina 145

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het zedelijk karakter der Reformatie gehandhaafd tegenover Rome - pagina 145

Rede bij de overdracht van het rectoraat aan de Vrije Universiteit

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

135 erfzonde, d. w. z. datgene, wat haar eigenlijk tot zonde maakt (de reatus). Zoo is de begeerlijkheid „ein aus der Sünde stammendes, nach Gottes ursprünglicher Gnadenordnung nicht sein sollendes, und in sofern Gott miszfalliges Uebel", zooals HhiNRiCH, t. a. p. VI, 791 het uitdrukt. Maar trots al de fijne distincties, waarmee de Scholastiek ook hier werkt, komt het hierop neer, gelijk Heinrich dan ook uitdrukkelijk t. a. p. zegt, dat deze concupiscentia „weder als Habitus" d. w. z. als in ons wonende hebbelijkheid, „noch als Act" d. w. z. wanneer uit haar de booze begeerlijkheden in ons oprijzen, zonde is, zoolang onze wil zich maar niet met deze „actuelle Regungen" der concupiscentia huwt, of zich door haar beheerschen laat. Deze opvatting van de concupiscentia als een defectus naturalis, maar niet als een zedelijk kwaad, hangt ten nauwste saam met de werking, die de Roomsche kerk aan de sacramenteele genade toeschrijft, gelijk HEINRICH, t. a. p. VI, 791 dan ook verklaart: de concupiscentia kan volgens de Roomsche Kerk geen zonde zijn, „denn sonst ware sie unvcrtraglich mit dem Gnadenstande". De bedoeling hiervan is, dat aangezien het sacrament van den doop de erfzonde geheel wegneemt, „tollit totum id, quod veram et propriam peccati rationem habet", gelijk het Concilie van Trente leerde, er dus geen zonde meer in ons kan zijn, nadat we den doop ontvangen hebben. Aangezien de ervaring echter toont, en de Roomsche kerk kan dit ook niet tegenspreken, dat de fomes peccati, de concupiscentia, na den doop in „renatis" blijft voortbestaan, moet Rome wel, om aan deze moeilijkheid te ontkomen, leeren, dat deze concupiscentia dus niet „vere et proprie peccatum sit". Wanneer men haar tegenwerpt, dat Paulus in Rom. 6, 12env.v. deze concupiscentia toch uitdrukkelijk zonde noemt, redt ze zich dan met de uitvlucht, dat dit in oneigenlijken zin bedoeld is, en de concupiscentia dien naam alleen draagt, „quia ex peccato est et ad peccatum inclinat" (Conc. Trid. Sess. V, 5 bij DENZINQER, Enchiridion, ed. dec. 1908, p. 265.) Natuurlijk zou over deze opvatting van de Roomsche kerk nog veel meer te zeggen zijn, bijv. hoe ze saamhangt met de supernaturalistische opvatting, die de Roomsche kerk van de justitia originalis en van de genade heeft, met haar begrip van de zonde als peccatum voluntarium enz.; gelijk evenzeer bij een uitvoeriger uiteenzetting ook rekening zou moeten gehouden worden met de nuanceering in de opvatting der erfzonde, die bij de verschillende Doctores Scholastici en de door hen gevormde scholen wordt gevonden, maar ik meen, dat hetgeen hierboven gezegd werd, voldoende is, om

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 oktober 1910

Rectorale redes | 192 Pagina's

Het zedelijk karakter der Reformatie gehandhaafd tegenover Rome - pagina 145

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 oktober 1910

Rectorale redes | 192 Pagina's