Het zedelijk karakter der Reformatie gehandhaafd tegenover Rome - pagina 114
Rede bij de overdracht van het rectoraat aan de Vrije Universiteit
104 haalt de volgende woorden van Luther aan, waarin de uitdrukking truncus ac lapis voorkomt: „Nam (ut D. Lutherus in Commentario super Psal. 90 dicit) in spiritualibus et divinis rebus, quae ad animae salutem spectant, homo est instar statuae salis, imo est similistrunco et lapidi'. De Gereformeerden hebben deze uitdrukking steeds beslist afgekeurd; zie o.a. de Conf. Helvetica posterior van 1582, Art. IX: „non erepta ei voluntas et prorsus in lapidem vel truncum est commutatus homo" (E. F. KARL MULLER, Die Bekenntnisschriften der reformierien Kirche, Leipzig, 1903, p. 179). '") KöSTLiN, Luthers Theologie, 2'^ Aufl. Bd. I, p. 367 en v.v. Luther heeft deze gedachte vooral ontwikkeld in zijn Van der Freiheit eines Christenmenschen. Reeds de indeeling wijst hierop; het eerste deel handelt „von dem ynnerlichen menschen, seyner freyheit und der heubtgerechtigkeit, wilch keynis gezetzs noch gutten werck bedarff", het tweede deel van „den euszerlichen menschen" {Luthers Werke W. A. 7, 29). Na in het eerste deel geteekend te hebben, hoe de innerlijke mensch door het geloof gerechtvaardigd is en alle geboden door Christus voor hem vervuld zijn, gaat Luther aldus voort: „Hie wollen wir antworten allen denen die sich ergern ausz den vorigen reden und pflegen zusprechen: Ey so denn der glaub alle ding ist und gilt allein gnugsam frum zumachen, warumb sein denn die gutten werck gepotten ? So wollen wir gutten ding sein und nichts thun? Neyn lieber mensch, nicht also. Es wer wol also, wen du allein ein ynnerlich mensch werist". Omdat de Christen echter niet alleen een „innerlijk mensch" is, maar ook een lichaam heeft „musz er seynen eygen leyp regiem und mit leuthen umbgahen. Da heben sich nun die werck an, da musz furwar der leyb mit fasten, wachen, arbeytten und mit aller messiger zucht getrieben und geübt sein" (Luthers Werke, W. A. 7, p. 30). En daar de menseh „nit allein ynn seynem leybe lebt, sondern auch unter andernn menschen aujf erdenn", daarom moet hij de liefde beoefenen (t. a. p. p. 34). Dezelfde gedachten keeren ook terug op andere plaatsen, bijv. in Luther's commentaar op II Cor. 7 (W. A. 12, 131 en v.v.). '''•>) DR. W . GEESINK, De Ethiek in de Gereformeerde Theologie, Amsterdam, 1897, p. 20 en 21. **") In het geval van Hendrik VIII van Engeland, die zich van zijn
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 oktober 1910
Rectorale redes | 192 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 oktober 1910
Rectorale redes | 192 Pagina's