GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Het zedelijk karakter der Reformatie gehandhaafd tegenover Rome - pagina 101

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het zedelijk karakter der Reformatie gehandhaafd tegenover Rome - pagina 101

Rede bij de overdracht van het rectoraat aan de Vrije Universiteit

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

§1 suprema necessitas konden voorkomen, waarin bigamie geen zonde was, ai zou hij zelf nooit den raad geven, om tot dit redmiddel de toevlucht te nemen. „Es ist nicht verboten, dasz ein Mann nicht mehr denn Ein Weib durste haben; ich künnte es noch heute nicht wehren, aber rathen wollt ichs nicht" (Luthers Werke, E. A. 33, 324). Goed te keuren is dit standpunt van Luther zeker niet; ook hier is er reden om dankbaar te zijn, dat Calvijn van meet af een veel beslister standpunt heeft ingenomen en de polygamie, ook bij de aartsvaders, voor zonde verklaard heeft. Tot wat droeve gevolgen het standpunt van Luther geleid heeft, blijkt wel uit het geval van Philip van Hessen. Maar hoezeer ik het standpunt, door Luther ingenomen, afkeur, toch gebiedt de eerlijkheid protest aan te teekenen tegen de voorstelling door Denifle gegeven, als zou Luther de polygamie onder Christenen zonder meer geoorloofd hebben geacht. De door Luther gestelde regel luidde juist omgekeerd: „Polygamia ludaeis et gentibus concessa olim, non potest fideliter apud Christianos probari ac tuta conscientia tentari, nisi extrema foret neccessitas" (ENDERS, t. a. p. 6, 30). Zie overigens WALTHER, Fiir Luther wider Rom, p. 696—70L «) DENIFLE, Luther, i' p. 294, 295. Het feit, dat Luther niet alle bepalingen omtrent de graden van bloedverwantschap en zwagerschap, die het Jus canonicum als impedimenta matrimonii beschouwde, juist achtte, geeft Denifle nog geen recht om te zeggen, dat Luther inceste huwelijken zou geoorloofd hebben geacht. Toch doet Denifle dit, ja hij gaat zelfs nog verder en beschuldigt Luther ook huwelijken tusschen broeders en zusters, vaders en dochters, moeders en zonen veroorloofd te hebben. Het eenige bewijs, dat Denifle voor zulk een „haarstraubende Behauptung" aanvoert is, dat Luther op het project van een huwelijksverordening, door Spalatinus ontworpen, bij de bepalingen waarin deze soort huwelijken verboden werden, aan den kant schreef „Tod", om daarmede aan te duiden, dat ze vervallen konden (DR. C. A. H. BURKHARDT, Dr. Martin Luther's Briefwechsel, Leipzig, 1866, p. 130). Wie het stuk zelf inziet, bemerkt terstond, dat Luther alleen wilde zeggen, dat een afzonderlijke opsomming van deze gevallen niet noodig was, omdat het voldoende was naar het geldende keizerlijke huwelijksrecht te verwijzen (wir achten fur das beste, dass wir uns in dem nach kayserl. Rechten halten). En dat Luther hiermede volstrekt niet bedoelde, gelijk Denifle insinueert, dat deze soort huwe-

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 oktober 1910

Rectorale redes | 192 Pagina's

Het zedelijk karakter der Reformatie gehandhaafd tegenover Rome - pagina 101

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 oktober 1910

Rectorale redes | 192 Pagina's