Synode-indrukken.
VL
De verrader.
Wie is hetj_ die de 19 vragen, door dé Synode aan £r Geelkerken gesteld, heeft verraden aan „Be telegraaf" ?
Dat is een zaak, welke gedurig weer sommige gedachten in beslag neemt.
Door zulke dingen voelen de kerken zich in haar eigen huis niet veilig.
Het gaat hier niet om lekkage, wat ook reedsi te veroordee.len zou zijn, maar om een onttrekken van stukken aan hun bestemming.
Ieder, wiens moreel gevoel niet min of méér afgestompt is, zal dit streng moeten afkeuren.
Het is dan ook geheel natuurlijk, dat men den dader op het spoor wil komen.
Toch wordt daarbij wel eens geredeneerd' op een wijze, welke geen rekening houdt met verschillende mogelijkheden.
Men ziet soms eenzijdig in een bepaalde richting.
Dan loopt men gevaar zich te vergissen. Op zichzelf moet men drieërlei mogelijkheid openlaten.
Of men moet kans gezien hebben op' de drukkerij, waarop de stukken gedrukt werden, een exemp^laar te ontfutselen. Of een van hen, die officieel de stukken ontvingen, moet de vragen in handen hebben gespeeld van genoemd dagblad.
De eerste mogelijkheid is wel uitgesloten. )De waarborgen van veiligheid zijn in deze geheel afdoende.
Bij de tweede mogelijkheid kan vanzelf met zulk een stelligheid ni^t worden gesproken. Toch stuit de gedachte, als zou één van de afgevaardigden of prae-adviseurs ter Synode zich hiertoe hebben geleend, ons zóó tegen de borst, dat we liever op een derde mogelijkheid wijzen, al kuimen we de tweede niet geheel afsnijden.
Welke is dan die derde mogelijkheid?
Deze, dat geen erikel exemplaar van de gedrukte Synodale vragen op een redaktie-bureau van de Liberale Pers terecht is gekomen, maar dat zonder medeweten van één der Synode-leden een afschrift is genomen van de vragen.
Dan kunnen de leden en ook anderen, die de vergaderingen bijwoonden, alleen met een vrije conseientie verzekeren, dat zij daarin niet de hand hebben gehad.
Men moet hier n.l. de vraag stellen: hebben zij, die rechtens de vragen in hun bezit hadden, wel genoeg zorg gedragen, dat niemand anders, ook niemand van hun huisgenooten, da'arvan inzage konden nemen?
Hebben zij die, zoodra zij hun kamer verlieten, wel achter slot en grendel gesloten? Misschien zal men opmerken, dat deze eisch toch overdreven is.
Daartegen moeten we echter opkomen.
De eTvaring leert, dat notarissen, juristen enz. de grootste voorzorgen nemen, dat niets uit de geheime stukken openbaar wordt, terwijl kerkelijke personen in deze dikvsrijls, laten wij' maar zeggen, zeer goedgeloovig zijn en meenen, dat niemau'^f er Wel misbruik van zal maken.
Men verliest te veel uit het oog, dat er volstrekt! geen wantrouwen uit spreekt, wanneer men stukken wegsluit.
Dat is voor alle officiëele personen, in dit geval Synodale afgevaardigden ènz., plicht.
Verontschuldigingen als: Ja, maar mijn Pietje en mijn Marietje, mijn dienstbode en mijn vrouw zijn hoven alle verdenking verheven, kunnen hierbij niet dienen.
Men gaat alleen vrij uit, w, ainneer men alles heeft weggesloten.
Daarom is het onderzoek naar den dader zoo uiterst lastig.
Mocht dit een les zijn voor k; erfcelijke personen om uiterst voorzichtig te zijn.
Publiciteit.
Men heeft naar aanleiding van de openbaarnxar king der vragen, nog dringender dan vroeger de kwestie gesteld: maar kon de Synode niet wat meer de belangstelling van onze menschen hebben bevredigd?
Nu willen we dit punt later eens breedvoerig behandelen.
Tijdens deze Synode zou het niet verstandig zijn dit aan de orde te stellen.
Men zou er uit kunnen afleiden, dat wij bijzondere behoefte hadden aan kritiek op; de geheimhouding, welke speciaal deze Synode betracht.
Integendeel willen wij gereedelijk toestemmen, dat zoo ooit strenge geheimhouding gerechtvaardigd is, dat bij deze Synode het geval was.
Waarmee wij ook weer niet zeggen willen, dat meerdere publiciteit niet mogelijk ware geweest.
Maar het zou niet goed zijn, ze bij' deze gelegenheid in te voeren.
Over het geheel mag er in onze kerkelijke praktijken wel eenige verandering worden aangebracht.
Wachten we echter rastiger tijden af om over wenschelijke reorganisatie in deze te spreken.
Naderende beslissing.
Het'is thans Bonderdagmorgen 4 Maart.
De dogmatische Commissie is niet alleen met haar rapport gereed, maar haar konklusies zijn ook door de Generale Synode in Comité-generaal aangenomen en vandaag zal het wel in volle Synode komen.
Dit brengt ons in een zeer moeilijk parket.
Vóór het rapport is voorgelezen en de konklusies door de Generale Synode in plenaire zitting zijn aangenomen, kunnen wij uiteraard nog niets daaruit meedeelen.
Hoewel wij overstelpt zijn door indrukken, mogen wij ze nog rjiet uitdrukken.
Dat is voor iemand, die een beetje journalistiek voelt, een penitentie.
We hebben tot het allerlaatste gewacht om hierover te schrijven in de hoop, dat wij onze ruimte daarvoor konden reserveeren.
Maar de ampele besprekingen hebben meer tijd gevorderd, dan waarop aanvankelijk gerekend was.
Dus moeten we voor de zooveelste maal weer een slot op onzen mond leggen.
De dagbladpers verkeert ten deze in veel gunstiger konditie.
Intusschen kunnen wij ons het ongeduld van velen in den lande goed begrijpen.
Het valt te voorzien, dat er vandaag velen naar Assen zullen komen om de publieke zitting bij te wonen.
Hopen we, dat ïij ni^t teleurgesteld zullen worden.
De konk1usies.
Op het oogenblik is het ons geoorloofd over het rapport en de konklusies te spreken.
Maar ons 'blad moet ter perse.
Veel kan er niet meer gezet worden.
Wij bepalen ons daarom tot de konklusies, welke wij Jiier zonder kommentaar opnemen.
De Synode, uitspraak doende aangaande de zaak-Dr J. G. Geelkerken zooveel haar confessioneel© zijde betreft,
spreekt uit:
•; A. Aangaande 'de vraag, of de Classis Aiin ster dam recht had, van D r J. G. Geelkerken in den zin van het Onderteekök e ningsfor muiier een „nader© verklaring van gevoelen te eischen":
lo. dat de zgn. preek-coupure van Dr Geelkerken inderdaad uitlatingen bevat, welke redenen gaven tot ernstige bedenking, wijl
, a. daarin een vergelijking wordt gemaald tusschen den vorm van de openbaring aangaande den staat der rechtheid en dien van de Oipenbaring aangaande den staat der heerlijkheid, die aanleiding gaf om te vreezen, dat Dr Geelkerken aangaande het Schriftverhaal van Gen. 3 een opvatting voorstond, die duidelijke mededeelingen der Schrift zou vervagen tot uitdrukkingen van onzekere beteekenis en daardoor ïnet het in art. 4 en 5 der Nederlandsche Geloofsbelijdenis heieden gezag der Heilige Schrift niet zou zijn overeen te brengen;
b. daarin een onderscheid wordt gemaakt tusschen datgene, waarvan uitdrukkelijk gezegd wordt, dat het is de goddelijke bekendmaking van een historisch feit, liet feit van den zondeval, en de bijzonderheden, waarvan dit niét wordt gezegd, maar alleen geconstateerd, dat er evenveel „verklaringen" van zijn als 'geleerde uitleggers;
'2o. dat deze bedenking is versterkt door het feit, dat Dr Geelkerken in de vergaderingen der Classis van 18 Maart en 1 April 1925 geweigerd heeft, hoezeer daarop ook bij hem werd aangedrongen, een verklaring te geven van zulk een aard, dat zijl bovengenoemde bedenking had kunnen wegnemen, terwijl hij daartoe (indien hetgeen gevreesd werd, niet in zijn bedoeling had gelegen) in de gegeven omstandigheden toch verplicht ware geweest;
3o. dat de Classis Amsterdam daarom genoegzamen grond had om te verklaren, dat de „gewichtige oorzaken van nadenken", waa, rvan het Onderteekenings-formulier spreekt (en waaronder naar het oordeel der Synode niet meer is te verstaan dan dat het noodig was om van Dr Geelkerken „nadere verklaring van zijn gevoelen te eischen") aanwezig waren.
B. aangaandehetdoorDr J. G. Geelkerken ten .opzichte van Gen. 2 en 3 ingenomen standpunt:
• ^ lo. dat door haar ernstig wordt afgekeurd de weinig doordachte - nojze, waarop Dr Geelkerken publiek is opgekomen voor de mogelijkheid van een „andere opvatting" van Genesis 2 en 3; zonder zich deugdelijk rekenschap te hebben gegeven, of hij in staat was, een dusdanige andere opvatting aan te geven, die niet zou blijken neer to kommen op een ontkennen van wat door de Schrift duidelijk wordt geleerd; en ook zonder ernstige gronden te kunnen bijbrengen, waarom het noodzakelijk of wenscbelijk zou zijn, een zoodanige „andere opvatting" te aanvaarden; '. f ;
een handelwijze, die (behalve dat ze door de manier, waarop Dr Geelkerken hierbij de wetenschap ter sprake bracht, aan den goeden naam der Christelijke wetenschap afbreuk doet) het besef van het absoluut gezag der 'Heilige Schrift moet verzwakken;
2o. a. dat de boom der kennis des goeds en des kwaads, de slang en haar spreken en de boom des levens naar de klaarblijkelijke bedoeling van het Schriftverhaal van Gen. 2 en 3 in eigenlijken of letterlijken zin zijn op te vatten, en dus zintuiglijk waarneembare werkelijkheden Wai'en;
en b, dat derhalve de meening van Dr Geelkerken, als zou men disputabel kunnen stellen, of deze zaken en feiten zintuiglijk waarneembare werkelijkheden waren zonder met het in art. 4 en 5 der Nederlandsche Geloofsbelijdenis beleden gezag der Heilige Schrift in strijd te komen, moet worden afgewezMi;
3o. dat uit Dr Geelkerken's door hem zelf gepubliceerde antwoorden aan de Classis Amsterdam en verdere (deels in publieke geschriften, deels voor de Synode gedane) uitlatingen gebleken is, dat hij de mededeelingen van Gen. 2 en 3 aangaande de sub 2o. genoemde zaken en feiten in haar daar aangegeven klaarblijkelijken zin niet zonder voorbehoud aanvaardt als grondslag van wat hiji in dezen leert;
4o. dat het daarom noodig is, dat Dr Geelkerken
alsnog een verklaring aflegge, waarbij hij, zich aan de sub 2o. uitgesproken jDeslissing conformeert.
C. Aangaande de bezwaren ingebracht inzake de lozingen over het boek Job. dat, daar de door br. A. van Kooten aan Dr Geelkerken ten laste gelegde voorstelling inzake het boek Job door Dr Geelkerken als onjuist is afgewezen, in deze aanklacht geen genoegzame grond ligt, om daarop ccnige uitspraak betreffende Dr Geelkerken's Cont3sisioneel standpunt te baseoren. p
D. Aangaande de redactie van de O v c r-toomsche Kerkbode.
lo-dat de recensie van Dr , Oberman's boek „Was ons hart niet brandende in ons? " en het opnemen van Ethische meditaties, gelijk door Dr Geelkerken geplaatst zijn, verwarrend moet werken op de geloofsvoorstellingen der gemeente o.a. ten opzichte van den persoon en het werk van den Christus (lods, •en daarom in strijd is met de roeping van den Dienaar des Woords om te waken voor de zielen;
2o dat een gunstige beoordeeling van het treurspel „Saul en David", als door Dr Geelkerken gegeven is, afbreuk moet doen aan den eerbied voor Gods Woord;
3o dat het plaatsen van stukken als het versje „Opgave van namen voor beroeping van een predikant" en het artikel „De slang der Theologen" den eerbied voor de waarheid Gods moet verzwakken. en besluit:
en besluit: A-opdat voldaan worde aan het sub B 4o genoemde lo aan Dr Geelkerken de volgende verklaring ter onderteekening voor te leggen:
Ondergeteekende, kennis genomen hebbende van de uitspraak der Synode:
„dat de boom der kennis des goeds en des kwaads, •de slang en ha.ar spreken en de boom des levens naar de klaarblijkelijke bedoeling van het Schriftverhaal van Gen. 2 en-3 in eigenlijken óf letterlijken zin zijn op te vatten en dus zintuigelijk waarneembare werkehjkheden waren;
en dat derhalve de meening van Dr Geelkerken, als zou men disputabel kunnen stellen, of deze zaken en feiten zintuiglijk waarneembare werkelijkhedei) waren, zonder met het in art-4 en 5 der Nederl. Geloofsbelijdenis beleden gezag der Heilige Schrift in strijd te komen, moet worden afgewezen; "
verklaart zich aan deze beshssing te conformeeren en het Schriftverhaal van Gen. 2 en 3 .naar zijn in de uitspraak der Synode aangegeven zin zonder eenig voorbehoud te aanvaarden en ten grondslag te zullen leggen aan wat hij in dezen zal loeren:
3o aan Dr Geelkerken mede te deelen, dat zijne beslissing inzake de onderteekening dezer verklaring dooi' haar binnen den tijd van 4 dagen wordt tegemoet gezien;
B van al deze uitspraken en besluiten kennis te geven aan Dr J. G: Geelkerken, den kerkeraad van Amsterdam-Zuid, de Classis Amsterdam, de Particuliere Synode van Noord-Holland, en de bezwaarde broeders uit de kerk van Amsterdam-Zuid-
Hoofdzaak is dus, dat Dr Geelkerken een verklaring behoort te onderteekenen, waarin hij v, aii zijn gevoelens, welke de Synode heeft afgewezen, terugkomt.
Verzwakke de gemeente niet in haar gebed.
HEPP.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 maart 1926
De Reformatie | 8 Pagina's