GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Het zedelijk karakter der Reformatie gehandhaafd tegenover Rome - pagina 86

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het zedelijk karakter der Reformatie gehandhaafd tegenover Rome - pagina 86

Rede bij de overdracht van het rectoraat aan de Vrije Universiteit

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

76 logen moet zijn en dus de nieuwe justificatieleer, waarmede Luther is opgetreden, niet kan te danken zijn aan het licht, dat „illustrante Spiritu Sancto" over Rom. 1 : 17 hem was opgegaan, maar haar oorsprong veeleer moet gezocht worden in Luther's innerlijke verdorvenheid, waardoor hij met de den mensch ingestorte en hem heiligende gerechtigheid, zooals de Roomsche Kerk deze justificatie opvat, niet overweg kon, en daarom de toevlucht nam tot een uitwendige, den mensch alleen toegerekende gerechtigheid van Christus. Niet de goddelijke lichtstraal van boven, die de heerlijke beteekenis van Gods Woord voor hem ontsloot, gelijk Luther zelf beweerde, maar de satanische diepte van bederf van zijn eigen hart had Luther tot dit justificatie-dogma geleid. Hoezeer Denifle met deze genesis van Luther's justificatieleer aan Luther onrecht heeft aangedaan, heb ik aangetoond in mijn oratie, zie blz. 21 en v.v. en de daarbijgevoegde noten. Hier bespreek ik alleen de vraag, of Denifle niet gelijk heeft, dat Luther in Rom. 1 : 17 niets anders heeft gevonden, dan wat de Roomsche Kerk altoos heeft geleerd, en in deze opvatting dus niet het nieuwe en reformatorische element kan liggen, dat Luther er in gezocht heeft. Naar het mij voorkomt, moet men bij deze vraag wel onderscheid maken tusschen twee dingen, die Luther verward heeft en waardoor hij zelf tot dit misverstand aanleiding heeft gegeven. Formeel heeft Denifle volkomen gelijk, dat de Roomsche Kerk evengoed als Luther de justitia Dei in Rom. 1 : 17 verstaat, niet van de straffende gerechtigheid Gods, maar van de gerechtigheid, die door God ons geschonken wordt. Luther zelf heeft trouwens erkend, dat hij deze opvatting later bij Augustinus evenzeer had gevonden. Maar materieel heeft Denifle ongelijk, want — en hierop komt het aan, hoezeer Denifle dit ook te ontkennen poogt — Luther leerde door Rom. 1 :17 deze justitia a Deo nobis data geheel anders verstaan, dan de Roomsche Theologie dit deed. Dat dit niet een uitvlucht is, gelijk Denifle beweert, om aan de moeilijkheid te ontkomen, maar de bedoeling van Luther zelf, blijkt, zoodra men de woorden van Luther niet uit het verband rukt, maar ze neemt in den samenhang, waarin ze voorkomen. Op de beide plaatsen, waar Luther over zijn bekeering spreekt, verhaalt Luther eerst, hoe hij langen tijd gepoogd had, niet alleen door zijn goede werken, maar ook door gebruik te maken van de sacramenten der Kerk rechtvaardig voor God te worden, maar hoe dit hem niets gebaat had en veeleer de onrust zijner ziel had vermeerderd: „quo magis currebam et desiderabam ad Christum venire, hoc longius

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 oktober 1910

Rectorale redes | 192 Pagina's

Het zedelijk karakter der Reformatie gehandhaafd tegenover Rome - pagina 86

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 oktober 1910

Rectorale redes | 192 Pagina's