Over het leven en de arbeld van L. Penning.
I. P e n n i n g s Jeugd.
Allerwegen heeft 'men in de couranten gel-ezen, hoe voor enltele weken-is overleden de veelgeliefde Schrijver en verteller Louwrens Penning, de man, die in elk christelijk gezin een bekende was on sinds vele jaren hart en oor had van .ouden en jongen. En wie het nog niet wist, heeft in de breede verslagen van de begrafenis, zooals de kranten die brachten, kunnen lezen, hoe Penning geweest is een man van een geheel bijzondere beteekenis, een krachtig prediker van het Evangelie der genade, die velen ten rijken zegen is geweest.
Het was aanstonds mijn voornemen, in ons blad in een „In Memoriam" uiting te geven aan de waardeering en dankbaarheid, die we dezen voortreffelijken leidsman verschuldigd zijn. Maar, omdat ik gevoelde, dat onze lezers, die meestendeels ook de getrouwe lezers van Pennings werk zullen zijn, gaarne eens iets uitvoeriger omtrent zijn leven en arbeid ingelicht zouden willen worden, heb ik met schrijven gewacht, tot ik de daartoe noodige gegevens te mijner beschikking had. Dank zij de bereidwilligheid der familie, die mij aanstonds ter hulp kwam, heb ik thans zooveel materiaal kunnen verzamelen, dat in dit nummer reeds het eerste artikel geplaatst worden kan van de serie, die ik over Pennings leven en werk zou willen schrijven.
Eerst wil ik' dan trachten een schets te geven van Pennings le'v^en aan de hand van allerlei door de familie mij verstrekte mededeelingen; vervolgens behandel ik de ontwikkeling van Pennings auteurschap; zijn werk; het karakter van dat werk in aansluiting bij de persoonlijkheid van den schrijver, en eindelijk de beteekenis van "Pennings boeken in onderscheiden zin.
Louwrens Penning werd deiï®'; ' PDec. 1854 geboren. Zijn vader 'was predikant , B| naar Pennings eigen zeggen , , christelijk afgescheiden Gereformeerde gemeente" op een klein Noord-Brabantsch dorp, een van dat eerbiedwaardig geslacht van „voortrekkers", die om Christus' wil smaadheid en achtenjitzefcting hebben geleden en onder kommervolle, om niet te zeggen armoedige omstandigheden, hebben geleefd en gewerkt ©n. nochtans hun zwaren dienSt niet to't jalouzie v-erwekkende blijmoedigheid eni trouw hebben verricht. Ook in het gezin van Ds ï'enning, waar vier kinderen waren en de inkomsten hoogstens f 600. - ^ 's jaars bedroegen, was de zorg voor het levensonderhoud groot en de taak der moeder moeilijk. Bovendien was de vijandschap'in het doipje fel. Zelfs stond men den domiriee naar het leven. De pastorie en het kleine kerkje waren een hinder in het oog der dorpelingen, die zich niet 'ontzagen hét ge-zin allerlei. zwarigheden in den weg te leggen.
Maar' Peniiini^SSlÊ^SS^lles op dé hem eigen treffende manier' - ^^értéll; , ' kan ook gewagen van bijzondere zegeningen en bewaringen, die hem', nog heel jong, ' reeds als leidiAgen Gods zijn geweest. Zoo had een der ergste vijanden, een invloedrijk man, zich er over uitgelaten, dat pasto-rie én kerk moesten worden opgebrand en d'at zeggen dreigde tot doen te worden. Maar 'het gerucht kwam ook den burgemeester ter oore; 'die-, ofschoon in 't geheel géén vriend van de fijnen, te zeer magistraatspersoon was, dan dat hij zulks toelaten zou. Hij ontbood' den man bij zich en zei hem, dat de aan-.sprakelijkheid .voor de ••pastorie en.kerk op hem rustten en als daar iets gebeurde ééri jonmiddellijke arrestatie volgen zou. De - man had .een positie te verliezen en een naam; hij moest dus alles in het werk stellen om te •v'ooi-ko-mein wat hij' zelf had opgezet en zoo zag hij zich genoodzaakt nacht en dag de pastorie te doen bewalcen. Aldus werd onder Gods voorzienigheid een felle vijand gedwongen voor de veiligheid van het gezin te zorgen.
De waarlijk christelijke houding, die de Predikant onder dit alles innam en de getrouwheid, de moed ook, waarmee hij, trots allen tegenstand, zijn werk voortzette, dwongen eerbied af. Er kwam, geleidelijk aan, een kentering in de publieke opinie, vooral ook door het-Gamaliels woord van een der voornaamste dorpelingen, dat deze beweging der „fijnen", zoo ze uit God was, niet kon worden verstoord en anders haar spoedig einde zeker zou vinden. „Mijn vader", aldus vertelt Penning, „vond genade i)ij de dorpelingen.-Zij zeiden, dat hij een kerel was met wien men - jjraten kon, en het gehoor nam van week tot week toe".
"Maar niet'lattg duurde deze goede tijd. Een beroep naar Bunde, in Hannover , werd den predikant op de ziel ge-bonden, en ofschoon het tractement slechts f450 bedroeg en de eigen gemeente, (meer belovend misschien dan zé kon), h'et dubbele geven wilde als dominee tot blijven besluite-n kon, ofschoo-u in Hannover vervolging en gevangenschap dreigden door de felle vijandschap van den Hertog van Brunswijk — Ds Penning aaaivaardde hef beroep en het gezin trok naar Oost-Friesland.
Daar begon het zorgenléven op-nieuw. Nauwelijks was de familie na haar zesdaiagsche reis op een turfschip er aangekomen, of het jo-ngste zoontje stierf; vader en kinderen werden op straat nagejouwd en met straatvuil gesmeten; een bijzonder vijandige man trachtte des Zondags den dominee in zijn dienstwerk te belemmeren, door hem op zijn weg naar de kerk de zwaarste vloeken en verwen schingen na te sfehreeuwen; het gezin leed bij de zeer verminderde inkomsten gebrek. Maar deze en vele andere zwarigheden vermeerderden de tóewijiding van den predikant, deden zijn ijver te meer opwaken en zijn liefde, om in deze vijandige omgeving de boodschap des heils te brengen, te vuriger worden. Zijn zoontje Louwrens, die op school geplaagd werd als Coksiaan, bemoedigde hij met te zeggen: „Acht het een groote •eer, dat ge, zoo jong nog, de smaadheid van Christus moogt dragen". En. 'toen, als door een wonder, de vloekende buurman in een bidder vera.nderde en de vrouw, die alle vijandschap had aangehitst, zelfmoo'rd pleegde, werd ook hier weer de tegenstand der menschen gebroken. Zelfs zag Ds Penniug kennelijken zegen op zijn arbeid: de gemeente groeide en overal werden werkingen van "den Geest openbaar. Maar de omstandigheden van het gezin bleven zorgelijk, mede door misgewas, oorlog Ctusschen Pruisen en Hannover) en veelvuldige ziekte. Meer en meer werd ook de predikant lijdend; soms kon hij wekenlang niet spreken en vaak was hij tot volkomen arbeidsonthouding genoodzaakt, wat hem zeer zwaar viel en zijn leven verdonkerde. Ten slotte moest hij het bed houden, een heelen winter lang, en den i9en Juni 1839 o-verleed hij, 50 jaren oud. De liefde en het mede'even der gemeente, welker middelpunt hij door-zijn voorbede op liet ziekbed gebleven was, was het eenige, dat-het smartelijk getroffen gezin behield.
Naar de beschikking van den vadier verhuisden de weduwe en haar kinderen naar Almkerk, waar haai' familie woonde. Ze werden daar liefderijk ontvangen en ondervonden veel steun, vooral in de dagen van zware ziekte der kinderen, die volgden, van den predikant J. Bavinck (de vader van .Prof. Bavinck). Er moest echter voor een middel van bestaan worden • gezorgd en na eenig zoeken werd besloten tot den opzet van een kruidenierswinkel te Dussen. De daartoe noodige inventaris werd door de familie aangekocht, ^ een ruim, maar niet zeer gunstig gelegen, huis werd gevonden en de 16-jarige oudste zoon, Louwrens, zou, onder moeders leiding, den winkel drijven.
Zoo was de eerste periode van Pennings loven, , zijn jeugdtijd, voorbij.
Zonnig en blij zijn deze jeugdjaren niet geweest, Niet slechts dwongen de schrale inkomsten vanden vader steeds tot de grootste "beperking, die de kinderen genoegens deed derven, welke de meeste kinderen• schier als vanzelf sprekend bezitten, - niet slechts deden ziekte in het gezin en oorlogswee zware wolken trekken over zijn jongen levensdag, maar ook heeft hij gedeeld in de vijandschap en tegenstand jegens zijn - va.der en mede, naar diens woord, de smaadheid van Christus moeten dragen. En dat vooral moet voor een kind met^z'n natuurlijken levenslust en" behoefte aan levensuiting wel een - heel groote • donkerheid zijn.
Evenwel, deze moeilijke jeugd heeft den jongen gestaald, heeft hem tot de rijping gebracht, die hij. nöo-dig had, toen hij voor de taak kwam te staan, mede den kost te verdienen. Levensernst heeft de jonge Penning in zijn vormingsjaren geleerd en levensverantwoordelijkheid, rnaar ook den levensmoed, die in geloovig vertrouwen de bron viadt van zijn kracht. En vooral zijn de liefde tot Christus en de toe-wijding, tot Zijn dienst, die in den dagelijkschen wandel van zijn vader zoo daadwerkelijk tot uiting kwamen en de zichtbare leidingen - Gods, die zoo herhaaldelijk in de gezinsomstandigheden werden gezien, hem tot groeten zegen geweest.
Aan 'de mededeeling van de geschiedenis dezer jeugdjaren voegt Penning deze woorden toe: j, er is een stem in mijn binnenste die zegt, vertel al die kleinigheden toch .niet verder. Maar een andere stem in mij zegt: niets is klein en alles is groot, als het oog het contact ziet tusschen dat zoogenaamd kleine en des Heeren 'alles besturende Voorzienigheid".
Dat contact nu heeft Penning in zijn jonge jaren leeren zien. En het is de voor zijn leven blijvende vrucht geweest. Telkens weer blijkt het uit de verdere geschiedenis van zijn leven, dat hij zijn weg door God bep-aald wist en .daarom in allerlei omstandigheden zich Hem en Zijner genade vertrouwend kon overgeven. De Penning-figuur, die we uit de verhalen van zijn boeken naar voren zien treden met deze eigenschap' als doorgaande karakteristiek, is in. deze-jar; en, '..der.-, jeugd gevormd. .T--..; ; »*-, "
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 januari 1927
De Reformatie | 8 Pagina's