Het geschil tusschen onze Amerlkaanscbe broederen.
II.
In ons inloidénd artikel betoogden vvü, dat het geschil tusschen onze Amerikaansche broederen in zake de Algemeene Genade nog niet is beslecht. Integendeel, bomt men al feller tegenover elkander te staan. Maar tot een communis opinio heeft 'dit nog niet geleld. De hoop is bij velen gevestigd op een beslissing van de komende Synode.
Daartegenover spraken wij den wensch uit, dat die Synode, geen materieele beslissing zal nemen, doch alleen een formeele. Dat zij niet zal vaststellen: zoo staat het met deze zaak, maar dat zij aan een Commissie zal opdragen dit vraagstuk in studie te nemen.''
Als ik nu eerst het b-aek van de predikanten Diaahof en Ho-ekseima bespreek; .wil ik er nog ©ven aan herinneren; dat ik er niet aan denken kan in deze artikelen den inhoud van dit 'boek eerligszins compleet voor onze lezers uiteen te zetten, nog minder mijn instemming te betuigen met treffende opmerkingen of kritiek uit te brengen op m.i. bedenkelijke redeneerimgen. Als ik van al de •uitroepteekens, vraagteekens, kruisjes, waarmee ik den rand versierde of liever ontsierde, het mijmo zegigien wou, zou ik zeker ceu boek moeten schrijven, driemaal zoo dik als dit is.
Wanneer ik onzen lezers een eenigszins juist inzicht imag gieven in dft werk en daarbij, mijn indrukken h'un mag mededeelen, ben ik reeds dankbaar.
Toen ik dit boek gesloten had en mij. rekenschap gaf van mijn gevoelens daaromtrent, kvvarn het eerst bij mij boven een zeker gevoel van spijt.
Ongetwijfeld bobben de schrijvers' van dit boek het niet zoo kwaad gemeend, maar hun toon doet niet zoo weldadig aan, als men in een dispuut over zooi ernstige zaak wel wenschen zou.
Die toon is van zekere hoogheid niet vrij: te pleiten. Niet vergeten mag worden, dat zij zoo nu en dan ook aan bun bescheidenheid uiting gieven. Maar deze betuigingen worden toch ver overtroffen door den geest, waarin het geheel is géschreven. T'eveel schrijven zij in, triumfantehjken toonaard, alsof zij op die manier anderen bun triumf wilden suggereeren. Nu kunnen ziji voor zichzelf wel moenen, dat hun overwinning verzekerd is. Maar zoolang zij dit meenen, zijn ze nog; niet tot de zoo noodige zelf bezinning' gekomen. Wie acht, dat hij' in een kwestie als dezei'gelijk heeft, zal bij fcalnii nadenken heel anders te werk gaan. Meer schuchter, om zoo mogelijk vo'ot voor voeib terrein te veroiveren. Want deze taak hebben de genoemde b'i'oederen te verrichten. Niet alleen toch wordt hun gevoelen hier te lande niet 'gedeeld, zij-laten zelf doorschemeren, dat onder de leidende mannen in Amerika veel meer tegenstanders dan voorstanders van hun opinie gevonden worden. In zulk een positie is het altijd verstandiger rustig' en overtuigend voort te arbeiden. Noioit mag men een houding aannemen, die naar buiten den indruk wekt: wij weten het. Dan speelt men gevaarlijk spel. Want óf men prikkelt zijn tegenstanders en verwijdert hen verder van zich dan ooit, öf men we'kt hun spotlust op'. Beide zijn te betreuren. • Als men verj»ewe'g het grootste deel zijner broederen tegenover zich vindt, mag; men zich wel 'gedurig afvragen: maar zou het niet kunnen zijn, dat ik mij vergis. En dat stemt vanzelf tot grooter omzichtigheid in zijn oordeel.
Die hebben de predikanten Danhof en Hoeksema niet voldoende in acht genomen.
In hun „Voorwoord" beluistert men bijna den beurtzang: „Wij hebben onze duizenden verslagen."
Daarin verklaren zij niet meer of minder: „Dr Kuyper heeft in zijn Gemeene Gratie een ongereformeerd spoor betreden." ^
Die hun gevoelen niet, deelen bestempelen zij ais „drijvers van de z.g. gemeene genade".
Ten opzichte van een hunner bestrijders. Ds Van Baaien, veroorloven ziji zich de spo'tachtige uitdrukking' „'de broeder uit Munster (niet in Westphalen, maar in Indiana").
Over wat achter hen ligt, schrijven zij: „En ons scheen werkelijk niets anders overgelaten den de Iceuze tusschen bekeering van onzen dwaalweg en uittreding. Dan, ook dit liep uit O'p een teleurstelling. De aangevallen broeders (n.l. Ds Danhof en Ds Hoeksema. H.) hadden binnen korten tijd een brochure gereed, waarin de broeder uit Munster van antwoord werd gediend. ... Ën naar men ons van meer dan een zijde 'verzekerde, was 4e ee'rste schittering van de zon, in Munster opgegaan, tamelijk wel beneveld, indien ook niet in duisternis verdwenen."
, En van de bestrijders in het algenieen wordt gieproclameeid: „Aan een principiëele bespreking der zaak waagde zich nog niemand."
Let op dat waagde. Als zij hun overtuiging: te kennen gaven, dat nog niemand hun principieel had weerlegd, zou het iets au'ders zijn.
Maar nu klinkt het zoo uitdagend en grievend: niemand waagde het.
Het schijnt niet in hen op te komen, dat velen het misschien niet wilden en meenden alleen enkele opmerkingen te moeten maken ten aanzien van de meest opvallende foutieve voorstellingen.
Nooit kan een schrijver er aa.nspraak op maken, dat men zijn betoog van stuk tot stuk zal ontzc'nuwen.
Men heeft dit aan de vrijheid van zijn opponenten over te laten.
En wanneer deze zwij: gen, bekennen zij daarmee allerminst overwonnen te zijn.
Als iemand mij in een of ander blad aanvalt en ik reageer daarop in het geheel niet, dan mag men dat toch niet zoo uitleggen, dat ik niet weet daarop te antwoorden.
Indien •een r, edakte'ur, die veel schrijft, op alles wat tegen hem 'gericht is, ingaat, dan zo'u hij daarmee wel dagwerk hebben.
Hij heeft zich nauwgezet af te vragen, waaraan hij zijn tijd en arbeidskracht mag-besteden on waaraan, niet.
, , Misschien zullen enkele bestrijders van de predikanteii D. en H. na dit boek redeneeren: ik zal volstaan met 'enkele bezwaren kenbaar te maken, maar m'et mijn principiëele bestrijding wa.cht ik, tot de schrijvers hun, gevoelen volledig heb'ben bloot gelegd. Zelfs maken Ds D. en H. principiee'le bestrijding zeer moeilijk. Zij belichten toch op de eerste bladzijde van hun „Voorwoord": „Natuurlijk. is dit niet het laatste, , dat we over dit onderwerp denken en schrijven. Daartoe is het onderwerp te machtig, te alom"v(attend, te veelbeteekenend. Ook in de toekomst hopen we zoo nu en dan iets ten beste te geven over en in verband met het onderwerp der vrije genade onzes Gods." Nu eischt het persfatsoen feitelijk, dat men iemand eerst den tijd g'unt zijn gedachten te ontwikkelen. Men zou dus het recht hebben te wachten, tot de predikanten D. en H. verklaren: nu hebbén wij' voorloopig uitgesproken, uitschakelen wil ik nog de vraag O'f men achter deze woorden niet de' gedachtegang zal zoeken: wat imen ook tegen ons schrijft, men kan ons toch niet overtuigen, wij; weten het toch boter, wij zullen iedereen wel van repliek dienen.
Daarbij komt de mogelijkheid, dat Ds D. en H. „principieel" vereenzelvigen met „uitvoerig".
En wat ik uit het „Voorwoord" aanhaalde., wordt heel het hoek door bevestigd.
Dit is jammer, tic'nvvferf jammer. Versta mij wel. Ik beschuldig de schrijvers niet van hoogheid des harten.
Krachtens de liefde, die alle dingen hoopt en 'alle dingen verdraagt, neem ifc 'gaarne aan, dat het hun gedurige bede is: „Houd Uw knecht o-O'k terug van trotschheden."
Maar dit is i-nijn bezwaar, dat zij' zich niet gehoed hebben voor den s c h ij n' van hoiogheid in hun - werk.
En immers wordt het ons door den Heere bevolen, dat wij ook voor den schijn des kwaads ons hoeden zullen.
Opzettelijk - wijdde ik, .©en artikel aan den yormi van' dit boek.
Want in het geschil, dat onze broederen bézigj houdt, komt het op den VOITQ zoo aan.
Men mag elkander wel d© w.aarbeid zeggen, in uiterste gevallen ook scherp de waarheid zeglgen, indien dit dienen kan tot - verheldering, .maar de schijn van hoogheid dient tot allen prijs gemeden.
Die - kweekt verzet. Die vervreem'dt.
In het stadium, waarin het geschil nu gekomen is, ontho'U'de men. zich van al wat prildüelen kan.
Leert 'de .geschiedenis van Christus' kerk het niet vaker, dat scbeuiing meer door ©en onaarugenamen vorm, dan door het inzicht in de waarheid werd veroorzaakt?
Niet achter iedere scheuring school principieel verschil. Laat mij 'dan ©en beroep mogen doen op de broederlijke liefde van Ds D. en H. om V0'0.rtaa.n zich te spenen aan uitdrukkingen, welke het broederhart wonden.
Een sfeer van broederlijke liefde is het ©êrste, wat men in ons kerkelijk Amerika, dat zulk ©en bewogen tijd doormaakt, noodig heeft.
Het Soefisme.
Reeds onze kroniekschrijver roerde even dit nieuwe verschijnsel, dat thans in Nederland d© aandacht trekt, aan.
In het buitenland was deze beweging reeds eer bekend. En het heeft ons eenigszins verwonderd, dat men er in ons land zoo niets van boorde.
Hier houdt men toch O'ok wel van wat nieuws. Inmddels zijn er toch ook hier eenige brochures over verschenen.
'Mocht 'de beweging zich 'uitbreiden, dan hoop ik naa: : aanleiding van deze brochures bet Soefisme aan een m.eei breed© kritiek te onderwerpen.
Doch als voorloopige oriënteerin.g kan zeer goed dienen een artikel uit de „N. R. Gt."
De profeet, die de Soefi-boodschap sinds 1910 naar het W.e.sten brengt en ook ons land met zijn bezoek hoopt te vereeren, heet Inayat Kban.
Als leider van de Nederlandsche Soefi-beweging; wordt genoem.d de heer H. P. van T'uyl van Serooskerke, woonachtig in Den Haag. Daar houden de leden sedert geruimen tijd des Zondags kerkdienst. Ook in Amsterdam, werd den 13de.n van dit jaar de eerste kerkdienst ingericht. Volgens den correspondent moet Inayat Kban in ons land reeds een - vrij talrijke schaar van aanliangers hebben verkregen. Hij zo'u ons een dienst hebben bewezen, wanneer hij terloops had aangegeven, wat hij onder een „vrij talrijke" schaar verstaat. Ervaring leerde ons ten opzichte van sekten en andere bewegingen voorzichtigheid.
Eerst dan iets over den kerkdienst.
Deze kerkdiensten, waar een der ordeleden het w'ioord püeegt te voeren, onderscheiden zich door een eenvoiudige, zinrijke liturgie, waarbij de verschillende groote godsdiensten elk door een kaars Wiorden voorgesteld. Deze kaarsen worden achtereenvolgens aangestoken aan het groote licht, dat het middelpunt vormt der ceremiome.
Er ligt dus een waas van Oostorsche mystiek over. Doch het Soefisme wordt daardoor geheel gekarakteriseerd, aldus de correspondent.
Dit symbool geeft ten duidelijkste het karaktsr der Soefi-beweging weer. De Soefi's willen geen afzonderlijke secte stichten, en daardoor het aantal eïk op de ware leer aanspraak makende kerken nag weer vergrooten. Hun doel is juist de synthese te bevorderen tusschen de bestaande godsdienstgemeenschappen. Die leden der orde blijven, wanneer zij zich daartoe gedrongen voelen, aangesloten bij' de kerk of de vereeniging, waarvan zij reeds deel uitmaakten. Want het Soefisme vindt de waarheid in alle kerkgenootschapipen en religieuse bewegingen.
De gewone redeneering van zooveel bewegingen! lede): mag lid van zijn kerk blijven. Ma; ar het zet zijn kerkdiensten op Zondag!
Toch is dit alles overheerschende kenmerk van verdraagzaamheid geenszins een bewijs van. vaagheid.
Inayat Khan en de zij'nen bezitten wel degelijk een scherp omlij'nd, zeer principieel levenslp'rogram. En wanneer wij' dat in grojote trekken weergeven, zal de lezer zlich afvragen, of voor dezïe boodschap van consequente vrij'zinnigheid een vreemdeling uit het Oosten naar Holland moest kom.en.
Inderdaad, allicht had Inayat Kihan rustig' in Indië kunnen blijven, zqo-de ptredikers der Hollandsche vrij'zinnigheid de consequentie van hun beginsel onbeschroomder hadden aanvaard. Wanneer de Sadoe SiOendar Sing de onbetaalde rekening; is van de •qrthodoxie, is de Pir-o-Murshid der Soefi-Orde de .©•nbetaalde rekening der vrij'zinnigheid. Dit is het geheim en de aantrekkingskracht van Inayat Khan's ip'rediking, dat men er, zonder het taktisch voorbehiOud tegenover kerken en groepen, het vrijteinnig godsdienstig beginsel in vindt belichaamd, dat voor velen, mits onvoorwaardelijk en in ptositieven vorm gep'redikt, noig steeds de bekoring heeft van het •gezaghebbend wiQord.
Een buitenkansje voor de vrijzinnigheid alzoo, dal haar door geen „orthodoxe" zal worden benijd!
Maar wat nu het „principiöele" van het betreft: Soefisme
Inayat Khan gaat uit van het soevereine recht der persoonlijkheid om ook in ethiek en religie volkomen zichzelf te wezlen. De tekst uit Koran 86:7, volgens w^elken ieder mensch, die zijln eigen bijzondere lijn in het leven volgt, past in het plein van het 'geheel en ten slotte niet alleen zijn eigen doel, 'doch het eene einddoel van allen bereikt, vindt bij! hem toepassing. Derhalve dient ieder oiok volkomen vrijheid te hebben, zich aan te sluiten bSj( de religieuse organisatie, die hem piast.
Oogenschijnlijk in strijd met deze alzijdigheid leert het Soefisme, dat er slechts één leeraar is, die als medium van den éénen, eeuwigen en eenigen God, de waarheid aan de menschheid mededeelt. Die ééne leeraai-echter belichaamt zich in verscLillende gedaanten: Shiva, Bicfeddha, Rama, Kiishna, zoowel als Abraham, Mozes, Christus en Mohammed zijn slechts de verschillende kleeileren, gedraigen door denzelfflen ptersoon. Wat het geloof in den komenden wereldleeraar of dat van • dö wederkoanst van Christus betreft, staat, de Soefi op hetzelfde standptoit. Die openbaring zal niet in één bepaald persoon biehoeven te zijn. Ieder krijgt den wereldleeraar, dien hiji naodig heeft. Diengenon, die verwachten, dat.de leeraar een man zal zijln, zal een man de boodschap breng'en; hun, die een vrouw als leeraar verwkchten, moet een vrouw haar verkcndigen. „Er is een antwoord voor lederen roep.”
Wij knnnen hier don uitroep „Elk wat wils!" niet inhouden. God schikt zich dus geheel naar den mensch. Ook hier weer is het subjektivisme de zuurdeesem.
Wat er op die manier van het openbaringsbeg; tip moet terecht komen, laat zich denken. Als hij wil, krijgt ieder een openbaring apart.
Nu het absoi'.utisme door de democratie is vervangen, zal ; o|o'k de optenbaringsvorm zonder bemiddeling van hooger 'hand geschieden. Zij!, die, geen n; iddelaar van nolode hebben en voor wie zelfs de gedachte aan do inmenging van een tusschenpersoon in igemoedszalfcen onaapgenaam is, Ziullen een rechtstreeksch© .openbaring; ontvangen; ook zal ej' een collectief middelaarschapi mogelijk zijti. Wat de schriftuurlijke oipenbaring-betreft, „er is", zegt Inayat Khan, „één heilig "bioefc: het heilige boek der Natuur"; dat is „het eenige geschrift dat den lezer licht kan geven", en voorzoover dat Kcht weerkaatst werdt in de geschreven rollen, hetzij! deze den tekst van Vedanta, Zendavesta, Rabala, Bijbel of Koran bevatten, bezit het gezag'.
Het Soiefisme is dus volslagen naturialisme. Het leeft tiit het heilige boek der natuur.
Veel schijnt het daaruit echter niet te-kunnen lezen. Immers:
De Soefi is de consequente - vrijdenker, die a; an ieder toestaat zijn eigen pajd te vervolgen en de beginselen van anderen niet aan de zijne toetst. Het is ong'eloof, te verkondigen: „giJ leeft uw leven opi de verkeerde wïj'ze; wordt zooals ik!" Somtijds blijkt het geloof slechter te zijn dan het ongeloof; als n.l. iemand, 'vastgeroest niet toestaat dat zij'n geest het leven diepier onderzoekt, leiding en raad van anderen afslaand, opdat hij zijn eigen geloof moge bewaren.
Het Soefisme, o& choon in sommige opteichten met de theosofie verwant, staat derhalve in zooverre daar lijnrecht tegenover, dat het ^een vasteestelde „waarheid" propageert noch vastgestelde , , kennis" beweert te bezitten.
Van de beloofde „belijning", en „principiëel-heid" blijft dus niets over. Het Soefisme brengt geen „kennis". Het voedt zich met oppervlakkige klanken en holle mystiek. En om nu ook het overige over te nemen:
Zijn zedeleer is vervat in de stelling, dat er één wet is: de wet van wederkeerigheid, welke men kan nakomen, door een onzelfzuchtig gemoed te paren aan ontwaakt rechtsgevoel. Anders uitgedrukt , , Wat gij wilt dat de menschen u doen, doe hun oo'k alzoo." '
Omtrent de theodicee leert Inayat Khan, dat God geen wezen is, afgescheiden van den mensch. Als Hij de menschen doet lijden, lijdt Hijzelf mee, evenals do geheele mensch lijdt, wanneer de hand een zwaar gewicht op de voeten laat vallen. Ook beschouwt hij het verschil tusschen zonde en deugd als betrekkelijk; „goed" en „kwaad" zijn vergelijkende termen.
Criterium is, dat de deugd gelukkig maakt en de zonde ongelukkig. Zonde en deugd zijh. ook weer volstrekt individueel. „Als iemand werkelijk gelukkig is in zijn „zonde", kan men gerust aannemen dat deze voor hem inderdaad een deugd is, en dat slechts voor ons, van ons gezichtspunt, zijn handeling zondig lijkt. D'aarom houdt de Soefi zijn aandacht gericht ap' zij'n eigen reis en beoordeelt hij anderen niet."
Het „hiernamaals"' vat het Soefisme niet tijdelijk, laat staan, plaatselijk op'. Het betreft hier een, verschil in aspect tusschen de voorbijgaande uiterlijke en de eeuwige innerlijke Wereld.
Maatsohap'pelijfc Kijkt Inayat Khan zeer vooruitstrevend; hij verwacht een geleidelij'ke vermenging van do rassen en de toeneming van een democratischen geest onder de 'volken. De tegenstelling tusschen de klassen zal verdwijnen en er zal zich een anenschelij'ke broederschap ont'wikkelen. Ook de huwelijksvormen zullen de handhaving van de persoonlijkheid meer vrijheid laten; man en vrouw zullen als kameraden zijn, onafhankelijk en ongebonden. Getrouwde vrouwten zullen bij haar eigen naam worden genoemd en de kinderen heeten naar hun geboorteplaats in plaats van naar hun familie.
Dezelfde zedeleer vindt men ook bij Haeckel e.a. Walgelijk is bepaald, .de iSoefistische zonde-beschoiuwing. • ..'l^s^^l^Jf. ^ •
De heerlijkheid van zijn > „hiernamaals" kan het onr'ustig menschenhart niet bekoren.
En de toekomst-maatsahappij', , ^: : naajr, ., Soefistische beginselen? ' '• •••'^•'-nli, •-i-'i& f. •
Laat ons daar maar niets van, 'zeggen. Het Soefisme zou een „vrij talrijke schare" aanhangers in ons land hebben?
Het is psychologisch haast niet mo'gelijfc. Het bevat allemaal oude denkbeelden, goed door elkander geschud. ;
Het nieuwe ontbreekt ten eenenmale.
Maar al telt het ook weinig aanhangers, zoo moeten WO toch deernis met hen gevoelen. • Arme, arme zielen!
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 januari 1924
De Reformatie | 8 Pagina's