GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Synode-Indrukken.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Synode-Indrukken.

17 minuten leestijd Arcering uitzetten

XXVIII.

Het onbegrijpelijke g%val.

Het geval-Ds Van Duin wordt steeds meer een onbegrijpelijk geval.

Het zou niet hebben gebaat, indien hij wederom ter Synode ware verschenen.

Waarschijnlijk zou dat het inzicht slechts hebben vertroebeld.

De beide malen, dat hij vroeger zich ter Synode verantwoordde, geven maar al te zeer reden om dit te vreezen.

Indertijd hebben wij daarvan geen scherpe indrukken gegeven, omdat de Synode met hem in Comité-generaal handelde.

/ Maar in den brief aan de Synode, die haar niet bereikte en die denzelfden dag door bemiddeling van het Persbureau Vaz Dias aan verschillende bladen, .waaronder ook het onze, werd toiegezonden, heeft hijzelf daaromtrent een en, ander gepubliceerd.

Binnen 'liet kader van die publiciteit wensohen wij ons te houden, wanneer wij hierover eeaiige nadere indrukken schrijven.

Ds Van Duin heeft volkomen gelijk als hij zegt, dat hij in de vergadering der Synode had uitgesproken, dat hij de vier bekende bijzonderheden uit Gen. '2 en 3 niet aanvaardde als eisch van Gods woord.

Wat de beide Paradijsboomen betreft helde hij er persoonlijk het meest toe over de zintuiglijke waarneembaarheid daarvan aan te nemen, maar wat de slang en haar spreken aangaat neigde' hij meer naar den anderen Kant.

Dat viel ons, die niet de behandeling van de zaafe-Van Duin op de classis Haarlem hadden bijgewoond, koud op' het lijf.

Wij hadden niet gedacht, dat hij zoover van huis was.

Wij meenden, dat zijn bezwaar uitsluitend gold de slang en haar spreken.

£en commissie werd benoemd om ni meer intiem onderhoud met D's Van Duin te handelen.

Als resultaat kon deze commissie een verklaring overleggen, welke hoop gaf, dat hij tenminste de beide Paradijsboomen, , aan - deidisputabiliteit onttrok, ofschoon deze verklaring niet overduidelijk was.

Op zijn verzoek werd Ds Van Dnin ongeveer een week later weer ter Synode ontvangen.

Wij mogen öp wat daar door hem werd gesproken, hier niet diep ingaan.

Alleen mogen wij als onzen indruk wel mededeelen, dat onze hoop geringer werd.

Dezelfde commissie, aan wie fhans Prof. Kuyper werd toegevoegd, werd aangewezen om nogmaals te pogen Ds V^an Duin tot andere gedachten 'te brengen.

Tot groote en blijde verrassing kwam deze na uren saamsprekens met de boodschap terug, dat Ds Van Duin de verklaiing had afgelegd, welke aan onze lezers bekend is en welke hierop neerkwam, dat hij voor zich persoonlijk de zintuiglijke waarneembaarheid van de beide Paradijsboomein aanvaardde, deze in zijn ambtelijken arbeid z, qu leeren „ook als zijnde in dezen de eeni|, e leer der Gereformeerde Kerken", maar dat hij een bezwaar hield tegen de „letterlijke opvatting" van de slang en haar spreken, doch „in afwachting van de beslissing der Generale Synode inzake het desbetreffende bezwaar tot op dien tijd alleen de letterlijke opvatting (zou; voordragen."

De Synode kon tot geen andere slotsom komen dan dat het haar Deputaten gelukt was hem van de onhoudbaarheid van zijn standpunt inzake de Paradijsboomen te overtuigen en dat hij nu in hetzelfde geval verkeerde als D'S van Leeuwen, die ondanks zijn gravamen betreffende de slang en haar spreken, nog steeds in aktieven dienst stond.

Gezien deze verandering ten gunste bij Ds Van Duin, besloot de G-eneiale Synode aian de Classis Haarlem • te adviseeren de schorsing op te heffen.

De Classis volgde dit advies.

Doch aanstonds rezen moeilijkheden.

En men zal er zich over verwonderd hebben, dat dezelfde Classis daarna besloot de effektueering van de opheffing der schorsing uit te stellen totdat de Synode in deze zaak een beslissing z'ou hebben genomen.

Blijkbaar was die situatie zóó moeilijls! geworden, dat men zich door iets, wat op 't eerste gezucht veel van een spitsvondigheid weg heeft, eruit moiest redden. Toen de Deputaten der Generale Synode in publieke Synodale zitting verslag deden van hun handelingen, werd echter het geheimzinnige opgeklaard.

Na zijn terugkomst van de Synode had Ds Van Duin aan zijn kerkeraad verklaard, dat hij in geen enkel opzicht veranderd was.

Hij stond _er nog precies voor als vroeger.

Men mocht uit zijn schriftelijke verklaring niet lezen, d'at hij de „letterlijke opvatting" van de Paradijsboomen aanvaardde als eisch van Gods lyoord, . enz.

Met smartelijke verwondering werd dit door de Synode vernomen.

PIet standpunt van D's Van Duin is geheel oailiegrijpehjk geworden.

Hij aanvaardt de „letterlijke opvatting" van de beide Paradijsboomen, maar niet op grond van 'Gods Woord. Hoe dan? Is de eenige grond voor ons geloof niet de Heilige Schrift?

Hij wil die „letterlijke opvatting" ook leeren „ook als zijnde in dezen de eenige leer der Gereformeerde Kerken." Maar mogen de Gereformeerde Kerken iets leeren, dat niet op Gods Woord gegrond is? Hebben onze Gereformeerde vaderen' er niet altijd tegen gestreden, dat men iets zou aannemen en leeren, entel en alleen omdat de kerk het leert? Stemmen wij niet juist met onze belijdenis in, omdat zij op de Schrift is gefundeerd?

Wij zouden deze vragen kunnen vermeerderen.

Het heele geval wordt ons des te duisterder naarmate wij meer pogen het ons in te denken.

Aan de oprechtheid van Ds Van Dnin twijfelen wij niet.

Men mag hem niet de bedoeling toedichten, dat hij de Synode om den tuin heeft willen leiden.

Zelfs de feiten weerspreken dat.

Immers zon hij dan niet dadelijk daarop: aan zijn kerkeraad te kennen hebben gegeven, dat zijn zienswijze dezelfde was gebleven

Van een proeve tot verklaring van dit psycliologisch raadsel wenschen wij ons te onthouden.

Als één man betreurde de Synode het, dat deze zaak zulk een wending genomen had.

Er bleef echter niets andters over voor de Synode dan aan de Classis Haarlem te adviseeren Ds Van • Duin opnieuw te schorsen.

Wij hebben met Ds Van Duin te doen.

Het is voor hem een lijdensgeschiedenis.

Maar de Synoide kbn niet anders.

Dit valt er voor onze kerkelijke vergaderingen uit te leeren, dat het gewensoht is geen verklaringen door den bezwaarde z!elf te laten opstellen, maar hem een verklaring ter ondertee'k'ening voor' te leggen.

Dat geeft den besten waarborg voor goed begrijpen.

Nog een raadsel.

Wat wij hierboven schreven was voor het vorige nummer liestemd en bleef met enkele andere stukken uit „Kerkelijk Leven" overstaan.

Wij merken dit op in verband met een briel, welken wij dezer dagen van Ds v. D. ter opname in ons blad ontvingen.

Hoewel, gelijk men weet, onze bus voor ingezonden stukken betreffende dit kerkelijk geding gesloten is, zal niemand het ons euvel duiden, dat wij het zakelijke uit zijn schrijven hier opnemen.

Het belangt onze mededeeling, - dat a.m. ook zijn missive eerst na de sluiting der Synode te Assen is aangekomen.

Daarvan zegt Ds Van Duin: „'t Spijt me, dat op die manier weer versterkt is de fatale indruk, welke biij ons volk gewekt was, n.l. als zou 'Ds \^an Duin feitelijk ontmaskerd zijln door het ter Synode ingekomen schrijven van enkele mindere vergaderingen, terwijl Ds Van Duin zélf met zijn verkapte „dwaalleer" achter de schermen trachtte te blijven".

Laten we hierop eerst mogen antwoorden. En dan wilden we voor wat liefs, dat wij Ds Van Duin konden bevrijden van. de idee, welke hem blijkbaar als met vangarmen omklemt, als zou er bij ons volk een fatale indruk omtrent hem bestaan.

Welk een verruiming zou het hem geven, indien hij zich van deze idee sens kon losmaken.

Want heusch, zóó als hij meent, denkt ons volk niet over hem.

Het ziet in hem niet iemand, die „achter de schermen" tracht te blijven.

Het beschouwt hem volstrekt niet als één, die tot slimmigheden de toevlucht neemt en achterbaks werkt. ;

Zoo er al enkelen moc'hten zijn, diie zoo oordeelen, hebben wij hen toch niet ontmoet.

En die enkelen, indien ze bestaan, maken „ons volk" nog niet uit.

Wij kunnen hem ook verzekeren, dat de Synode allerminst zulk een „fatalen indrak" van hem had en voor niets ter wereld dien bij anderen zou willen wekten.

Wat onszelf aangaat, hij heeft onze opinie in het bovenstaande, dat vóór de ontvangst van zijn brief al gedrukt stond, kunnen lezen.

Verklaren lomnen wij zijh houding niet. Jilaar liever blijven wij! bij, dit onverklaarbare staan, dan dat wij te hulp zouden roepen een verklaring, welke zijn eerlijkheid en oprechtheid aantast. - i

Misschien vangt Ds Van Duin weleens stemmen op of wordt hem soms iets overgebracht, welke hem in den waan brengen als zou er zulk een ongunstig oordeel over hem bestaam.

-Doch dan zouden we hem willen raden: luistert daarnaar toch niet, gij zoudt daardoor in den waan gaan leven, die het inzicht in de werkelijkheid vertroebelt, gij zoudt zelf uw moeilijkheden buitengemeen verzwaren.

Nu ter zake.

Ds Van Duin verklaart: „Daags Vóór dat de Generale Synode te Assen voor de 'laatste maal saamkwam, verzond ik van het hoofdkantoor te Amsterdam om 11 uur v.m. een aan'geteekend stuk van denzelfden inhoud als er op rriijn verzoek Vrijdagsavonds daarna in enkele dagbladen verscheen. In de Christelijke weekbladpers wilde men heit blijkbaar niet opnemen. Wat de oorzaak is, dat het eerst na den Vrijdagmiddag binnenkwam na Dinsdagsmorgens te zijn verzonden, schuilt voor mij in het duister".

Eerst iets over de zinsnede: „In de Christelijke weekbladpers wilde men het blijkbaar niet opnemen".

Het spijt ons, dat Ds Van Duin hier onwil onderstelt.

Wij kunnen niet over andere bladen spreken.

Wij ifunnen alleen voor eigen blad spreken.

En dan hebben we — "gelijk Ds Van Duin weten kon — als stelregel aangenomen om iets, wat reeds in de dagbladen gestaan heeft, niet weer in „De Reformatie" op te nemen, tenzij wij' het wensch en te bespreken.

Wij mogen immers aannemen, dat al onze lezers er ook een dagblad op na houden..

Daarenboven, als wij weten of vermoeden, - dat een stuk niet alleen aan ons, maar ook aan andierei kerkelijke bladen gezonden wordt, plaatsen wij' het evenmin. Zoo wordt o.m. aan circulaires, hoe sympathiek haar pleidooi ons vaak ook is, nimmer een plaats verstrekt. Ons blad streeft een speciaal doel na.

En dan zwijgen wij nog van ons besluit, reeds lang geleden genomen, om geen ruimte af te staan voor inzendingen, welke het kerkelijk geding raken.

Van nnwil alzoo ten opzichte van Ds Van Duin is er bij ons geen sprake.

Slechts van een trouw blijven aan een vasten regel.

Voor het overige gelooven we natuurlijk de mededeeling van Ds Van D'uin-aangaande zijn schrijven aan de Synode van woord tot woord.

Het is ons dan ook een raadsel, dat zijn missive de Synode niet heeft bereikt.

De mogelijlcheid, dat het moderamen het heeft achtergehouden, is vanzelf buitengesloten.

De schuld moet dan bij de Posterijen liggen.

Wij kunnen Ds Van Duin slechts adviseeren daarover ter bevoegder plaatse te reklameeren,

Draaiend kerkrecht?

Van de zijde, welke tegen de Synode van Assen gekant is, wordt beweerd, dat de Synode in haar opivattiag van het kerkrecht opnieuw is gezwenkt.

Zij zou een ifieuw kerkrecht hebben ingevoerd door de zaak-Geelkerken niet terug te wijzen naar de kerk van Amsterdam-Zuid en de classis Amsterdam, maar die zelf af te handelen.

En zij zou dat nieuwe kerkrecht weer om koud hebben geholpen door zaken als die van Ds Van Duin, Ds Brussaard, Dr Van Leeuwen enz. met advies naar de respektievelijke classes terug te zenden, ojodat deze verder handelen.

Het kerkrecht zon alzoo-op; de Synode de eigenschappen van den weerhaan hebben verkregen.

Deze bewering getuigt echter zoiOiwel van een min helder inzicht in het Gereformeerd kerkrecht als in een min juiste onderscheiding van de bedoelde gevallen. '•

De zaak-Geelkerksn was in haar geheel dO'Or de Classis Amsterdam en de Partikuliere Synode van Noord-Holland doorgezonden naar de Generale Synode, opdat die ha, ar zou afdoen.

Indien de Generale Synode het beter had gevonden zich tot het geven van advies te bepalen en het overige over te laten aan de mindere vergaderingen, had haar dit vrij gestaan.

Zij kon zoowel het een doen als het ander.

In zulke gevallen moet naar Gereformeerd kerkrecht het 'profijt .der kerken beslissen,

'Nsisg: het oordeel der Synode nu bracht het profijt der kerken mee, dat zijzelf de zaak-Geelkerken afdeed.

Van de a.ndere gevallen was alleen de zaak­ Van Duin ook in haar geheel op de Generale Synode gebracht, opdat die er over zou beslissen.

Toch stond het hier weer even anders dan bij de zaak-Geelkerken.

De Classis Haarlem had Ds Van Duin reeds geschorst, wat indertijd met - Dr Geelkerken niet het geval was. .

Daarbij kwam, dat de Synode, gezien de verklaxing van Ds Van Duin, van gevoelen was, dat de sphoTsing kon worden opgeheven.

Zonder twijfel had zij^ zelf dit kunnen doen. Maar da, n zou het den schijn kunnen wekken alsof de Classis Haarlem onrechtmatig had gehandeld en haar fout door de Synode werd goed gemaakt.

Hier bracht het profijt der kerken het mee, dat de Classis, die de schorsing uitsprak, haar ook ophief.

AVeer anders stond iiet met het geval-Brussaard. Hier had de .Classis geen maatregel getroffen, zelfs had zij deze zaak niet in haar geheel in, ; ^^|5, den van de Synode gesteld. '': .; n;

Wel brachten Deputaten den wensch der Classis over om in deze zaak meer licht te ontvangen, vooral waar Ds Brussaard het verlangen had te kennen gegeven, om op de Synode zijn bezwaren te doen hooren.

De Synode handelde daarop met Ds Brussaard.

Op zichzelf genomen had zij thans bet recht met Ds Brussaard ook af te handelen.

Maar zij oordeelde^ dat het profijt der kerken voorschreef dit aan de Classis Haarlem over te laten.

_ Onder de meerdere motieven woide slechts dit ééne vermeld^ dat alhandeling van 'de zaak-Brussaard den zittingstijd der Synode aanmerkelij'k zOu hebben verlengd.

leder gevoelt, dat een nog meer verlengde Synode niet in het profijt der kerken zou zijn geweest.

Bij de gevallen-Vermaat en - Van Leeuwen hadden de betrokken Classes rüeegedeeld, dat zij die nog in behajT deling hadden, maar dat gewacht werd op het advies der Synode. '^ÊM-

Hier had de Synode dus alleen advies te veifs trekken.

Daaraan hield zij zich dan ook.

Hieruit blijkt wel, hoe d'e Synode in al deze gevallen de zuivere kerkrechtelijke lijn heeft gevolgd.

Sommigen pogen wél ^e "Kerkenorde te laten bevriezen door te poneeren, dat alleen een Classis een Dienaar des 'Woords mag schorsen of "afzetten.

Maar hierin wordt een vermechaniseering van het kerkrecht openbaar.

Nergens bepaalt de Kerkeno-rde, dat een Classis het alleen mag doen.

Wel wordt uitgesloten, dat een nog mindere vergadering dan de Classis, een kerkeraad of een kombina.tie va, n de raden van een paar genabuurde kerken zich dit recht zouden mogen veroorloven

M'aar niet, dat deze bevoegdheid aan een meerdere vergadering dan de Classis zou zijn ontzegd

Het kerkrechtelijke beginsel, dat meerdere vergaderingen deze bevoegdheid juist wel bezitten, is een logische konsekwentie van de bepaling in onze Kerkenorde en ligt er schier boven op.

Of de meerdere vergaderingen van'deze bevoegdheid gebruik zullen «maken, is aan haar wijsheid overgelaten.

Zij mogen het doen.

Maa.r zij moeten het niet.

Dat schept juist de mogelijkheid om ieder geval op zichzelf te beo-ordeelen.

Zoo kan er in ons kerkelijk leven gelukkig gespecialiseerd worden en blijven wij' voor de eenvormigheid met haar onvermijdelijke onbilliikheden bewaard.

Het profijt der kerken dient daarbij! als maatstaf.

Dat leent aan ons kerkrecht zijn soiepel karakter.

Daarin onderscheidt het zich gunstig van het wereldlijk recht.

wereldlijk recht. En 'dat er in die gevallen, waarin de Kerkenorde de vrije' hand gaf, overeenkomstig het profijt der kerken gehandeld is, daarvan moet ieder, die de beraadslagingen der Synode heeft bijgewoond, wel overtuigd zijn.

Dit is een indruk, die niet valt uit te wisschien.

-^ Het ïonnls van Prof. Haitjema.

III.

Thans hgt voor ons het referaat van Dr Haitjema over „De Asser Synode en het Schriftgezag."

Het geeft natuurlijk heel wat, dat in het persverslag indertijd niet stond vermeld.

Maar onze eindindruk' is er niet door gewijzigd.

In hoofdtrekken gaf dat verslag het referaat vrij trouw weer.

Doch waar Prof. Haitjema blijkens zijn bericht aan „De Nederlander" liever niet heeft, dat men zich op Idat verslag beroept, willen wij trachteni zijn artikel zoo objectief mogelijk saam te vatten en passages, waarop het aankomt letterlijk te citeeren. , , , ( '

Daarmee moieten we echter wachten tot wij over meer ruimte beschikken dan in dit nummer het geval is. ,

Hier maken wij daarom slechts éen voorloopige opmerking.

Prof. Haitjema wil nie^t worden aangemerkt als verdediger van Dr Geelkerken.

Hij schrijft: „Een drbigend misverstand dient vóór alles nog teruggewezen. Niemand leide uit mijn verzet tegen de Asser Synode af, dat ik met de verdediging mijner stelling positief zou bedoelen uit te spreken, dat de in Assen veroordeelde Dr Geelkerken, wel beschouwd, eigenlijk de belij'der was, die het Schriftgezag „handhaafde." Het zal uit de verdere uiteenzetting in dit artikel van zelf wel, blijken, dat ik, door positie te nemen tegen de Asser Synode, nog geen „partijganger" word van Dr Geelkerken, die in zijn oonfliot met, de Gereformeerde Kerken veel meer voor den menschelijken factor in de H. Schrift, en de consequenties, die deze meebrengt voor de uitlegging, op de bres stond dan voor het goddehjk gezag dierzelfde Bijbelboeken. De hartstochtelijke wijze, waarop' Dr Geelkerken bijna steeds in den' inzet zijner vele verantwoordingen opkwam voor „de vrijheid van het wetenschappelijk onderzoek en van de exegese", gaf wel eens heel begrijpelijke aanleiding toit bepaalde „Synodale." vragen, waarin de vrees tot uiting kwam, dat zich bij Dr Geelkerken een inspiratie-begrip naar voren drong, waarbij de bedoeling van den bijbelschrijver normatief wordt gesteld in plaats van „den.zin en de meening des Geestes." Men zal mij diis wel willen gelooven, als ik zeg, dat Jiet niet in mij opkomt, — als noodzakelijk gevolg van mijn verzet tegen de Asser Synode, — aan Dr Geelkerken den eerepalm te gaan uitreiken en hem te gaan uitroepen als den waren verdediger van de Gereformeerde belijdenis van het Schriftgezag."

Op dit punt althans schijnen onze confessioneele broeders meer en mser tot bezinning te komen.

Scheen het eerst, alsof velen hunner de zijde van Dr G. kozen, thans begint het er wat andfers' uit te zien.

Kort geleden wezen wij er opC hoe Ds Lingbeek zijn hand van hem aftrok.

Nu plaatst Prof. Haitjema zich vierkant tegenover hem.

In dit opzicht valt er althans eenige winst te boeken.

-^ Dr J. Woltjer-Gomité.

Het afscheids-coUege van Prof. Geesink is stellig aan de oprichting van het Dr J. "VVoltjer-Comité niet vreemd.

' De onderstelling zal wol niet te gewaagd zijn, dat het er den stoot aan heeft gegeven.

„Men zegt" — zoo ongeveer liet Prof. Geesink zich uit — „dat mijn portret, door de stadenten mij aangeboden en dat straks in de Senaatszaal een plaats zal bekomen, sprekend is. Indien het spreken kon, zou het vragen: waarom hangt het portret van wijlen Prof. J. Woltjer hier niet? "

Indertijd, toen wij het initiatief namen tot de stichting van het Bavinck-Comité, dat zich o.m. teai doel stelde het portret van mijn hooggeschatten leermeester en voorganger voor onze Senaatszaal te doen schilderen, wezen wij er reeds op, hoe noodig het was, dat ook de beeltenis van wijlen Dr J. Woltjer, den stoeren, waschechten, nooit schipperenden Calvinist, / deze historische zaal sierde.

Van harte juichen wij het dan ook toe, dat er, thfftis een actie voor op touw is gezet.»

Maar deze actie bedoelt meer.

Zij wil dezen rechtvaardige niet alleen door zijn portret, maar ook door de heruitgave van zijn voornaamste werken tot ons volk laten spreken, nadat hij gestorven is.

Dit doel zal ongetwijfeld bij al zijn oud-leerlingen en bij velen buiten dien kring met sympathie worden begroet.

Moge dit plan slagen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 november 1926

De Reformatie | 8 Pagina's

Synode-Indrukken.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 november 1926

De Reformatie | 8 Pagina's