GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Het zedelijk karakter der Reformatie gehandhaafd tegenover Rome - pagina 75

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het zedelijk karakter der Reformatie gehandhaafd tegenover Rome - pagina 75

Rede bij de overdracht van het rectoraat aan de Vrije Universiteit

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

65 Geschichte des deutschen Volkes, 18^ Aufl. Bd. II, p. 75) — en dat hij deze boetedoeningen met een verkeerd doel, op onbehoorlijke wijze en eigenmachtig gedaan had, maar niet, dat dit verhaal zelf daarom onwaarheid zou wezen. Toch wordt dit laatste beweerd, niet alleen door Denifle maar evenzoo door H. GRISAR in de litter. Beilage van de Köln. Volkszeitung, 1903, No. 44—46, van 1904, No. 1—3 „Luthers Selbstzeugnisse über seine Klosterzeit eine Lutherlegende" en evenzoo in zijn pas verschenen Lutherbiografie Luther, Drei Bande, Feiburg im Breisgau, 1911, Bd. I, p. 15; en door WEISZ, Lutherpsychologie, p. 222 en vv. De argumenten, die hiervoor worden aangevoerd, zijn echter uiterst zwak en werden door de Protestantsche schrijvers reeds op afdoende wijze weerlegd. Het hoofdargument van Denifle, Grisar en Weisz is, dat deze verhalen eerst zouden voorkomen na 1530, tien jaar nadat Luther reeds openlijk met de Roomsche kerk gebroken had, terwijl in Luther's vroegere geschriften over deze boetedoeningen enz. niets te vinden zou wezen (DENIFLE, t. a. p. p. 389 en v.v.). Nu heeft Luther in een fel anti-roomsch geschrift van 1533, voor de waarheid van wat hij omtrent zijn kloosterleven verhaalde, zich uitdrukkelijk beroepen op het getuigenis van „alle seine Klostergesellen, die ihn gekennet haben" Luthers Werke, E. A. 31, 273) en zou tegenspraak van deze kloosterbroeders, waarvan destijds nog meerderen in het leven waren, zeker niet zijn uitgebleven, wanneer Luther dit verhaal uit zijn duim gezogen had. Voorts heeft KAWERAU in de Deutsch-Evangelische Blatter, Jahrg. XXXI, Heft 7, p. 446 enz. op verschillende uitlatingen van Luther zelf uit zijn vroegeren tijd en ook op getuigenissen van degenen, die hem in het klooster gekend hadden, gewezen, die de waarheid van zijn verhaal bevestigen. Het negatieve argumentum e silentio gaat hier dus niet op. Ook het positieve argument, dat Luther, toen hij nog monnik was, zich meermalen zeer gunstig over het kloosterleven uitliet, zooals bijv. dat hij in 1507 tegenover zijn vader, die hem liever geen monnik zag worden, het kloosterleven een „fein geruhsam und göttlich wesen" noemde (Luther deelt dit in een predikatie van 1544 mede; zie OERQEL, Vom jungen Luther, p. 92); dat hij zijn vriend Usingen het kloosterleven niet warm genoeg kon aanbevelen (zooals deze in 1529 verhaalde, zie DENIFLE, Luther, \~, p. 792 noot 3) en dat hij in 1509 aan een anderen vriend schreef: „bene habeo, Deo gratia' (Denifle beroept zich op deze getuigenissen I~, p. 387, 388), bewijst wel, dat Luther het monnikenleven destijds hoog schatte, maar zeker niet dat Luther daarom geen zware boetedoeningen zou 5

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 oktober 1910

Rectorale redes | 192 Pagina's

Het zedelijk karakter der Reformatie gehandhaafd tegenover Rome - pagina 75

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 oktober 1910

Rectorale redes | 192 Pagina's