GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERS-SCHOUW.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERS-SCHOUW.

38 minuten leestijd Arcering uitzetten

Geelkerken-Wisse.

Het onderstaande plaats ik niet, om ds G. Wisse> lastig te vallen. De ChristeHjk-Gereformeerde leiders zorgen er in den regel wel vooi-, dat zij zich zelf lastig vallen. Maar om twee redenen geef ik een plaats aan onderstaand artikeltje van Amandi in de Westlandscbekerkbode. Allereerst, omdat, afgedaclit van de kerkelijke bladen, die ook zich over ds Wisse verbazen, de plaatsing in de N. R. C. en de opmerkzaamheid mitsdien van vele lezers de kwestie actueel maakt. Voorts, omdat na de combinatie üeelkerkeii—Smith, ook de jonaste verbinding Geelkerken—Wisse een duidelijk symptoom levert van de zeldzame begripsverwarring, die in nn^e dagen zoo deftig en - \vaardig schijnt te zijn. Eet schijx tenminste te behooren tot den goeden smaak, dat men van - vvat over de zaak tusschen dr Geelkerken en de synode spreekt pp rustige manier, geen k-eimis neemt, maar intusschen doet, alsof er reeds alles van bekend is.

Het loopt 'over bijgaand verslag uit de „N. R. C.":

Men .schrijft uit Gouda:

Gisteravond is alhier in de St. Janskerk onder groote belangstelling door Ds G. Wisse van Utrecht gesproken over: ' „De Slang in het Paradijs". Spr. bracht hierbij o.a. ter sprake, de vraag, die de Synode van Assen thans aan Dr Geelkerken heeft voorgelegd, of hij toestemt, dat een wezenlijke slang wezenlijk gesproken heeft. Dit lijkt de vraag, die het einde is van een lastig parket. Want op de bekende 19 vragen is een antwoord door Dr G-ingekomen waaruit men nu blijkbaar niet kan afleiden: "gij zijt ethisch.

Spr. betwijfelt het hartgrondig of nu met deze laatste vraag ook wel uitgemaakt kan worden, o{ Dr G. ethisch is, ja of neen. 0£ zijn b.v. Henry, Amyraldus, Groenewegen, Klinkenberg, enz. ook ethisch? Zij zagen in de slang den duivel; en hadden dus de Asser vraag met neen moeten boantwoor Ion. Ursinus, de catechismus-opsteller, heeft in zijn verklaring telkens gesproken van den duivel, waar in Gen. 3 de slang genoemd wordt. Éénmaal zegt hij „het Serpent" met een hoofdletter, nadat hij gezegd had, dat de duivel tot den menscli sprak.

Is dit dan wel zuiver? Als Dr G. de vraag tor voldoening van de Synode beantwoordt, wat spr. niet gelooft, is or nog een restant, dat niet mis is.. Ongeveer 150 mannen van naam. predikanten, leeraren aan H. B. S., hoofdonderwijzers, enz., allen Gereformeerd, hebben hun instemming met Dr G. betuigd. Dit zal de Synode ditmaal wel niet af kunnon handelen. Spr. meent, dat in de actie-Geelkerkon iiog een ander element zit: .'lis do reactie tegen een veelszins doctrinair formalisme-' — ..

Amandi zegt ervan o.m.:

Indien-juist is, dat in-dezen trant inderdaad Ds Wisse gesproken heeft, dan zoudt ge haast denken, dat hij meer of min in de opvatting van het Paradijsverhaal staat aan de zijde van Dr Geelkerken. Hij mag dan ongetwijfeld verwachten, dat er in zijne eigene Kerk eene procedure tegen hem aanhangig gemaakt wordt. Want waarin we ook van de Chr. Geref. Kerk verschillen, zeer zeker toch niet hierin, • dat zij niet met ons de zinlijke waarneembaarheid van de feiten en zaken uit Genesis 3 in geding ten volle zou aanvaarden-Ik meen er van verzekerd te mogen zijn dat de Chr. Geref. Kerk dit voor onaantastbare waarheden houdt, evenals wij-En zij ook van al hai'e predikanten eischt dit te leeren.

Dat nu igenoemde uitleggers, wier waarde niel in het algemeen zoo bijzonder hoog is aan Ije slaan (Henry was geen theoloog en Klinkenberg is vrij' wel uit den tijd) „in de slang den duivel zagen", doet omtrent de kwestie waai'over het gaat niets ter zake. Dat toch leert de H. S. uitdrukkelijk en wordt door niemand onzer, ook door Dr Geelkerken niet, ontkend. Maar het gaat over de zinnelijk-waarneembaarbeid der slang en wel van zulle een slang, die behoorde tot het gedierte des velds. Dieper nog: het gaat over de autoriteit, het gezag der gansche Heilige Schrift.

'Behoort "dit gezag op te eischen on voortestaan tot een doctrinair formalisme, dan — gelukkig —, is de kerk, waartoe thans Ds Wisse behoort, nok aan dit doctrinair formalisme diep schuldig.

Als ik me niet vei-gis, is ds Wisse ook onder degenen.

di? weigeren het probleem zuiver te stellen, eer zij orovev docoejren gaan.

V, Aniandi neemt de mogelijkheid van onjuiste verslag-"'geving aan. Maar ook met deze hypothese voor oogon blijft toch de vraag, wat er aan is van de JiooMletter, die reeds eerder in het debat gebracht is, eerst bij dr FcKu}pev, nu bij Ursinus:

Als Ds W-i«so zou beweerd hebben, dat Ursinus , eenmaal zegt „het Serpent" met een hoofdletter", daii kan van een w.etenschappelijk man als hij is, toch niet verwacht, dat hij ^vaarde hecht aan een hoofdletter-systeem waarmede Ursinus zou gewerkt hebben!!

Ook ondergeteekende weel niet goed, hoe hij ermee f'émii moet. Hij vraagt zich af, wat van de zijde der Chr. Geref. Kerk zou beweerd v.'orden, als dr Geelkerken's opinie bij ons niet bestreden zou zijn geworden. Er was zonder twijfel ginds weer een „kinah" (een klaaglied) aangeheven over de neo-cahdnistischc doodsleor, nummer II. Misschien is het wel zoo, dat hot nooiil goed ig, wat wij daar ook doen.

Maar argumenten haalt men uit „De Wekker" niet, noch pro, noch contra Geelkerken. Met stellingen - vergenoegt men zich. En met kina.

Waarom vragen?

Prof. Grosheide schrijlt in „Noord-HolL Kerkblad":

De bespreking van het leerstellig deel der kwestie leidde behalve tot een uitspraak, ook lot het besluit, dat alsnog aan Dr Geelkerken gevraagd zou worden eoh door de Synode opgestelde verklaring te onderteekenen. Men heeft gevraagd, waartoe nu nog die verklaring. Het standpunt van Dr Geelkerken is thans loch wel bekend, in het rapport zelf wordt er een omschrijving van gegeven.

Zeer zeker wist de Synode, hoe Dr Greelkorkeq oordeelde over verschillende feiten en zaken, ons in Gen. 2 en 3 verhaald. Maar zo heeft door de verklaring tweeërlei willen bereiken.. Eerst dat Dr Geelkerken nog eens met ernst voor de zaak zou worden gesteld, opdat hij zich nog eenmaal zou' Itunnen beraden, ook zou kunnen beoordeelen, of de Synode zijn gedachtengang goed had verstaan. iVan de andere zijde heeft de Synode geen oordeel willen uitsproken, zonder nog eens aan Dr Geelkerken de gelegenheid te hebben geboden zich duidelijk uit te spreken na kennisneming van do bezwaren, die in het midden der Synode tegen zijn standpunt bestonden. De verklaring is een laatste stap, om lot volle zekerheid te komen, opdat zoowel aan de eene als a-an de andere zijde geen beslissing zou worden genomen, zonder dat doorzien werd de verre strekking, die ze zou hebben. Daarom is ook een deputatie . der Synode afgezonden om zoowel Dr Geelkerken als den kerkeraad van Amsterdam-Zuid te doen verstaan, hoe ernstig de Synode den toestand inzag.

Nog één opmerking wat dat laatste betreft. We hebben alweer allerlei berichten gelezen in. verschillende bladen en geruchten gehoord, die ten oenenmale onjuist zijn. Het is hier niet de plaats om daar nader op in te gaan of om minder juist voorgestelde dingen recht te zetten. Men blijvo voiorzfchtig en houdc zich bij voorkeur aan lietgeen officieel wordt medegedeeld.

Laat men deze dingen overwegen. Er wordt den laatsten tijd veel getoornd tegen de traditie en tegen Room-•'sclie praktijken, dewelke bij de synodalen zouden zijn "te zien. .-~

"te zien. .-~ • Maar er wordt veel „overgeleverd" zonder eenig onderzoek. Dat is de traditie, die vandaag opkomt onder wie - e-r ftp-schelden-

Over de Synode en Am ster dam-Z u id. Wc geven, met gf zonder .opmerking, enlcele pers-. st-eminen - over de Synode van Assen.

Uit de „Delftsche Kerkbode" (-ds K. van Anken): È Men heeft geprofeteerd, dat deze uitkomst een groote scheuring in ónze Geref. .Kerken zo; x teweeg brengen. De heer van G. Z. (van Geref. zijde in de N-R. C.) heeft begrepen, dat deze beslissing enkel! alleen genomen is om aan de Chr-Geref. Kerk den wind uit de zeilen te nemen. Louis Ramaekers teekende zijn plaat: dr Geelkerken ullgestooten, met 't onderschrift: „de slang' der onverdraagzaamheid heeft werkelijk gesproken". :

Regrijpen, dal een Synode zonder bijoogmerke-n alleen uit liefde tot de waarheid en tot de belijdenis; zóó lang arbeidt en zóó beslist, kan men aan de overzijde nimmer.

Over de nog dezer dagen door dr Geelkerkon verbreide leugen, dat me.i hom met alle geweld eiuit v.'; lde Vi-erken, schrijft dr C. Rouma in het „Geref. Kerkblad v. Drente on Ovorijsel":

Te gcreeder kan dit leugentje worden geloofd, omdat nooit, voorzoover ik mij op het oogenblik herinner, is bekend gemaakt, hoeveel koeren Dr Geelkerken niet-officiëel is gebeden en gesmeekt door verschillende broeders, ook collega's, toch zijn hardnekkig verzet te laten varen. Omdat niet algemeen bekend is, hoe het uiterste is beproefd, om Dr Geelkerken te behouden, en hoe er vaak dos avonds irinige blijdschap was in de verwachting, dat Dr G. zou toegeven en de rust en vrede zijn weergekeerd — maar dan soms den volgendon morgen door een niet verwacht antwoord aan deze hoop ten eenenmale de bodem werd-ingeslagen.

En over heel de strijdwijze merkt in hetzelfde blad ds Laman op:

Wal sommigen voor ongerechüge dingen aangedurfd hebben, daar staat men eenvoudig verslagen over. Men heeft brieven geschreven op naam van broeders, die haet den inhoud totaal onbekend bleken te zijn; welke brieven het tegendeel behelsden, van wal deze broeders inderdaad gevoelden.

Daartegenover kunnen we slechts bewonderen den zeldzaam goeden geest, welken de Synode vim haar begin tot haar einde bezield heeft; en we kunnen daarin niet anders zien dan de verhooring der gebeden, en den invloed van de werking des Heiligen Geestes.

Eveneens ds Milo in do „Almelosche Kerkbode":

Ditmaal wenscli ik er allen nadruk op te leggen, dat wel overtuigend gebleken is, hoe men bij het begin van het geding alles wat mogelijk en meer dan geoorloofd is, heeft gedaan, om de zaak zoo spoedig mogelijk tot een voor Dr Geelkerken bevredigende oplossing te brengen.

Die in het begin hiervoor het meest heeft gepleit en zells de coupure in bescherming genomen, was laat ik het maar eens zwart op wit zetten, wijl er zooveel onjuiste bericliten zijn rondgebazuin-d Ds Vonkenberg.

Ds van Duinen zegt in „Schiedamsch Kerkblad":

Met verbijsterende oppervlakkigheid en lichtvaardige gemakkelijkheid worden de leden ter Synode bij toerbeurt als ledepoppen in de hand van enkelei persoonlijke vijanden van 'Dr Geelkerken. — als haters van , alle cultuur, vooruitgang en vrijheid — of als verkapte Roomschen, die onze kerken aan een verstard dogmatisme hebben uitgeleverd — voorgesteld. En vraagt men dan. — wat m, en toch zeker wel vragen mag? — wat hebt u gelezen? hebt u de rapporten gelezen? Dan blijkt men van den inhoud dezer rapporten geen flauvf benul 'te hebben.

In do „Zeeuwsche Kerkbode" merkt ds P. v. Dijk op:

Wat ook de gevolgen zijn, in ieder geval is eèn heilige oorlog beter dan een valscho vrede.

Wie hier het vonnis ziet geveld over'„de verruiming en de aanpassing aan den nieuwen tijd van de erfenis onzer vaderen" dient toch aan to toonen, dat wij' in 'de vele antwoorden en brochures, die we lïe!3fcen moeten lezen, mei zii'ik "on verruiming en. aanpassing van doen hadden. Vv'ij voor ons hebben er niets in gezien dan één groote vaagheid

„De Heraut" (prof. Dr H. H. Kuyper) schrijft:

-Het ging niel om eenig dogma van de Kerk, ook niet om 't gezag van eene traditioneele exegese, maar om hetgeen voor Christus' Kerk hooger dan haar eigen belijdenis staal, om hetgeen de hoogste •autoriteit voor elk Christen zijn moet, om het gezag van het Woord van God.

En even later in hetzelfde artikel:

Pat Dr Geelkerkon, die, zooals hij zelf in een zijner laatste missives aan de Synode betuigde, onze Kerken hartelijk liefheeft, bereid was zich in zooverre naar het oordeel der Synode te schikken, dat hij in zijn prediking en catechisatie aan de uitlegging door de Synode gegeven, zich houden wilde, baatte niet, waar hij tegelijk het standpunt door de Synode ingenomen veroordeelde, zijn eigen opvatting als de juiste handhaafde en als eisch stelde, da(| een Commissie moest benoemd worden, die hee] dit vraagstuk, ook van het Paxadijsverhaal, opnieuw in studie zou nemen. De Synode zou daarmede zelf weer wankel of dispulabel hebben gesteld, wat ze als den klaren en duidelijken zin van het door God ons geopenbaarde Woord had beleden.

In „De Eazuin" zegt Prof. Rouwman:

Dr Geelkerken evenwel was wel bereid deze verklaring te onderleebenen onder voorwaarde , dal niet alleen de Synode terstond „maatregelen zou treffen voor een t^handeÜng in vollen omvang der zich onder ons voordoende vragen inzake Gereformeerde Schriftbeschouwing", maar ook dat de uitspraak der Synode terstond aan een nieuw onderzoek zou moeten worden onderworpen. Daarmede werd hetzelfde standpunt ingenomen dat Dr G. altoos had gehuldigd, en bleef hij wat de H. Schrift in Gen. 2 en 3 al^ historische waarheid leert, en als „zintuigelijk waarneembare werkelijkheid" stelt, bij vernieuwing dispulabel stellen. Hij erkende niel de autoriteit der Synode om een uitspraak in dogmatische vragen te doen, maar wilde door de wetenschappelijke ra.\nnen. laten beslissen wal al of niet als waarheid in Gods Woord moet worden aanvaard.

En dit is een groote dwaling. Of er een Paradijs igeweesl is, en in dat paradijs boomen, kan de weten-• schap niet vast stellen, kan niet op exegetische gronden worden uitgemaakt, maar is uitgangspunt van de exegese. De staat der rechtheid, het proefgebod, de zinluigelijke waarneembaarheid der boomen en van de vrucht des booms staat vast, omdat God ons dit in Zijn Woord heeft meegedeeld, en mag dus niet dispufabel worden gesteld. Feitelijk staat Dr Geelkerken sceptisch tegenover het Schriflverhaal, en dit mag in een predikant niet worden geduld.

Van Dr H. Kaajan is deze opmerking in de „Utrechtsche Kerkbode":

Dr J. G. Geelkerken had geen enkel gravamen tegen de Belijdenis en trok haar op geen enkel punt in twijfel. ; ,

twijfel. ; , Maar wèl meende hij, dat de 'Belijdenis hem de vrijheid gaf, de zintuigelijk waarneembare werkelijkheid van de in Genesis 2 en 3 genoemde zaken _ en feiten disputabel te stellen.

Daarom rustte nu op de Synode van Assen de onafwijsbare plicht om in dezen heel de .Belijdenis onzer Kerken na te gaan.

En wal was nu-van dit onderzoek, vêKt'fi^^^^^ examinalie, het resultaat?

Dit, dat de Synode voor Gods aangezicht kon verklaren: Onze Belijdenisschriften geven aan D r J. Gr. Geelkerken de door li e m g e - eisch te vrijheid niet.

Met deze uitspraak plaatst de Synode allerminst de Belijdenis boven het Woord van God

Dhr Fr. Kuyper zegt in de „HilversumscK^^«K":

Het vei-y^dt, ons, dat de Synode in haar oordeel t'enstemmig 'was, al zal er ongetwijfeld verschil van /neening geweest zijn.

Ook gevoelen we zeer goed, dat we niet aan het einde staan maar aan het iDegin.

Moaen we nu tegen iets waarscimwen?

Er mocht eens een neiging ontstaan tot een zekere hoera-stemming.

Daartegen moeten wij zeer ernstig waarschuwen. Er is allerminst reden toe.

Het feit, dat nog geen honderd jaar na de Afscheiding en slechts veertig jaar na de Doleantie de Schriftcritiek in onze Gereformeerde kerken vasten voet trachtte te krijgen geeft voor deze dingen geen aanleiding.

Er is veeleer reden tot verootmoediging. Er is schuld!

Ju „Friesch Kerkblad" merkt ds H. S. Bouma op:

En opmerlfelijk is, dat in de linksche pers de bewondering voor Dr Geelkerken al begint te verminderen-De Nieuwe Rotterdammer tenminste, die toch zeker niet achteraan kwam, toen in de laatste maanden Dr Geelkerken van alle kanten werd geprezen om zijn durf en hij tot volharden word opgewekt, heeft in het Jlaandagavond-nummer uitgesproken, dat de daad van Amsterdam-Zuid tot op zekere hoogte iets goeds bracht voor de vrijzinnigheid, maar dat slechts matige bewondering kan worden gevoeld voor het kerkelijk standpunt van Dr (geelkerken. . i ^

h • Dat heeft wel iets te zeggen: eenige winst voor de vrijzinnigheid, maar overigens geen vooruitgang, omdat ook Dr Geelkerken alleen de b»and der belijdenis voor de kerk alloen cenigszins ruimer wil maken.

Zoo gaat het met de bewonderaars van te voren-Ik vrees, dat er voor Dr Geelkerken en de zijnen meer • teleurstellingen komen. Ze missen een welomschreven • uitgangspunt en zo liebben niet gegeven een omlijst programma-Maar zonder Jat wordt samenleven eene < mmogelijkheid en wordt de verwarring steeds grooter.

En iu hetzelfde blad waarschuwt ds v. d. Meuten:

Er gaat van onze leerken kracht uit óp velerlei terrein des levens. Denk m^aar aan de zending, het onderwijs, de evangelisatie, de wetenschap, de stich-• tingen 'van barmhartigheid enz. Altegader tegen, de machten der duisternis en de doorwerking van de beginselen van het ongeloof.

Wanneer er verdeeldheid en verwarring komt, wordt dit uiteraartl veel ininder-•'••»& «s'^'< -s.'

In de „Zwjjndrechtsche Kerkbode" zegt ds'Rollöó's:

dat er niet slecht-s een kwestie van uitlegging aan de orde was, maar dat een ernstig leergeschil gerezen was in den boezem van ons kerkelijke leven.-Dr Geelkerken bevindt zich op een 'dwaalweg, die afbreuk doet aan het gezag der H. Schrift en dit heeft niet alleen betrekking op de eerste bladzijden van "God Woord, maar oefent invloed evengoed op ^; alle andere deelen der Schrift. De gansche heilige ^•fbistorie komt zoo op losse schroeven te staan.

In „Noord-Hollandsch Kerkblad" gaat Prof. Grosheide op enkele bijzonderheden in, die om de toekomst van belang zijn ea voor-de berinnering vast te leggen:

Óp het eerste telegram kwam een brief binnen-, Daarin verklaarde Dr Geelkerken zich bereid bij zijn Sprediking en in z'ijn catechetisch onderricht te leeren., %gelijk Jiem was voorgesteld-Maar hij maakte daarbij eenis voorbehoud:

Hij verklaarde, dat de beslissing der Synode hem niet had overtuigd-Nu, zulk oen overtuiging had - de Synode ook niet van hem gevraagd. Een oudei *», spreuk zegt reeds, dat de Kerk niet oordeelt over l^ihet innerlijk des menschen-Bij groote dingen, bij grondwaarheden, beginselen is'^^^^^nmogelijk niet te uiten, waarvan men innerlijk Overtuigd is. Maar er zijn ook andere gevallen, die wel niet zonder beteekenis zijn, maar toch weer niet van die bsteekenis, dat men er niet over zou mogen zwijgen. Indien Dr Geelkerken "'aard had, gij. Synode hebt me niet overtuigd, maar ik beloof u, dat ik over 3e door u uitgesproken puriteii ten eeneiimale zwijgen zal, ik heb tot dusver nooit over Gen. 2 en 3 gepreekt en ik beloof u, dat niet te zullen doen en ook Avaar ik in aanraking kom 'met de door u vastgestelde .punten, daar niet tegen in te zullen gaan, dan had de Synode met zulk een verklai-ing genoegen kunnen nemen.

Maar Dr Geelkerken deed iets anders-Hij zegde wel toe in prediking en catechisatie niet van de , verklaring te zullen afwijken, doch sprak niet van zijn persarbeid en van zijn lezingen, ja zelfs niet' van zijn huisbezoek. ;

Verder stelde hij als voorwaarde, dat de Synode vóór haar uiteengaan maatregelen zou nemen om heel de Schriftbeschouwing en in verband daarmede ook de nu reeds vastgestelde punten, te onderzoeken.

Natuurlijk kon de Synode op dat voorbehoud niet ingaan. Dan bad ze uitgesproken, dat ze niet zéker was van 'haar zaak, d^-t over hetgeen ze aan Dr Geelkerken voorlegde, nog te praten viel, d.w.z., dat het nog niet door onze behjdenis w: erd geleerd.

Dan verklaarde Dr Geelkerken in zijn schrijven, dat naar zijn oordeel in Gen-12 en 3 de openbaring

op het standpunt, dat hij innam tegenover verschillende bijzonderheden-

Ook daarmede kon de Synode geen vrede hebben, immers dat was niet anders dan de stelling: de bijzonderheden doen er niet toe, het komt op de hoofdzaken aan-Wie dézen weg opgaat, is spoedig bij de etbischen-,

Op het tweede telegram dor Synode kwam het antwoord, dat de inhoud van dit telegram het Dr Geelkerken te meer onmogelijk maakte aan het verzoek om de verklaring te onderteekenen te voldoen-

We spreken er nu maar niet verder over*, dat Dr Geelkerken meende de Synode een opmerking (e mogen maken oi; er het niet coUationeeren van haar telegi'am en dat hij in zijn antwoord twee dingen samennam, die in het bericht dei' Synode gescheiden voorkwamen.

Van ds Bouwman'i, S^KB, ^M£^^^BlTkbode" deze opmerking

De Synode nam eenstemmig hare besluiten.

Dat zegt in dezen veel.

Vooral ook als we er op letten, '^'SK'WSfiS''de Synod(i zitting hadden mannen, die met bijzondere vriendschapsbanden aan Dr G-verbonden waren.

En. in, hetzelfde orgaan zegt ds Broekstra^-^g|g^^^g de uitspraak van dr G.: '• - .c'' - ' •

„dat 't voor ieder Gereformeerd geloovige onmogelijk was.aan den wensc'h der Synode te voldoen": De Synode werd daardoor door Dr G. als ongoreformeerd in den hoek gezet, terwijl ieder die 't met haar eens is 't etiket „ongereformeerd", werd opgeplakt. En dat, terwijl de strijd tusschen de 'Synode der Geref. Kerken en Dr G. ging over het gereformeerd zijn van Dr G-!%^^*ï.4^i^w*^v

Inderdaad, die het sterkst waarschuwen' tegen de etiketten, plakken ze soms het gemakkelijkst. Niet-Gereformeerd was eerst de synode. Fn sedert een paar dagen is dat iregatieve opschrift vervangen, door een positief; roomsch-. . . •.

O Hefele! - 'tcSil: ,

Van de hand van ds Renting lezen v, ^e in de „Geklcrsche Kerkbode":

Zal in Amsterdam-Zuid een nieuwe woi'den ingeluid? ..reformatie"

Eerlijk gezegd zien we van een dergelijke „liervorming" weinig.

Een positief reformatorisch beginsel ontbreekt-Telkens - wordt wel gezegd en geschreven, wat men niet wil, maar tot hiertoe, bleef, een positieve verki: : \ring van hetgcen-g^tó^^p^fcachterwege.

Dr van Es conformeeirt in'ae'„Leéiiwarder Kerkbode"^ zich geheel aan de" besluitende synode en maant tut voorzichtigheid in de beoordwlii-ig^, H» ïsehriift Qycr dr G; i? elkerkens standpunt:

Zelfs verzekerde hij met allen nadruk, ook in' deze zelfde ^ brochure, dat hij geen „eigen exegese van Genesis 1—3" gaf en er ook geen h a d. Hij verdedigde alleen dus blijkbaar en voorloopig althans nog voor anderen de vrijheid om een eventueele andere opvatting te mogen hebben. En daarin school juist het fatale. Was dr Geelkerken met een andere opvatting gekomen, dan had deze kunnen worden getoetst en men had kunnen onderzoeken, of e'n "in hoeverre deze bepaalde door hem voorgedragen opva'ttiiig toelaatbaar of te dragen zou zijn gev'oest.

Om zoo te zeggen: de deur was dan zelf nog O]) slot gebleven. De vraag was dan alleen geweest of Dr Geelkerken ook met deze door hem voorgedragen bepaalde meening nog kon worden, binnengelaten of finnen blijven mocht. Nn hij in geheel formeelen j; n algemeenen zin de vrijheid wilde zien gegund om over de bedoelde Schrifigedeelten, ja wie zou zeggen welke individueele opvattingen te mogen hebben, wilde hij dat ook de klink zelf van de deur zou gaan, zoodat aan allerlei willekeurige opvattingen gelegenheid zou worden gegeven om binnen te dringen. En dit kon en mocht de Synode toch nie{ toestaan-Had men Averkelijk bezwaren tegen de historisch .geworden opvatting, dan kon men die inbrengen-Maar geen willekeur. De klink moest op de deur. Vooral in onzen tijd waarin zooveel valsche Schriftbeschouwing de kracht van Gods Woord bedreigt.

En later dit:

Maar niemand die de besluiten der Synode leest, die tot schorsing leidden, zal kunnen ontkennen, dat zij van groote geijriatigdheid getuigenis geven, en van een hartehjk pogen, om Dr Geelkerken voor onze kerken te behouden en een scheuring te voorkomen. We durven dan ook met de grootste vrijmoedigheid uitspreken, dat de geest daarvan tot het laatste toe daarbij de overhand behield en de Synode, giatuuriijk met handhaving der waarheid, ^Meren weg die ook voor Dr Geelkerken tot een bevredigende oplossing had kunnen leiden, dankbaar zou zijn ingeslagen. Het doet ons leed, oolc als onze meening te moeten uitspreken, dat daartoe van de zijde van Dr G. nu juist niet veel tegemoetkoming is .-'»Jbfitoond-

^' Van Marnix is .deze opmerking in „Gron-Kerkblad": ^

Jlen vertelde mij, dat het rapport der kerkrechtelijke commissie is bestudeerd door de juristen-die Amsterdam-Zuid tot haar dienst had-Zij konden er bij wijze va; i spreken geen speld tusschen krijgen-Ik heb juristen van naam gesproken, die zeiden nog nimmer zulk een vonnis te hebben gelezen, zoo fijn, zoo goed, zoo op alle punten overtuigend. Een meesterstuk. . '

Naief realisme.

: ^^iet Vaderlai^^^rgft J. J. Meyer:

De Synode kwam met geen ander gezichtspuiat dan de Classe Amsterdam. Het naief-reaKsme van de hoogste rechtbank bleek betzelfde als dat der lagere-Maar deze wijsgeerige aanduiding voor een bepaalde wereldbeschouwing moet Avel contrabande zijn vooi. kringen, waar de hoogste betrouwbaarheid in zake bepaalde feiten en hun mededeeling excelleert in het begrip: zintuigelijk waarneembaar.

: is er in dit zinnetje eenigo ter zake dienende wijsheid, als er ivordt aangetoond, dat „naief F-iealisme" een term is uit de wijsbegeerte, * en niet een houding van een deel der exegeten bij hun exegese. En dat wij'slDegeerte geen exegese geven kan, dat zullen Avè hier niet behoeven aan te toonen-

Van ds Nomesis dit-knipsel uit de „Delfsh. Kerkb.":

Zoo bezien is dit niet alleen een kwestie van exegese, maar van aanvaarden of verwerpen der liistoriscbö werkelijkheid. En dal is niet alleen van belang voor de geschiedenis van den val, maar tevens voor die van de vérlossing. Wanneer de beide génoemdei Oioomen' in het paradijs geen werkelijke boomen zijn geweest, waarom is dan het paradijs wel een werkelijke hof geweest? Wanneer men, wat de Heiligei Schrift als historische werkelijkheid verhaalt, niet zoo naar vorm en inhoud aanvaardt op één punt, dan volgt daaruit, dat mon ook op andere punten vrijheid •ontvangt om tot symbolische of figuurlijke b'eteekenis der niedegedoelde feiten te besluiten. Dr G-eelkörkën doel dat niet, doch dit is de consequentie, die uit ^Idit standpunt, vroeg of laat volgen moet.

Ê( Daarom heeft de Synode hier gesproken van een ^5^"aantas1en van het Schriftgezag. Dat moge allerminst *: : in de Ijpdocling van Dr Geelkerken liggen, de Syfiode, die heeft te waken voor de zuiverheid dei' .lielijdenis, heeft hierop, ook met het oog op do Koekomst, ernstig toe te zien.

•^rlcwaardig is, wat de „Nieuwe Courant" schrijft. J. K. (modern) merkt op:

li-. De leerling is geworpen! Het is hoog spel, dat P de'Assensche hoeren, onder leiding ditmaal van onzen Haagschen • predikant dr K. Dijk, gisteren hebben gespeeld. Zij hebben het lettergeloof in hun kerk definitief ten troon "geheven, en daarmee aan het geestülijk verstaan van den Injbel in hun kring den dood'.. |i!steek gegeven.

Kenners der kerlvgeschiedenis zullen allicht een vraagteeken zetten. Want een synoïle van Assen, di© g e e s te - lijk e, dogmatisch-ox; egetische vraagstukken zóó grondig bespreekt, is bij de Hen'ormde kerkinrichting niet eens , mogelijk; en de geschiedenis bewijst, dat de christelijke wetenschap het verst komt en den meest intensieven arbeid oplevert onder hen, die liever bouwen . op een vaste basis dan op die bij de gratie der dispu-Abilia.

l^'Ten deele erkent het blad dat ook in de passage, "Ée tegenover dr G. minder sympathiek luidt: ,

Een nieuwe geestelijke beweging most een klaar en scherp omschreven beginsel hebben, dat haar, zoowel van de oude beweging Avaarvan zij zich afk: scheidt, als van de overige geestelijke wereld onder-^scheidt. '

j. En waar is bij dr Geelkerken en de zijnen dat i-; he.giiise] ?

clirijvor waagt zich aan de profetie:

Waar is de grens die de Geelkerkianen straks, li^ik zeg niet theoretisch, want dan is 'er wel een "'•formulecring te vinden, maar practisch zal afscheiden If van de ethisch-orthodoxen en piëtistisch-gemoedelijke g: Btroomingen, die in de verschillende kerkgemeenscliaptj-pen een prediking begeeren welko O'P de bekende l& prediking van dr Geelkerken gelijkt als twee drup-É pelen water gelijken op elkander? Geelkerken sprak '^nu^j.eeds waardeerend over wijlen dr Oberman. Zal : hij \s1a: aks, buiten het knellend kerkelijk verband gekol'tae^i' do hand niet aangrijpen die hem zeker van fcïvelif-innerlijk-geestvenvante zijden zal worden toege'-'jstokéii?

': Een heugelijk feit zal dit zijn, ongetwijfeld, en l? nieniand zal zich meer over vei'broedering tusschen ftTzonen van éénzelfde 'Huis verheugen dan de redacf-fteur dezer rubriek. ;

Al te, hoog moet men evenwel de uitkomst van deze overweging der toekomstige mogelijkheden niet aanslaan. Wij willen dr _g. niet rubriceeren, en willen gtiem als hij scheiden wil, evenmin nageven, dat de KiJNiemve (llourant" in de boven aangehaalde woorden geijk heeft, als dat wij zouden durven zeggen, dat onderstaande opmerking van liet blad waarachtig is:

Eén ding moge lieiïi troosten: ' de schim van zijn .groote voorgangers, dr Abraham Kuyper en professor. Bavinck, "-en wat nog meer zegt, de Geest f: der_ AVaarheid gaat met hem'meel.j , .

ip. Ja, ''ja. Als dr Kuyper leeft, is 'h^^^feerwerpeln. "Maar is hij dood, dan kan zijn „schim"" dienst doen voor een toast. En als Bavinck leeft, dan zeggen de lieeren, 'dat zijn „levend" geloof en'heel zijn wijsgeerige zin begraven zijn in zijn scholastische dogmatiek (gebeurd!). iWaar als hij dood is, dan is hij óók te gebruiken, om de gereformeerden, die synodaal zijn, te verwijten, dat z ij geen „levend" geloof hebben, en géén „wijsgeeren" zijn en , , scholastiek" redeneeren .... zoo, iieel, heel anders dan Bavinck. Deze broeder waardeert de gereformeerden buitengewoon .... zoodra ze naar bet scliimmenriik ziin gegaan; zif, of hun, eereformeerdheid. ' • *M*m.

Nog eens: de vergadering van 16 Maart.

De heeren G. C. Koen, Olympiadekade 57', en J. .Tonker, Vlietstraat 2a, Amsterdam, belijdende leden van Amsterdam-Zuid, verzoeken opname van het volgende (ik hoop voor bon, - dat zij bestaan en dat niet een ander .onder hun naam schrijft):

Met verontwaardiging namen wij kennis van Uwe opmerkingen op het verslag uit „De Standaard" in „Be Reformatie" van 19 Maart j.l., betreffende een vergadering van liet comité-G-eelkerken, gehouden te Amsterdam.

U boude het ons ten goede, maar wij, die reeds enkele jaren in Amsterdam-Zuid wonen en steeds met spannende belangstelling de prediking van Dr G-. hebben gevolgd, kunnen ons 't beste indenken hoe de mentaliteit van de aanwezigen in de bewuste vergadering is geweest. /

Zonder broeders in Christus te veroordoelen, wijzen wij U ochtoi' op do onheusche behandeling die én de kerkeraad van „Amsterdam-Zuid" èn Dr Geelkerken persoonlijk is aangedaan door de zich noemende „Synodale" broeders in de vergadering van gemeenbetleden, gehouden op Woensdagavond 10 Maart j.l.

Gefluit en rumoer, geschreeuw en het luid joelende de vergadering verlaten, verdient o.i. eerder een ernstig woord van opcnbai'e afkeuring, dan Uw critiek op bovengenoemd verslag. Dat de „massa niet wil denken, als ze komt om te applaudisseeren" zooals U opmerkt, acht ik een ernstige beleediging aan het ^dres van de Gereformeerde broeders en zusters die in Amsterdam vergaderd waren.

De voorlichting, die wij ook van „De Reformatie" in do droeve zaak Geelkerken hadden verwacht, heeft • ons bitter teleurgesteld; wij meenden, dat onder Chris-" tenen de zaak in meer broederlijken geest behandeld kon worden, resp. had kunnen worden, ook in onze kerkelijke pers. i

Dringend verzoeken wij U in het eerstvolgend nummer van „De Reformatie" dit protest op te nemen, (mocht U hieraan niet willen (of kunnen) voldoen, dan behouden wij ons het recht voor tot publicatie in andere bladen over te gaan.

Met verschuldigde hoogachting teekenen wij, Uw dw., (Volgt onderteekening.)

Gaarne enkele opmerkingen in ant­ Naschrift. woord.

1. Inzenders behoeven niet aanstonds met publicatie in andere bladen te dreigen, omdat ik bij mijn wetert nog nooit een mij gezonden „stem" weigerde plaats te geven.

2. Het is mij niet duidelijk, hoe ik den gemoedstoestand van menschen, die op Dinsdag samenkomen, moet beoordeelen naar de uitingen van andere menschen, die op Woensdag vergieren.

3. Het is mij evemnin duidelijk, hoe de zonden van A op Dinsd.ag kunnen worden vergoelijkt met een beroep op de overtreding van B op Woensdag. Menschelijkerwijs gesproken, zou de boosdoener van Woensdag kunnen zeggen: de man van Dinsdag heeft mij geprikkeld. Maar het omgekeerde Itan niet gebeuren.

4. Het is mij een raadsel, waarom men mij wil terechtwijzen met een herinnering aan wat Woensdagavond gebeurde en dus eerst Donderdagavond mij be. kend kon zijn; inzenders kunnen verstaan, dat ik uiterlijk Woensdagavond copie verzend.

5. Natuurlijk keurt ieder weldenkende ten sterkste af, wat door tegenstanders van Dr G. misdaan is' tegenover hem. i\Iaar zij moeten niet vergeten, dat het voor iemand, die persschouw verzorgt, verschil maakt, of menschen, die niet spreken, verkeerd doen, , dan wel, of zij, die publiek spreken en leiding-geven dus, zich uiten op een wijze, die niet alleen in dit blad zeer ernstig werd afgekeurd-.' ^•

6. Over de bereidheid tot denken van de daverendapplaudiseerende menigte kan ik alleen oordeelen uit het applaus zelf. Als men applaudiseert op tastbare onjuistheden en geen mensch vraagt om een argument, dan is de denkkracht mogelijk, maar de denkwil momenteel afwezig.

7. Tenslotte — inzenders bedroeven zich over onbroederlijke bejegening van dr G-. onder andersdenlvende( christenen. En ik ben in mijn ziel overtuigd, dat over het algemeen de kerkelijke pers, kerkbodes incluis, zich prachtig heeft gedragen tegenover dr G. met zijn beid© bladen, en tegenover een "deel van zijn brochure-schrij: vende vrienden; en dat hem de volle ruimte gelaten is, en dat de zonden, die van de zijde der tegenstandera van dr G. begaan zijn, geen honderdste part zijn van de gruwelijke manier, die het optreden van een deel van, zijn achterhoede kenmerkte. Eaat ons geen oude dingen, ophalen; liet geeft misschien toch niets. Ik stel dr G. niet verantwoordelijk voor wat een duister deel van zijn volgers gedaa, n heeft (voor een deel heeft hijzelf tot mijn spijt de verantwoordelijkheid aanvaard). Maar ik stel hem wel verantwoordelijk voor zijn zwijgen. Er is in het proces-Geelkerken een stroom van schuim losgekomen, waarvan ik geschrokken ben. Zijn inzenders vreemdelingen in .Teruzalem? Jeruzalem heeft ook achterbuurten. Overigens — inzenders geven geen argument.

De historiciteit van Jezus.

Dr Kaajan schrijft, , f^|d^.„Utr. onder^verp: , , u^> .-.--., * Kerkbode" over dit

-«^Si^^het zeker wel vreemd, dat geen enkel schrijver in de eerste eeuw ook maar eenig gewag maalct van den persoon van Jezus noch van het opkomen en het ontstaan van bet Christendom. Maar 't is inderdaad niet zoo vreemd als het wel schijnt. Uit de eerstb eeuw is ons geen enkel schrijver van naam bewaard gebleven.

Dat de dichters van Jezus zwijgen, zegt niets. In de eerste eeuw had het Christendom - 'p'a.arlijk nog niet die liooge vlucht genomen als in latere eeuwen. We staan nog maar in den aa, nvang, in het opkomen van de Christelijke gemeenten. De Christenen in die dagen waren nog de paria's der maatschappij. Terecht zegt Deissmann, een beroemd Berlijnsch geleerde: „Het oudste - Christendom was een beweging van de kleinen naar de wereld; het kwam op en vond ingang in - de onderste lagen der maatschappij. Dit was reeds een reden om heel die be-Aveging zoo lang mogelijk dood te zwijgen.

De geschiedschrijvers in die dagen waren aristocraten, edelen, beschaafden, die het optreden van den onbekenden Gallilepër , Jezus niet interessant vonden." $/^^Êl

AVelnu, daarom zwegen • óók de dichters van Jezus. Welk Romeinsch of Grieksch dichter zou zich gedrongen gevoelen om in rythmischen zang den lof te verheffen van dien verachten Rabbi van Nazareth of van deze gesmade secte der Joden!

't Ging met dat Christendom vaii de eerste eeuw in zekeren zin als het gegaan is met de grootja Zendingsbeweging van de 19de eeuw. Waar vindt ge in de groote historische werken van die machtige zendings-actie melding gemaakt? Was zij er daarom niet? " ' (

Natuurlijk was zij er en ze heeft zelfs een goduchten invloed uitgeoefend.

Of wil men een ander voorbeeld?

De Grieksche schrijver Herodotus heeft in Azië rondgoreisd en handelt in zijn historie-boek uitvoerig over den Perzischen godsdienst. En toch? Hij zwijgt vol-• strekt over den persoon en den godsdienst van Z o - roaster. Heeft daarom Zoroaster niet geleefd? Aan het historisch bestaan van dezen twijfelt geen deskundige meer. Hieruit blijkt, dat men met heel die bewijs-voering uit het stilzwijgen vooral bij de oude schrijvers o 'zoo voorzichtig moet zijn.

Roomsche kinderlectuur.

We schreven reeds vroeger, in 'verband met wat De Open Poort (van ds Lauwers) publiceerde, over de Roomsche populaire ol k i n d e r 1 ij k e lectuur. Dezer dagen igaf de Herv. kerkbode van Den 'Haag weer een staal. Ds van Gheel Gildemeester schrijft:

Een tweede ding, waarvoor we hang zijn, dat zouden we willen noemen de „heidensche geest", die u uit ettelijke roomsche geschriften tegenwaait. Naasit ons Ugt een roomsch leesboekje, „roomsch kinder^ leven", door B. C. Kloostermans, Het boekje ziet er smakelijk uit; het is ge'illustreerd door Jhr Rob. Graafland, en-uitgegeven bij L. G. C. Malmberg, uitgever van den Apostolischen Stoel te 'sHertogen' bosch en te Antwerpen. Kerkelijk goedgekeurd. Den 19en October 1924 gaf Dr Hubertus, C M, Cap. Libr. Cens. (van de orde der Gapucyners, librorum censor, boekenkeurder) in den Bosch (Buscoduci) zijn „Nihil obstat" — dat wil zeggen, dat dit boekje niets beva/t wat tegen bet geloof of de zeden strijdt)» en den volgenden dag, , 20 Oct. 1924, verklaart de heer J. Pompen, vicaris-generaal in den Bosch: evulgetur, „'tnïag uitgegeven worden". We citeeren uit den vijfden druk. Uit het feest van Sint Jozef, Daar staat een beeld van Sint Jozef geteekend, met „het Kindeke" op zijn arm; daar wordt verteld hoe de kinderen, den 18en Maart, aan den vooravond van het Sint Jozefsfeest vóór het versierde Jozefsbeeld tot Sint Jozef bidden. , , En ik vraag met Moeder aan Sint Jozef goed, dat Hij mij bescherme, als ik sterven moet. 'kZeg dan, lieve Jozef, heilige, zoo groot, geef m' een heilig leven en een zaal'gen dood". En op dien feestdag vertelt „de zuster" een mooi verhaaltje, waarvan ze eerst zegt „de geschiedenis is natuurlijk niet waar gebeurd; niemand zou 'took kunnen weten, want het gaat over iets, dat in den hemel zou zijn voorgevallen"; maar daarna wordt dan toch aan de kinderen vertekh dat ze uit , , dii vertelsel" kunnen leeren, „hoe goed de ''cilige Jozef is voor de menschen, die hem liefhebben".

De zuster vertelt "dan:

„Op een keer zaten de Heiligen van (? ) den hemel met elkaar te praten; heel gezellig; totdat een Heilige zei: „Zeg, hebben jullie 'took gemerkt? Er komen tegenwoordig zoo'n rare lui de-hemel binnen! 't Is een schande voor Onzen Lieven Heer en voor den heelen hemel."

De andere heiligen vonden dit ook, en ze zouden eens bij Sint Petrus, den portier, vragen hoe dat volkje toch wel in den hemel kwam.

Sint Petrus vertellen; en

zei hij, denkt u misschien, dat ik mijn plicht niet doe? Wees maar gerust, hoor! Niemand komt hieï binnen, als zijn paspoort niet keurig in orde is'.

„Maar Sint Petrus, zei er één, kijk u nu toch zélf eens naar dien nieuwe daar! Hoe komt die nu toch zoo gauw in den hemel! Een paar weken geleden pas gestorven! En 'twas me een mooie, toen hij nog op aarde leefde! 'kHeb hem daar goed gekend"-

Sint Petrus kijkt dat dan eens na in het Boek d e a levens, bevindt dat de man een boel kwaad eö maar weinig goeds gedaan heeft; dat hij wel is waar van Sint Jozef hield en goed gebiecht had vóóf zijn dood; maar dat dit toch geen voldoende redeii was om hem na zoo korten tijd al in den hemel toe te laten. 'kSnap het niet, zei Sint Petrus: Hier is hij niet binnengekomen."

„Zou er iemand zijn, die zoo'n lui binnensmokkelt? De Heiligen stonden verbaasd te kijken! Wie zov dat durven! Maar 't moest toch zoo zijn! En ze spraken af, goed op te letten, om den dader te vinden.^

In bet volgende (23e) hoofdstukje „de ladder van Sint Jozef" vinden we dan het resultaat van dit onderzoek. Twee erigelen vliegen, langs een stil plekjt" van den hemel, waar zelden iemand kwam, en wat zien ze daar? Sint Jozef, die daar langs een be^* lange ladder arme zieltjes uit bet vagevuur den hemel binnen hielp! Die enigeltjes gingen dit dadelijk aan Sint Petrus vertelden; en

, „daar heb je 'tal" dacht Sint Petrus. En aanstonds liet hij de heiligen, die bij hem warea komen klagen, bijeenroepen: Sint Paulus en Ivo; Sint Joris met Guido en Sint Adriaan. „Ziet u 't nu!" zei Sint Petrus, toen hij verteld had, wat de engeltje? hem meegedeeld hadden.

De Heiligen stonden verstomd; de groote Sint Jozef is dus de helper! Ja, maar daar helpt niets aan, die lui moeten er uit. En ze zeggen dit Sint Jozef aan. Wij kijken er „die lui" nog eens op aan, die , langs dien langen ladder naar dat achterdeurtje van den hemel opklimmen; maar ze zien er volstrekt niet ongeschikt uit; aardige balcvisclijes in een lange nachtjapon. Maar dit zal dan wel een fout van Jhr 'Graafland, den teekenaar, zijn. Intusschen Jo'zef, Sint Jozef, geeft nog zoo gemakkelijk niet toe. Zijn prestige is ook niet veel meer waard als liiji voor zijn protege's niet een acliterdieurtje mag^ openhouden; en hij dreigt:

„In Gods naam dan", zei Sint Jozef. „Ze zullen dan gaan, maar.... 'k ga zelf mee!"

Dat viel de Heiligen wel wat tegeii, maar voor de' eer van den hemel hielden ze vol.

Ze willen nóg niet toegeven, dacht Sint Jozef, maar 'k weet er wel raad op. Doodbedaard riep hij eerst zijn dienaren bijeen, en toen Maria en 't Kindeke Jezus.

Heuscli het staat er: het kindeke Jezus!

Die boeren bü me!" zei Sint Jozef.

Maar toen had je de Heiligen moeten zien! "Van alle

kanten kwamen ze op Sint Jozef toeloopen. „Och blijf toch, goede Sint Jozef!" riepen ze, „Blijf toch! Als u Jezuke en Maria meeneemt, is de hemel geen hemel meer!"

Sint Jozef zou blijven. Maar, zei hij, nooit moogt ge nog iets zeggen, als ik mijn vereerders in den hemel help!" Allen beloofden 't graag. En sinds dien tijd, zei de zuster, is 't heelemaal geen kunst meer om in den hemel te komen. Als je maar een groot vereerder van Sint Jozef bent, en ook je best doet, om zijn deugden na te volgen."

Het is voor deze zijne vereerders te hopen dat Sint Jozef nog andere deugden heeft dan die van een smokkelaar en een slimmen zakenman; deugden waarop zijne vereerders zich intusschen ook niet zonder succes mogen toeleggen, en hun geweten paaien met het achterdeurtje dat hun patroon voor hen in den hemel openhoudt!

En in dit verhaal is nu „niets dat met de leer der kerk of met de goede zeden in strijd is!"

Hot was te hopen, dat Rome zelf den staf brak die over deze verzinsels beschermend wordt gehouden. Leg eens naast zulk fraais iets van Gerard Brom — ge voelt u in een andere wereld.

Bart.

De „Amsterdamsche Kerkbode" geeft wekelijks zeer goed geschreven „kiekjes met en zonder preekjes". Een ervan' laten we hier volgen; het zal wel interesseeren:

„Gelukkig, dat ie d'r uit is!"

Dat hadden de buren in roerende eenstemmigheid verklaard, toen Blinde Bart begraven werd.

„De man had geen deel van leven" vond de heele dwai'sstraat, waar hij huisde. '

Hip was blind, hij was half lam en bij dat alles was er niemand, die zich met hem bemoeide. Hij scheen kind noch kraai te hebben, want geen mensch zag naar hem om. In het g.raf, waarin z'n grenen kist was neergedaald, kon het haast niet enger en stiller zijn dan het was in zijn muf kelderhuisje. Toen ie er nog z'n brandstoffennerinkje in dreef, was het natuurlijk wel wat drukker geweest. Maar dat had ie overleefd, zooals ie alles overleefd scheen te hebben. De laatste vijf. jaren scheen alles en ieder hem te vergeten, ja zelfs de dood scheen hem over to slaan.

Aan die eenzaamheid had Bart zelf veel schuld. De buurt voelde zich anders solidair genoeg met al haar kinderen. Wie z'n domicilie opsloeg achter één van die oude geveltjes, waar de 16de eeuwsch© teer nog niet uitgedropen scheen, kreeg onmiddellijk zijn plaatsje aan het familiehart. Alleen op één enkele conditie, hij moest open kaart spelen. De buurtroman-, iiek had onbetwistbaar recht op het volledig relaas van al z'n narigheden en ongelukken. Te ijzen en te griezelen bij de jammeren des levens, gold hier als het hoogste geriot. Ieder had z'n eigen plaat in de buurtpathéfoon. De één droeg het gevangenisgebed voor, dat hij acht jaren lang door den bewaker had hooren afdreunen; een ander beweende z'n kindertjes, die bij Jonker zaten, en zoo had elk wat. Alleen Bart's plaat bleef blanco. Niemand had uit hem gekregen, waar hij nu 20 jaar geleden vandaan gekomen was. „Je wist niks van z'n antecedenten", zei de juffrouw van de Leesbibliotheek, die hier het monopolie had van deftigheid. De anderen zeiden vlakweg, dat ie 'n stiekemerd was. Maar ondanks al hun visschen en vragen, nam Bart z'n geheim mede in de kist.

Ik kèn het geheim van Blinden Bart. Eens behoorde hij tot de notabelen van een dorpje in het boerenland. Mode en zede regelden zich stilzwijgend naar zijn gedrag. Des Zondags stond hij witgedast achter het vO'Ortezersbankje. Hoewel nog maar veertig, oefende hij een patriarchaal gezag uit in z'n familie. • Daarbij was hij de Dorps-St.-Nicolaas, wijd en zijd bekend als weldoener der armen.

Toen Bart z'n schaapjes op het droge had, raakte hij zelf in het nat. Wijntje en Trijntje brachten hem ten val. Omdat niemand hem van kwaad verdacht, kon hij lang ongestoord z'n gang gaan. Töt op een Imorgen Bart's kapitale boerderij te koop stond, de boerin in zenuwkoortsen lag en Bart zelf spoorloos was verdwenen. Op z'n dorp heeft niemand hem ooit teruggezien.

Toen z'n vrouw spoedig daarna in het familiegraf werd neergelegd, raakte hij in het vergeetboek. En hij zelf begroef zich met z'n herinneringen en z'n wroeging in een achterstraat-kelder, waar hij zich met niemand bemoeide en niemand met hem.

Niemand ?

Kort voor zijn dood kreeg Blinde Bart bezoek. Een oud-dorpsgenoot had hem uitgevonden. Die was zelf óók een schipbreukeling. Och, de groote stad drijft vol wrakken.

Toen heeft Bart zich uitgesproken.

„Er is Eén, Die zich met mij bemoeit", heeft hij gezegd, en hij richtte z'n blinde oogen naar boven.

Wat een ontmoeting!

De ééne Verloren Zoon door den anderen Verloren Zoon vermaand en op Jezus gewezen.

Nu zeg ik ook van Bart: „gelukkig, dat hij er uit is!"

Het is een vertelling.

Maar zo stond in de rubriek „Evangelisatie". Daar ligt de draad voor het vinden van de toepassing.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 maart 1926

De Reformatie | 12 Pagina's

PERS-SCHOUW.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 maart 1926

De Reformatie | 12 Pagina's