GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Het zedelijk karakter der Reformatie gehandhaafd tegenover Rome - pagina 150

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het zedelijk karakter der Reformatie gehandhaafd tegenover Rome - pagina 150

Rede bij de overdracht van het rectoraat aan de Vrije Universiteit

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

140 (W. A. 3, 289). Van een expulsio originaiis peccati door den doop is dus geen sprake, ook niet door de „fides et gratia, quibus iustificamur," want de zonde, waarin we ontvangen zijn, blijft altijd in ons. Van meer belang is de vraag, hoe Luther tot dit nieuwe inzicht is gekomen, dat de concupiscentia zonde is. Braun wijst ter verklaring hiervan op Luther's scherpe „Selbstbeobachtung", maar hoezeer ook dit element hierbij een rol moge gespeeld hebben, toch schijnt mij deze factor ter verklaring van dit feit niet voldoende. Luther kan door deze „Selbstbeobachtung' wel geleerd hebben, hoe verderfelijk de macht dezer concupiscentia in ons is, maar niet dat deze concupiscentia zonde voor God is. Luther zelf weerspreekt dan ook in zijn commentaar op de Romeinen uitdrukkelijk de voorstelling, alsof ons zondebewustzijn alleen zou rusten op onze ervaring van de zonde: „Etsi nos nullum peccatum in nobis agnoscamus, credere tamen oportet quod sumus peccatores. Unde Apostolus: Nihil mihi conscius sum sed non in hoc iustificatus sum" (FiCKER, I, 2, p. 69). Veeleer is dan ook voor Luther, evenals voor den Apostel Paulus, het gebod Gods : gij zult niet begeeren, beslissend geweest en is daardoor het zondige karakter dezer concupiscentia hem duidelijk geworden. Daarbij kwam dan in de tweede plaats zijn eigen ervaring van de verderfelijke macht dezer concupiscentia. Zoo heeft Luther zelf het verklaard: „Ista cognitio (peccati originaiis) per legem dupliciter fit, primo speculative ut infra cap. 7: ,Concupiscentiam nesciebam, nisi lex diceret: non concupisces'; secundo experimentalis, se. per opus legis sive per legem cum opere sumptam." Wat hij met dit laatste bedoelt, licht hij dan nader toe: „Quia sic lex fit occasio peccati, dum voluntas hominis ad malum prona per legem ad bonum compellitur, fit eo difficilior et tediosior ad bonum, quia odit se retrahi ab eo, quod diligit, diiigit autem malum, ut dicit Scriptura. Sed tamen si coacta per legem operetur at invita faciat, tune homo intelligit, quam profunde sit peccatum et malum in ipso radicatum" (I, 2, p. 90). Hieruit blijkt wel het duidelijkst, hoe onjuist de voorstelling van Denifle is, alsof Luther tot dit inzicht van het radicale bederf zijner natuur zou gekomen zijn, doordat hij aan allerlei booze lusten toegaf en telkens in zonde viel; Luther zegt juist omgekeerd, dat hij tot deze kennis is gekomen, toen hij, door de wet gedwongen, goede werken deed en voelde, hoe hij toch aan den heiligen eisch van Gods wet niet kon voldoen, omdat deze concupiscentia de oorzaak was, dat hij in zijn hart het kwade liever bleef hebben.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 oktober 1910

Rectorale redes | 192 Pagina's

Het zedelijk karakter der Reformatie gehandhaafd tegenover Rome - pagina 150

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 oktober 1910

Rectorale redes | 192 Pagina's