GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Avondmaalsviering en gevoelige genieting.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Avondmaalsviering en gevoelige genieting.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Tot de vragen die reeds al te lang op een antwoord wachten, beho'Ort ook eene van onzen lezer B. te K. Van den volgenden inhoud: „Het gebeurt, dat men, ook na ernstige zelfbeproeving en voorbereiding, biji de viering van het Heilig Avondmaal geen innerlijke blijdschap smaakt en zich niet tot blijden geloofsroem kan verheffen. "Waaruit mag dat te verklaren zijn? Is het denkbaar, dat eerst weken na de viering van het H. Avondmaal de-ze blijdschap als vrucht daarvan genoten wordt? "

'k Wil deze vraag van onzen br. B. heel graag trachten te beantwoorden. Ze is te ernstig om dit niet te verdienen. Maar vooraf moet het me toch van 't hart, dat ik haar niet onverdeeld toejuich Daarvoor klinkt ze me wat te eudaemonistisch.

Laat ik dat vreemde woord even verklaren.

Eudaemoiuistisch wil zooveel zeggen als: enkel uit op eigen geluk en zaligheid. Zoo noemt men eudaemonistisch alle godsdiensten, waarin het tijdelijk en eeuwig geluk des menschen het middelpunt is waarom zich aJles beweegt en het groote doel waarop alles is gericht.

De vraagsteller zal nu begrijpen wat m'n bedenking is tegen zijn vraag. :

Doch laat hij me nu niet verkeerd verstaan. Laat hij niet denken, dat ik elke vraag, die verband houdt met onze eigene blijdschap en zaligheid als zelfzuchtig en dus als ongeestelijk zou willen terugdringen, 'k Zou dan de Apostelen, die er niet aan dachten den stokbewaarder van Filippi te bestraffen over zijn vraag: „Lieve lieeren, wat moet ik doen om zalig te worden", heel het Evangelie', dat zich als een „woord der zaligheid" aandient, en Christus-zelt, die in zijn naam „Jezus, Zaligmaker" zijn grootste aanbeveling bij de wereld heeft, tegen me hebben. Ook onze eigene belijdenis in den Heidelbergschen'Catechismus, die haar uitgangspunt kiest in de vraag naar den eenigen troost des christens in leven en sterven.

Och, was er maar meer waarachtige bekoanmering bij de menschen over hun zaligheid. Er zouden niet zooveel duizenden onverschillig den Christus en zijn Evangelie voorbijgaan.

En 'k mag er gerust aan toevoegen de verzuchting, dat ook de kinderen Gods wat zuiniger mochten zijn op den vrede hunner ziel en wat be^eeriger naar genieting vaiï dei gemeenschap huns Heilands en huns hemelschen Vaders.

Er is reden om te vreezen, dat velen met hun luid geroep voor de eere Gods, de kreten pogen t© overstemmen van een ziel die arm is aan vrede en blijdschap door den Heiligen Geest.

Doch al is er geen boek ter wereld, dat zooveel belang belang stelt in onze zaligheid als de Heilig© Schrift, eni al is er geen belijdenis te noemen, die met zoo innige bewondering en vreugde uitstalt wat menschen in leven en sterven rijk kan maken als de onze — dit alles neemt niet weg, dat het Woord onzes Gods, en dat, in overeenstemming met het Woord, aJle gereformeerd belijden de vraag naar 's menschen zaligheid niet op de eersta maar op de tweede plaats zet. De eerste heeft in d© Schrift en in onze Belijdenis altoos en in ©Ik stuk der waalheid de eer en de verheerlijking onzes Gods.

En al mag bijt ons, als bij den Stokbewaarder, zoodraj het tot geestelijk ontwaken komt, de eerst© vraag, die we doen, onze behoudenis gelden — bij; wie eenmaal wéét behouden te z ij n, wordt ze gaandeweg méér overstemd door deze andere, hoe onze God uit ons en ons leven hebben zaJ de eer en de lof, dio Hem. toekomen om zijn onuitsprekelijke genade in den Heere Jezus Christus.

Toch kunnen we er niet op roemen, al hebben wij, gereformeerden, gaarne den naam, dat de ©ere Gods ons boven alles gaat, dat dit onder ons vaste regel is.

De uitzonderingen zijn niet weinige.

Er zijn heele kringen van gereformeerd© belijders, heele dorpen zijn er, heele streken en halve provinciën, waar d© gedachten, de gebeden en da stichtelijke gesprekken zich meer bewegen om de vraag: „hoe men 't zelf goed zal hebben", dan om deze, hoe God de Heere tot zijn eere komt.

En omdat, hoe scheef de lijnen overigens ook loopen kunnen, het Heilig Avondmaal toch altoos in 't middelpunt van ons kerkelijk leven niet alleen, maar ook van heel onze religie blijft staan, heeft zich die woekerplant van dit „geestelijk" egoïsme ook om het H. Avondmaal geslingerd.

Voor 't besef van duizenden en nog eens duizenden is bet Avondmaal door Christus ingesteld om de zijnen nu en dan eens een ure van bizondere ziels-genietijig en van blijden geloofsjubel te geven.

Hadden ze die aan, - of in verband met het Avondmaal - dan zeggen ze een gezegende Avondmaalsviering gehad te hebben. Ontbraken onder 't geba-uik van brood en wijn, de blijde ontroering van de zekerheid der verlossing door Jezus' bloed, de gevoelige ervaring van gemeenschap met Christus en de jubel Ber ziel in de verzekerdheid van de aanneming tot Gods kind en van de hope des eeuwigen levens -i dan meenen ze dat hun Avondmaal-viering geenerlei vrucht voor hun ziel afwierp. Zooals de broeder Ouderling, die, nu een dertig jaar geleden, na een bediening van het Avondmaal, met een diepe zucht tot me zei: „Dat was een treurige Avondmaalsviering vanmorgen, Dominé", en op m'n vraa, g, hoe hij dat bedoelde, antwoordde: „Wel man, 'kheb geen traantje zien vallen".

Nu verdenk ik er br. B. geen oogenblik van, dat hij in dat geval dien br. ouderling zou zijn bijgevallen, maai', in verband met veel vei'spreide soortgelijke voorstelliugen van de rechte vrucht der viering van het Heilig Avondmaal, zal hij verstaan en billijken., dat zijn vraag een wat eudaemonistischen klank voor me had.

Evengoed als ik versta, dat wat ik geestelijke zelfzucht noemde, juist altoos weer aan het Avondmaal zich poogde te goed te doen.

En toch is «r juist daar het allerminst© plaats voor. Om méér dan eene reden: Oók omdat hst gedenken van het ontzaglijk lijden .on sterven onzes Heeren Jezus alle plaats öpeischt voor Hem, jdie ons zoo heeft liefgehad, en voor niets minder plaats laat dan voor het uitzijn o'p eigen genieting; doch niet minder om wat de Heere met de instelling van het Avondmaal bedoelde.

Wat Hij er meê •tieoogt is. naar we in Nederl-Geloofsbelijdenis ©n Heidelbergüchen Catechismus belijden, de sterldng van ons geloof.

Nu bedoielt die sterking ongetwijfeld óók de verrijking onzea'. zielen met vrede en blijdschap door, onzen Heere Jezus Christus. Doch wie, haar daartoe beperken wilde, zou toch toonen, van het geloof een volbloed eudaemonistasche opvatting te hebben, alsof He Heihge Geest de genade des geloofs aJleen hiertoe in onze ziel wrocht, dat wij. in Christus vertroosting en zaligheid zouden vinden.

Èn de H. Schrift èn onze Belijdenis leeren ons iets geheel anders. Ze spreken' van „de gehoorzaamheid des geloofs", van „de vruchten des geloofs" in goede werken tot verheerlijking onzes Gods-

En zoo waarlijk als de eere onzes Gods in heel onze religie boven aUes gaat; zoo waarlijk als de Heere zelf haar van begin tot einde boven alles zoekt; zoekt in de zending en overgave des Middelaars, zoekt in heel het verlossingswerk van onzen Heere .Jezus Christus, zoekt ook in hel toepassend werk des Geestes in onze zielen door Woord en door Sacrament, niet het minst in bet H. Avondmaal — zoo waarlijk mogen ook wij in het Nachtmaal niet alleen zoeken een voorbijgaande verkwikking en verheffing voor onze ziel, maar most onze aandacht en begeerte gericht zijn op de vrucht, die sterking des geloofs bij-ons draagt in vertrouwen, in liefde, in heiligmaking, in gehoorzaamheid — kortom in alles, Avat den Naam onzes Gods en onzes Beeren Jezus Christus verbeerlijken kan.

En als de viering van het H. Avo-ndmaal die vrachten bij ons draagt, dan hebben we, ook al bracht heions jgeen buitiengewone gevoelige genieting aan, een rijk gezegende Avondmaalsviering.

Onder beding, dat we het hierover eens zijn en dat dit onder ons, gerefo-mieerden, vast staat als een rots, ga ik nu trachten br. B. een antwoord te geven op zijn vraag.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 april 1926

De Reformatie | 8 Pagina's

Avondmaalsviering en gevoelige genieting.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 april 1926

De Reformatie | 8 Pagina's