GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Het zedelijk karakter der Reformatie gehandhaafd tegenover Rome - pagina 121

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het zedelijk karakter der Reformatie gehandhaafd tegenover Rome - pagina 121

Rede bij de overdracht van het rectoraat aan de Vrije Universiteit

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ill lige Geist gelehrt" (Theol. Stud, und Krit. Jahrg. 1904, Heft 4, p. 617). Van niet minder belang is de tweede vraag, gelijk ook DENIFLE, Luther, V-, p. 426 opmerkt, wanneer deze bekeering moet worden gesteld. Ook hierover gaan de meeningen zeer uiteen. Gewoonlijk neemt men aan (zoo o.a. LOOFS, Leitfaden ziim Studium der Dogmengeschichte, 4^ Aufl. p. 660 en SCHEEL, Die Entwicklung Lutliers, p. 106 u. w.), dat Luther zelf in zijn praefatio van 1545, zij het dan ook bij vergissing, zijn bekeering zou gesteld hebben in 1519, toen hij bezig was aan zijn tweede voorlezing over de Psalmen. Luther zegt hiervan op de aangehaalde plaats echter niets. Hij verhaalt alleen, hoe hij in 1519 opnieuw begonnen was met zijn verklaring van de Psalmen (interim eo anno se. 1519 iam redieram ad Psalterium denuo interpretandum) en laat er dan op volgen, dat hij dit deed, beter toegeru.st dan de eerste maal: „Fretus eo quod exercitatior essem, postquam S. Pauli Epistolas ad Romanos, ad Galatas, et eam, quae est ad Ebraeos tractassem in scholis". De vermelding van deze colleges, die hij vóór 1519 over de verschillende brieven van Paulus gegeven had, geeft hem dan aanleiding om het verhaal zijner bekeering te doen: „miro certe ardore captus fueram cognoscendi Pauli in epistola ad Rom., sed obstiterat hactenus non frigidus circum praecordia sanguis, sed unicum vocabulum, quod est Cap. 1 : lustitia Dei revelatur in illo", waarna dan het bekende verhaal van zijn bekeering volgt {Luthers Werfce E. A. Var. arg. 1, 22). Het is duidelijk, dat wat Luther hier verder verhaalt, volgens hem zelf niet geschied is in 1519, maar vooraf is gegaan aan de voorlezingen, die hij over de Romeinen hield. Hij zegt toch uitdrukkelijk, dat hij reeds lang begeerd had, Paulus in den brief aan de Romeinen te leeren kennen, maar hactenus d. i. zoolang hij nog de verkeerde opvatting van de justitia Dei in Rom. 1 : 17 had, aan de studie van dezen brief niet dorst beginnen en hiertoe eerst gekomen was, nadat de Heilige Geest hem de juiste verklaring van Rom. 1, 19. had geschon- , ken. Aangezien hij nu zijn voorlezingen over de Romeinen in 1515 begon, heeft Luther dus zelf zijn bekeering vóór 1515 gesteld. Hiermede stemt dan geheel overeen, dat Luther bij Rom. 1, 17 niet alleen de goede verklaring van de justitia Dei geeft-, maar zich hier uitdrukkelijk op het getuigenis van Augustinus beroept, terwijl hij, volgens zijn verklaring in 1545, eerst nadat het nieuwe licht hem was opgegaan, had gezien, dat Augustinus dezelfde verklaring van Rom. 1 : 11 gaf.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 oktober 1910

Rectorale redes | 192 Pagina's

Het zedelijk karakter der Reformatie gehandhaafd tegenover Rome - pagina 121

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 oktober 1910

Rectorale redes | 192 Pagina's