GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

In de school der wijsbegeerte.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

In de school der wijsbegeerte.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

XI.

Het ontstaan van de wijsbegeerte.

Het voorbeeld van den Hegeliaansehen apostel. Bolland, illustreert de verwantschap tussohen wijs. begeerte en godsdienst.

Beide, filosofie en religie (als derde in den bond zou men nog de k'unst mogen noemen), zijn geestesvers.chijnselen en geestesdaden, die dienen, om den mensch als mensch in evenwicht te stellen tegenover de hem omringende wereld met hare schoonhedear en verschrikkingen, met hare natuur, lijkheden en raadselen.

Wijsbegeerte - nu - niet als puur verstandelijlc va, kWerk, dat h'ulpdienst verleent aan de „Wetenschap", noch als persoonlijke levens^kunst of redeneerkunst, die den mensch als gave aangeboren is en die' hij bezitten en beoefenen k'an, zonder dat hij er zelf wéét van heeft („Le philosopfe sans le savoir!") - m'.aar vsajshtegeerte als doel bewuste, en uit behoefte opgezette, w e r e 1 d b e-s c .h o u w i n g, is een geestesprodui't, dat uit de diepste ondergrondsche zielewortelen opgroeit en in het leven van den mensch een soort godsdienstige kracht uitoefent en plaats .vervult.

Hetzij de wijsgeer uit het christendom' de voornaamste bouwstof grijpt tot samenstelling van zijn architectonische denïsohepping, gelijk Hegel dit deed, — hetzij hij vierkant het christendom! als dwaling verloochent en er zijn stelsel als een veel beter Ersatz^middel, en als vij.andig verweermiddel, tegenoverstelt, — 'gelijk b.v. Sqhopienhauer deed, die de religie noemde den muilkorf van het kennend verstand, — in beide gevallen ontpopt zich de wijsgeer als een profeet, die aan zichzelf en aan de wereld een vrede-brengende wijsheid verkondigt; die als priester het altaar bedient van een „onbekenden god".

Het is dus een z'eer. verkla, arbiaar feit, dat de godsdienstige mensch, of liever de mensch, die een godsdienst heeft, aan wijsbegeerte over het geheel geen dringende honger-behoefte heeft.

Het allerbelangrijkste (namehjk den verstandelijken vrede) wat de wijsbegeerte voor den mensdi veroveren kan, bezit hij reeds in zijn godsdienst.

Begrijpelijk is dus zéker het feit, dat niet vanuit de positief-christelijke kringen, maar uit den kring, die de Schrift „de wereld" noemt, de aandrift tot wijsgeerig onderzoek als regel is uitgegaan.

De kerk van Christus heeft geen mannen ais Descartes en Kant geteeld.

Om dezelfde reden is het verstaanbaar, dat het ééne volk' Voor de beoefening der wijsbegeerte daadzamer en vruchtbaarder is geweest, dan het andere volk.

De wijsbegeerte, als wetenschap, kon niet geboren worden uit den schoof van een volk als Israël.

De Israëlietische Volk'sziel kón zich niet inspannen tot den eminenten geeestesarbeid, die voor de opsporing der filosofische wijsheid van noode is, omdat zij de meest bevredigende wereldbeschouwing deelachtig was in 'de haar van God geopenbaarde wijsheid.

Men zou een debat-kWestie kiinnen maken van de vraag, of de Israëlietische volksziel op zidizelf de gave voor wijsgeerige bespiegeling', en de kracht voor de strenge denktucht, bezat.

Men heeft immiers al zoo dikwijls beweerd, dat Israël, tegenover de groofe Babylonische en Egyptische volken, zóó cultuur-, arm verschijnt, omdat fiet de ingeschapen capaciteiten voor cultuurkweek miste.

Wij nemen de vrijheid hierover anders te denken. Een volk, dat den b ij b e 1 (zij het door drijving des Heiligen Geestes) uit zijn ziel gebaard heeft, kan niet onvermogend genoemd worden ten opzichte van de cultuur.

Er is geen letterkunde ter wereld, zelfs de Griek'sche niet, die in kunstschoonheid boven de poë2de, en ook boven het proza, de? bijbels staat.

De schrijvers v, an net boet Genesis, van de Spreuken, en van den Prediker, verraden gaven, die, uitsluitend op de wijsbegeerte toegepast, superieure den'kVruchten zouden hebben voortgebracht.

Paulus, de Jood-christen (of Christen-jood), zou in de Griék'sche school geen slecht figuur gemaakt Jiebben naast Plato en Aristoteles, indien hij zijn bloeiend genie in dienst van de jacht naar wijsgeerigen vrede had igesteld.

Maar de zaak is, dat in Israël gemist werd, — viit oorzaak van zijn religie, — de voorwaarde, die voor wijsgeerige studie van noode is, namelijk de onvrede met de bestaande wereld en met de bestaande kennis.

Een wijsbegeerte in den gangbaren wetenschappelijfcen zin des woords had Israël niet. Het leek er niet naar. Maar wél had Israël wijsheidsgoederen, die andere volken nog in den weg van liet zwaarste denk-worstelen veroveren moesten, en, voor het grootste deel, niet eens in staat zouden zijn te vinden.

den zijn te vinden. Het verschil tusschen religie en wijsbegeerte toch is niet in de eerste plaats een verschil in substantie van weten, tnaar in methode van ver-T\ierven.

In wezen is de waarheid overal en ten allen tijde dezelfde, of ze door de wijsbegeerte of door de religie ontdekt wordt.

Waarheid is waarheid, of ze komt uit den hemel «I uit het mensdhelijk verstand.

Maar het wezenlijk kenmterk der wijsbegeerte is, dat zij zoekt te veroveren door de denkende rede, terwijl de religie ontv; angt in den weg van de openbaring.

Wat zou Israël nu bewegen tot. de bemoeienis van het denken, waar het de diepste diepten der wiaarheid reeds profetisch dóórsdhouwde, en in deze •wijsheid reeds ver boven alle cultuurvolken der oudheid uitblonk?

Mozes hoefde niet te peinzen over de vraag, waarmee alle wijsbegeerte aanvangt, namelijk hoe de wereld ontstaan is.

Hij behoefde niet de toevlucht te nemen tot de onderstellingen van uitvloeiïng (emanatie) of ontwikkeling (evolutie), — het was hem' gegeven te weten: „In den beginne schiep God den hemel «n de ia, arde".

Mozes behoefde ook zijn brein niet te lüartelenmet het probleem van de zelfstandigheid of samenstelling der wereld, — voor hem gold de waarheid van de eenvoudige tweevoudigheid (dualisme): De wereld bestaat uit stof en geest. Want hij wist •door openbaring, dat de mensch' geformeerd was uit het stof'der aarde, en idat God in zijne neusgaten geblazen had den' a d e m' des levens.

Door het heele Oude Testament heen ligt, als goud in erts, de bouwstof voor wijsgeerig siera, ad verspreid.

Een gezonde k'en-theorie schuilt principieel in de naïve overtuiging, dat de wereld voorwerpelijk, ook buiten het ik, - bestaat, en dat zij kenbaar is door de zintuigelijke waarneming, omdat God niet alleen de wereld, maar ook de zintuigen geschapen heeft naar zijn beeld: Zou Hij, die het oor plant, niet hooren; zOu Hij, die het oog formeert, niet aanschouwen" (Ps. 94:9)?

De voor eene bevredigende wijsbegeerte zoo noodige eenheidsgedachte bevat de Schrift ook'.

De „wereld” staat peinzend voor het vraagstuk Vjan de tegenstrijdigheid tusschen licht en duisternis, goed en kwaad, — maar Jesaja heeft van God gehoord: Ik formeer het licht, en schep de duisternis; Ik maaik den vrede, en schep het kwaad; Ik, de Heere, doe al deze dingen" (Jes. 45:7).

Waarom zou de Jood filosofeeren, waar zijn diepste redelijke begeerten reeds door de van boven gedaalde wijsheid was vervuld?

Maar in Griekenland, het vaderland van de wetenschappelijke wijsbegeerte, stond de zaak anders.

Toen het intellektueel-begaafde Grieksche vo\k tot zelfkennis en wereldbezinning ontwaakte, had het niets, dat den wijsgeerigen honger kon stillen.

De Grieksche geschiedenis begint in wolken en donkerheid, met mooie, maar onwijze, sagen.

De Griek had geen anderen , , bijbel" dan de, van mythen doorweven, heldendichten van Homerus, en zijn stam-en natuurgoden zijn, evenals hijzelf, beurtelings gelukkige en naargeestige, kinderen van het lot.

Zoowel het goden leven, dat Homerus fantaseert, als de godenleer, die Hesiodus opstelt, is al te armzalige kost voor een denkbehoeftig menschenkind.

Zelfs de Grieksche mystiek (aan den naam van Orpheus verbonden), die ©en heel stuk dieper doordringt en de onderstelling waagt van een oer-godheid, waaruit alle goden afkomstig zijn, bood geen grond voor redelijk verder denken, en nog minder stof tot bevrediging van den denklust.

Ziet, hier was de voorwaarde geschapen tot het ontstaan van de wij sbegeerte.

Hier was de voorwaarde, eenerzijds in het missen der wijsheid, en anderzijds in de behoefte aan wijsheid, gepaard aan, misscihien wel ontsproten uit, den genialen aanleg tot [het streven naar wijsheid «n het ontdekken van wijsheid.

Had — menschelijker wijs gesproken — Griekenland den waarheidsschat van Israël bezeten van het oer-begin zijner geschiedenis af, zoo zou ©en Plato, als Mozes, begeerd hebben de heerlijkheid van Jehova te zien, en zijn God-verlangende ziel ziah-!niet naar de onzienlijke wereld Van zijn wijsgeerige Ideëen hebben uitgestrekt.

Socrates zou genoeg igehad hebhen aan de zedeleer des verbonds, en Aristoteles zou zijn opvoedkundig talent besteed hebben aan het profetisch w& j^, om den staat te brengen tot de gehoorzaamheid des verbonds.

Maar nu zijn al deze mamien, in den historischwetensch: appelijken zin des woords, filosofen geworden.

Zij hebben gewandeld onder het blauwe licht der algemeene genade, en zijn - — onder het wonderlijk bestel van Gods voorzienigheid — op indirecte wijze aan het raadsplan, dat zich in de wereldgeschiedenis tot verlossing en verrijking der mensclhheid ontvouwt, dienstbaar geworden.

Let wel, wij meenen met deze historische vergelijkingen niet het raadsel van het ontstaan der wijsbegeerte afdoende verklaard te hebben.

Geestesverschijnselen als de wijsbegeerte worden op onnaspeurlijke wijze uit de ziel der menschheid geboren.

Er ontkiemen zaden in den wereldakker, ze worden groot, — men weet zelf niet hoe.

Maar toch kunnen de opmerkingen, die wij gemaakt hebben, vooral door het naast elkander stellen van twee zóó verschillend bedeelde volken als het Israëlietische en het Grieksche volk, als gezichtpunten dienen, om de Verhouding tusschen wijsbegeerte en religie zuiverder te beoordeelen, en dus ook de beteefcenis der wijsbegeerte op zichzelf beter te verstaan.

Natuurlijk is hiermee nog knaar één k'ant van het vraagstuk der verhouding tusschen wijsbegeerte en godsdienst bekeken.

Alléén lettend op het historisch ontstaan van de Grieksche wijsbegeerte, zou het standpunt aannemelijk zijn, dat we zoo veelvoudig bij goede, maar onkundige, broeders aantreffen, namelijk, dat de filosofie voor den christen-mensch onnut, althans overbodig, is, om'da.t hij reeds bezit wat de wijsgeer zoekt.

Maar het laatste woord over deze aangelegenheid is nog niet gesproken.

We zijn thans, na eenige uitwijdingen, die tooh werkelijk geen omwegen waren, genaderd tot het punt, dat we ons over het begrip wijsbegeerte zelf een begrip moeten vormen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 januari 1923

De Reformatie | 8 Pagina's

In de school der wijsbegeerte.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 januari 1923

De Reformatie | 8 Pagina's