GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

In de scbool der wijsbegeerte.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

In de scbool der wijsbegeerte.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Nieuwe paden.

Er zijn verschillende pogingen gedaa.n om uit de gevangenis van Kant's kenleer te ontvluchten in 'de ruimte!

De één tracht 'door de deur der biologie (levensleer), de ander door het venster der psychologie, te ontsnappen.

Daar - zijn er ook, die het contact met de „verloren wereld" zoeken te herwinnen door de sociologie (maatschap[pijleer).

G. Simmel heeft een kenleer opgesteld, die uitgaat van de relativistische (betrekkelijke) gedachte, dat de mensch zijn voorstellingen niet opzichzelve als waar mag beschouwen, niaar alleen in verband met andere voorstellingen.

Bijvoorbeeld.

Vroeger leerde (en geloofde) de mensch, dat de zon om de aarde heenzwaait. Hij hield dit voor vaste waarheid.

Thans is voor ons waarheid: de aarde be---weegt zich in een ellipsbaan om de zon.

Maar wij kunnen nooit verder gaan dan dit: voor ons.

De kennis is niet een individueel, maar een sociaal verschijnsel, en een sociale wet, en zij' is, gelijk heel het maatschappelijk leven, in een toestand van wording en voortschrijding.

ledere nieuw-Veroverde kennis is een etappe (rustplaats) verder op de groote heirbaan naar de stad der absolute waarheid.

Er spreekt uit - deze kenleer een sympathieke bescheidenheid, en, ten deele ook, gezonde nuchterheid.

De ervaring leert, dat al onze kennis stukwerk is, dat de menschheid telkens haar wetenschap „repareeren", somtijds door een geheel nieuwe vervangen, moet.

Gelijk 'de Génestet zegt:

„Straks komt een wijzer, die 't weg redeneert".

Het gaat in de denkwereld dikwijls als in de wereld der techniek.

Toen de eerste fiets verscheen, staarde ieder haar aan als een wonder.

Niemand kon begrijpen, dat zoo'n ding ooit „overtroffen" zou worden.

Maax is er nu iemand, die nog op' zulk een „rammelkar" zou willen zitten?

En 'de eerste spoortrein!

Wij lachen er om.

Toen de groote heeren der natuurwetenschap hun eerste atomen-theorie opstelden (het ondeelbare stofje), waren zij zeer tevreden over hmi vinding, en de theorie paste precies (als werkhypothese) bij 'de andere vindingen en werkzaamheden der wetenschap.

En waar is nu dat ondeelbare, doode, atoompje?

Het is een levende „wereld" van elèctronen, een werveling van ether, G£ enkel een krachtpunt, geworden.

Voor den huldigen mensch, op het standpunt van • z ij n ontwikkeling, is - deze nieuwe wetenschap: waar, en hij heeft aan die waarheid genoeg'.

201 En hij moet tevreden zijn met zijn kennis, totdat hij een hooger levensstadium bereikt.

Het kan goed zijn, dat ook wij, als christenen, die steunen op de openbaring der absolute waarheid, indachtig blijven, dat er in onze kennisi eveneens iets relatiefs is.

De waarheid, die ons geopenbaard wordt, is absolute waarheid, maar de openbaring zelve is niet absoluut.

Onder hét Oude Verbond leefden de vromen in een sfeer van openbaring (en dus ook van kennis), die, ten opzichte van de openbaring des Nieuwen Verbonds, schaduwachtig was.

En de openbaring, die wij thans bezitten, is zdker niet minder (neen, véél en véél meer) nevelachtig, in vergelijking met de openbaring, die ons zal worden toegebracht.

Onze kennis is zuiver ma.ar betrekkelijk.

Wij zien nu door een sjDiegel in een duistere rede.

Wij kennen ten deele en profeteeren-ten deele.

Oo'k met het Woord Go'ds, ja juist met dat Woord, in de hand, past ons bescheidenheid, deemoed, en er is geen droeviger hoogmoed en dwazer verblinding, dan van de theoloogjes, die meenen, dat zij de volle waarheid in hun schamele formule-omhulsel tj es hebben opgesloten.

Geen enkele ware ooit beweren zal. gereformeerde, die dit ook ooit beweren zal.

Dr Kuyper en Dr Bavinck hebben ons wel anders geleerd.

De ethischen strijden tegen een caricatuur van het Calvinisme, wanneer zij tot ons het verwijt richten, dat wij de waarheid hebben opgetast in een confessie.

Men zou nog eerder de zon kunnen opsluiten, in een byjouterieikistje.

Maar met-dat-al brengt de z.g. sociologische kenleer den mensch niet veel dichter bij het groota doel.

Ze geeft een zekere ver-zuivering en ver-hel-'dering van zijn kennis, maar schiet ik er tenslotte mee op, of ik al weet, dat ik niets absoluut weet?

De mensch wil houvast hebben aan het absolute.

Eln Simmel weet niet, of de mensch de waarheid ooit aan het einde van zijn ontwikkelingsbaan zal vinden.

Een absolute kennis van het absolute zal de mensch wel nimmer (ook in 'de eeuwigheid niet) bereiken, maar hij heeft toch geen „vrede" tenzij hij heeft een zuivere (zij het betrekkelijke) kennis van' het absolute.

Wij hebben reeds gezegd, dat de nieuwe wijsbegeerte, in tegenstelling met Kant's kritiek der loutere rede, juist naar nieuwe wegen tot he't bereiken van de metafysische werkelijkheid gezocht heeft.

De tot dusver besprokene richtingen zijn eigenlijk in hoofdzaak subjectief-zielkundig.

Zij banen geen weg naar de absolute waarheid, maar zoeken licht te ontsteken in het denk-proces zelf.

Zij laten ons zien, 'dat denken is een vorm van leven, 'dat het denk-ptoces is een lev ens pi roces, in zijn uitgangspunt - en in zijn doelstreven.

De ware levensfilosofie stuwt echter naar een hooger doel, namelijk' niet alleen de kennis als leven, maar de kennis tot leven, de kennis van het leven zelf in zijn algemeenheid.

Terwijl de genoemde groepen van denkers tO'Ch altijd nog een rationalistischen trek vertoonen, doordat zij de waarnen\ing en het begrip nog als kenvorm handhaven, grijpt de echte, consequente, levensfilosoof een andere fcenvorm aan. Het rationalisme (puur verstandelijk kennen) wordt op' den achtergrond gesteld, en daarvoor in de plaats treedt een ander vermogen, dat tot dusver nog veelszins in de binnenkameren der ziel sluimerde. Om het leven te leeren kennen, zegt de groote Fransche wijsgeer, Henry Bergson (geb. 1859), mo& ten wij het benaderen meer met onzen wil en ons gevoel, dan met ons bloote verstand.

Het verstand, leert Bergson („Inleiding in de Metalysica", 1920), kan niet anders dan. analyseeren (ontleden, uitdrukken in begrippen en verhoudingen), maar daardoor kent het niet het dingzelf. Want het ding-zelf bestaat juist niet uit begrippen. Het verstand lost dus het ding op in denk-beelden (symbolen). Om het wezen der dingen te leeren kennen, moet de mensch over en dóór de begrippen heen een pad banen.

Dit 'doet de mensch door het gansch eigenaardig vermogen, dat uit de diepste diepten van het (onbewuste) zieleleven opkomt, en dat men het best intuïtie kan noemen.

Gelijk het dier (de bij, de mier) zich laat leiden door instinct, moet de mensch aan .de intuïtie (die men een tot-bewustzijn-opgestegen-instinct zou kunnen noemen) de leiding toevertrouwen.

Door de intuïtie komt de mensch tegenover het leven anders te staan dein de droge, houterige, vak-geleerde.

De vak-geleerde van het ouderwetsche type staat tegenover het leven feitelijk onverschillig.

Sterren en bloemen, dieren en menschen, bestaan voor hem als objecten van zijn souverein (!) verstand.

Ze kunnen hem alleen in zooverre iets schelen,

als hij ze gebruiken kan voor de bevrediging van zijn ken-manie.

Maar de levensfilosoof stelt zicli tegenover de dingen als levenswonderen, die hij liefheeft en in den weg van sympathie vatten wil.

Is er iemand, die het kind beter kent, begrijp t, dan de eigen moeder?

En waarom ?

Omdat de moeder haar ziel (en 'dus ook haar verstand) zuiver sympathiek, passief en tegelijk actief, instelt ten opzichte van al wa, t haar kind is en betreft.

Er zijn geen soherper oogen dan de oogen der, zoogenaamd blinde, liefde!

De lezer gevoelt, dat de levensfilosoof Jiier overeenstemt met een bijbelsche waarheid, namelijk, dat de weg tot kennis van God gaat door het hart.

Jezus zegt, dat alleen, wie den wil des Vaders doet, bekennen kan, of zijn leer uit God is.

En in zijia samenvatting van de oudtestamentische wet (Matth. 22:37) zegt Hij, dat wij den Heere onzen God moeten liefhebben met geheel ons verstand.

Maar nu verder?

Wat ontdekt de mensch, wanneer hij het leven grijpt met de, door sympathie geïnspireerde, intui tie?

Dan ziet hij de weAelijkheid, niet als een vaststaand, onbewegelijk, ding, maar als een vloeiend leven. De wereld is onderworpen aan een voortdurend en schep'pingsdrang, het bestaat in een gestadig sp.annen en weer oplossen van het leven.

Zal de menscli dit leven grijpen, in den zin van begrijpen, dan moet zijn ziel die strooming, worsteling, van het leven als het ware meemaken, zijn ik moet in die schep'ping mééscheppen en méévergaan.

Het gelijke wordt slechts door het gelijke gekend. Vandaar dat Bergson ook voor den mensch zelf het ideaal des levens stelt in de schepipende daad.

Kunst, moraal, godsdienst, zijn in wezen uitingen en daden van denzelfden levensdrang, die de mensch in de natuur bespeurt.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 maart 1924

De Reformatie | 8 Pagina's

In de scbool der wijsbegeerte.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 maart 1924

De Reformatie | 8 Pagina's