GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Het zedelijk karakter der Reformatie gehandhaafd tegenover Rome - pagina 166

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het zedelijk karakter der Reformatie gehandhaafd tegenover Rome - pagina 166

Rede bij de overdracht van het rectoraat aan de Vrije Universiteit

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

156 impius iustificatus; licet enim sit peccator (d. w. z. al blijft de gerechtvaardigde altoos een zondaar om de in hem wonende concupiscentia) sed non impius. Impius enim dicitur qui non est cultor Dei, sed aversus et sine timore et reverentia Dei. Iustificatus autem et ,tectus peccatis suis' iam est conversus et pius; colit enim Deum et querit eum in spe et timore" (I, 2, p. 113). Deze eene uitspraak is voldoende om te doen zien, hoe onwaar de voorstelling van Denifle is, als zou volgens Luther „der Sunder hinter der Wand Christus bleiben das was er war"; Luther zegt juist het tegendeel. HoU heeft dan ook, hoewel misschien ietwat eenzijdig, terecht er op gewezen, dat de latere puur juridische opvatting der justificatio, die men bij Melanchthon e. a. vindt, bij Luther juist niet voorkomt. Wanneer God den mensch rechtvaardig verklaart, dan doet Hij dit zeker om de toegerekende gerechtigheid van Christus, maar ook, omdat God weet, dat Hij den mensch in de toekomst volkomen rechtvaardig maken zal en in de zekerheid van de genezende kracht zijner Goddelijke genade hem reeds thans rechtvaardig rekenen kan; God „reputat egrotum iam velut sanum, quia certus, quod sanabit eum, quia incepit eum sanare, nee imputavit ei egritudinem ad mortem" (I, 2. p. 108). Even onjuist is de tweede beschuldiging van Denifle, dat volgens Luther Christus „rein auszerlich" buiten ons zou blijven, onmachtig zou wezen de zondekrankheid in ons te genezen en eigenlijk overbodig zou zijn, omdat God even goed buiten Christus om de zonde zou kunnen vergeven, want Luther heeft van dit alles niet alleen niets gezegd, maar het uitdrukkelijk weersproken. Wel zegt Luther: „Ideo recte dixi, quod extrinsecum nobis est omne bonum nostrum, quod est Christus", — waarop Denifle zich beroept, — maar Luther bedoelt hiermede niet anders, dan dat God ons niet wil rechtvaardigen om een justitia, die uit ons zelf is (non que veniat et nascatur ex nobis), maar om een justitia, „que aliunde veniat in nos" (I, 2, p. 2), en hij voegt er op de door Denifle aangehaalde plaats aan toe: „Christus, qui tarnen per fidem in ipsis est" (I, 2, p. 114, 115). Op dit „Christus in nobis" legt Luther dan ook telkens nadruk: „tegitur peccatum per Christum in nobis habitantem" (I, 2, p. 113); „Christus est vita nostra, qui per fidem in nos per radios gratie sue influit et manet" (I, 2, p. 157). Ook de voorstelling van Denifle, alsof volgens Luther Christus alleen de zonde zou kunnen bedekken, maar haar niet kan genezen, strijdt met Luther's eigen woorden, want hij zegt: „eodem modo Samaritanus noster Christus hominem semivivum curan-

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 oktober 1910

Rectorale redes | 192 Pagina's

Het zedelijk karakter der Reformatie gehandhaafd tegenover Rome - pagina 166

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 oktober 1910

Rectorale redes | 192 Pagina's