GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Eenige bezwaren tegen professor Visschers „Paradijsprobleem”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Eenige bezwaren tegen professor Visschers „Paradijsprobleem”

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

V.

Het wezen der openbaring ondergaat daaidooil (n.l. door prof. Visschers fantastische veiklaringj| echter een verandering, , waartegen wij ernstig* - bedenkingen moeten inbrengen"".

Zoo eindigde ons vorig artikel.

Dit moet natuurlijk nader worden aa, ngetouni|

Wij meenen er echter vooraf nog een paar merkingen te moeten maken.

Om onze artikehmreeks, welke zich al meer uil dijt, „overzichtelijker" te doen zij'n, zullen «i er voortaan afzonderlijke hoofden in aanbrengeii!|

Wij beginnen met dit:

En de koperen slang danl

De slang, aldus prof. Visscher, was in ]\l0'Zes| kultuurmilieu do incarnatie (vleeschwording) fa'l een goeden geest.

Dit gold niet van een bepaalde, maar van elt'j slang.

Daartegenover nu bedoelde Mozes ia het Par'l dijsverhaal de slang, dus elke slang, voo-r teste len als de incarnatie van een kwaden geest.

Reeds oefenden wij daarop deze kritiek, dat ^ het speciale van het Paradijsverhaal op dit p*| eigenlijk wordt ontkend.

Hierop komen we thans niet meer terug..

Doch er is iels anders.

Hoe lean op pi-of. Visschers standp'unl-^cle gescliiedenis van d.» koperen slaug, in. 2 Kdningen 18: J Nehnstan genoemd, worden verklaard? .

Toen Israël in d? woiestijn door vurige slangen werd gebeten, moest Alozes op Goids bevel een koperen slang op een stang plaatsen. (Num. 21:8).

Ieder, die de koperen slang aanzag, bleef levend. (Swm. 21:9)

Als men dan in Mazes' de incarnatie zag van dan dit slangensymbo-ol, tcu, deze opvatting niet kultuurmilieu iii de slang een goeden geest, komt dat Godzelf liet cpaichin het gevlei?

Het was een symboiol van geneeskracht, ja diende ^zelfs als een symbool van Christus. „En gelijk' '*Mozes de slang in de woestijn verhoogd heeft, alzoo moet de Zoon des menschen veihoogd worden''. Joh. 3:14.

Dat bevel van God moet dan den polemicus ilczes wel zeer te onpas zijn gekomen. Mozes had in Gen. 3 zijn best gedaan om aan de slang onafscheidelijk een'boezen geest te verbinden. En au gebiedt God hem een slangensymbool te maken, waar de ge dacht e vanhei goede veraanschouwelijkt wordt.

Hoe laat zich het een met het ander rijmen ?

Gods bedo'sling blijkt dan juist tegenovergesteld te zijn aan die van Mozes.

God spreekt, prcf. Visscher uit legen. altijd van ds beziemsjatte'JW voors'.elling van feeBssöitdrii kkelijk legen.

En nu-zal toch hebben en Mozes m zoon ongelijk. geval God wel gelijk

In M^ozes' Paradij'sverhaal, we trekken de konsekwentie van prol. Visschers stelling, schuilt alzoo een verkeerde strekking.

Mozes woidt do'jr God verloodhend.

Het Paradijsverhaal wo; dt zoio onzeker gestold.

Op de onfeilbaarheid van Genesis kunnen wij niet meer aan.

Ziet daar de gevolgen, waartoe prof. Visschers oi'lossing van het Paradijspirobleem moet leiden, indien men geen inkonsekwentie wil begaan.

Die gevolgen neemt prof. Visscher natuurlij'k niet vcor zijn rekening.

Alaar dat geschiedt dmi ten koste van de konsekwentie.

Er moet een kink in prof. Visschers redeneelingskabel worden gedraaid om aan die onheilige koukliisies te ontkomen.

Laat men echter heel de inciarnatie-en polemiekg(> daehte los, dan kan. én het Paradijsverhaal én liet verhaal van de loperen slarig opi eeiivoudige wijze worden verklaard.

Van tegenstiijdigheid is er dan ge: n spirake.

Prof. Visscher echter zet z i c. h z e 1 f vast. i., ., , \..^: : , .^^: .i^^_lf^, ., .. - .. , ; , : , - .r., : .: ^..: -~

heeft hem ~g e? l3 elen:

Het opzien naar de ko'peren slang zou hem hiervan kunnen gerpg^i

^^^^p^' Het spreken van de slang.

Wrj'Si^pSil^fpiog and ire gegevens der Schrift kunnen "Mjzéri, ' waardoor prof. Visscher in het nauw wordt gedreven.

Maar wij kunnen er niet aan denken om op dit alles in t„' gaan.

Dan zouden wij een. boek moeten schrijv.; n van denzelfden omvang als pr-of, Visschers , , Parad ijsprobleem". , ^

En hoe' belarigrijk deze zaak oiok is, zooveel tijd en zooveel werk eu aan te besteden zou voorzeker de moeite niet loonen.

Indien prol: . Visscher voor de talrijke argumenten door ons aangevoerd en nog aan te voeren niet zwicht, zal hij dit, al werden-de argumenten vertiendubbeld ock niet doen.

Wij gaan daarom over tot een nieuwe kwestie, n.l. het spreken, van de slang.

Naar men weet is prof. Visscher over het spreken van de slang in. zintuiglijk waarneembaren zin niet te spreken.

Hij verwijt het aan de classis Amsterdam der Gereformeerde kerken, dat zij naar hij meent de vraag heeft gesteld of wij', indien wij in het paradijs tegenwoordig waren geweest, de samenspreking ook hadden, kunnen hooren.

Dat „naar ik meen" — hetzij terloopis opgemerkt — geeft blijk, dat hij met zijki beschuldiging wel wat gauw klaar is.

Indien hij hier de Classis Amsterdam wilde terechtwijzen, dan moest hij er zicb niet met een

, inaar ik meen" van afmaken, maar er eerst onderzoek naar doen, of deze dingen alzioo zijn.

Kwam hij daarbij niet Verder-dan een „naar ik meen", dan had hij beter gedaan de Classis Amsterdam er buiten te laten.

AVat de.Classis Amsterdam inderdaad heeft gevraagd, 'kan hier gerust buiten beschouwing blijven.

Met de vraagstelling kan volstaan.

En daaromtrent schrijft prof. Visscher dan verder: , , Zulk een vraag wortelt in miskenning van liet paradijsverhaal en in miskenning van den paradijsmensch. Het is immers duidelijk, dat wij! eerst dan deze samenspraak lussohen slang en vrouw hadden kunnen volgen, indien wij er bij tegenwoordig geweest waren, niet met het bewustzijn van, - .ee».«thjMloag, *ni.t».de: -.2öst§, .^^ jaartelling, maar met dat van Eva. voor den val. ban zouden wij, als zij, aan een dei-gelijlke samenspraak met de slang hebben kunnen deelnemen, maar zooals wij nu zijn, is dit ons niet mogelijk", (blz. 89).

Doch dit is geen antwoord op de gestelde vraag.

De vraag luidde o£ vs^ij de samenspireking hadden kunnen li.'> oren. Er wordt niet gespirokeo van verstaan. Het gaat hierover of ook wij geluiden, welke ei' uit den mond van de Paradijsslang voürtkwamen, met het oor hadden kahnen waarnemen. D; : ch in het antwoord spireekr prof. Visscher van een vo'lgeh van en een deeln o m e n aan de samenspraak'. Dat is heel iets anders. ZoO' slaat dan het antwoord op de vraag als 'de beruchte tang, op-het idem varken. Wij kimnen (.ns niet vi; o siele.i, da er ieauand dwaas genoeg is om te meenen, dat hij niet zijn taalkennis het gesprek tusschen vrouw en slang zou hebben' kunnen beg] ij pen en er zelfs een woord in had kunnen meespreken.

Zoo trekt prof. Visscher de vraag in het absurde.

Voor zoo iets had hij zich moeten hoeden.

Want dat overtuigt niet, maar vestigt de verdenking van sofisterij.

Of de vraag ooit in den door prof. Visïcher uitgesproken vorm gesteld is, weet ik niel.

Onmogelijk acht ik het niet.

Doch dan verdient ze een he: l ander antwoord.

Want met dat antwoord kan men ook de zintuiglijke waarneemba rJieid van de Parad'jsboomen wegredeneeren, wat prof. Visscher zelf niet doet.

Men zou kunnen zeggen: ja, ziet u, zulk een vraag wortelt in miskenning van het paradijsverhaal en in miskenning van den paradijsmensch. Want gij gelooft toch niet dat uw door de zond'e verzwak! oog even goed kan zien. als dat van - \dam ? P ^ .

Prof. Visscher redeneert hoel ancïérs over de Paradijshoomen dan over het spreken \'an de slang.

Hier r a m m o 11 i e t s .

Ook dit behooi't tot de honderd en één tegenstrijdigheden, welke er in zijn l)o? k kimnen worden aangestreept.

Gelukkig dient zijn antwooid niet om^ zich .^an de kwestie af te maken. é^SS

Hij verzwijgt zijb gedachte oimtrent het spïèkbn van de slang niet.

Volgens hem heeft de slang niet gesprOik e n met hoorbare stem.

Immers leest men op-blz. 89 en 90:

„De dieren hebben, echter geene spraakorganen, al_ zijn deze misschien minder van belang voor de taal dan voor de redelijkheid. Maar als de Heere God tot den mensch spreekt, doet Hij dit dan ook steeds met een voor ieder hoorbare stem? De man '0-ods, die er voor ontvankelijk is, hoort die sprake met absolute zekerhead. Voor zijn bewu.stzijn bestaat daarover geen twijfel en kan deze niet bestaan. God spreekt tot hem en hij spreekt tot God. En tusschen deze twee heeft eene uitwisseling van gedachten pllaats door spreken, al of niet aan liet spraakorgaan gebonden. En zoo is er eene bepaalde mentaliteit voor noodig om met de dieren in zulk een contact te treden, dat er een samenspiraak geboren wordt".

Klemmend is dit betoog stellig niet.

Hier wordt niet minder dan een vergelijking getrokken tusschen God en het dier!

Ttisschen den schepper en een zijner laagste schepselen!

En dit is dan de zin: waarom zou wat God kan (, ok het slangenbeest niel kunnen, indien het maar een mensch met geschikte mentaliteit tegenover zich vindt?

Bovendien, slaan wij de ydirift op', dan lezen wij, dat God soms met hoorbare stem, soms-op niet hooi bare wijze spreekt.

Wij lezen ook van een geval, waarin uitdrukkelijk gezegd wordt, dat een dier als instrument Gods als met menschen stem heeft gesproken.

Maar waar vinden wij er een voorbeeld van, dat een dier heeft gespreken opi onhoorbare wijze?

Wat prof. Visscher hier van de slang verhaalt heeft in de g e h e e 1 e Schrift geen a n a, logon (gelijksoortig geval).

Waar haalt hij het dan vandaan?

Het aparte beekje van prof. Visscher.

Een-tijd geleden hoorde ik' iemand zeggen: onze dominee houdt er een apart boekje op. na.

Uit de nadere toelichting bleek', dat zijn predikant gaarne een plaslische sclhildering gaf van do historie-verhalen der Schrift.

Met behulp van zijn fantasie vertelde hij zijn gehoor dingen, welke niet in de Schrift zijn te vinden, maar welke aan zijn pireek bijzondere levendigheid gaven.

Nu kan men daarin te ver gaan.

Overigens mag in. de prediking van de fantasie een gepast gebruik worden gemaakt.

Mits.... men maar goed laat uitkomen, dat wat men aan het verhaal toevoegt, fanta.sie is.

'Doch wat in een pirediking geoiorloofd is, is in een wetenschappelij'k werk kontrabande.

En nu bedoelt het hoek van prof. Visscher populair-wetenschaBpelijk. te . zijn.

Voor fantasie is daarin geen plaats.

En zeker niet, wanneer de lezer niet met nadruk wordt ingelicht, dat het fantasie is.

Prcf. Visscher vestigt dan ook den indruk, dat hij een apart boekje heeft, waaruit hij omtrent de waarheid der Schrift-wijsheden piut, welke in. de Schrift zelf niet te vinden zijn.

ZoO' weet hij te vertellen: , , deze sp; re ken de slang was voor de vrouw geene b ij z o*n-• derheid", (bl. 88).

De Sclirift zelf vermeldt hiervan niets.

Het aparte boekje wordt weer voor den dag; gehaald.

Doch wal daarin slaat is erger dan apokrief.

Want indien er tusschen mensch en dier ge-regeld gesprekken werden gevoerd, verliest daardoor weer een der bijzonderheden uit Genesis 3. haar specifiek karakter.

Dan wordt dat alles heel gewoon.

Op die manier wordt het Paradijsverhaal ver--\^ 1 a k t.

Toch staat er nog meer in het aparte l)oekje.^ van prof. Visscher.

Men luistere.

, , Ook in Mozes' milieu was de afstand tusschen menschen en dieren uit geestelijk oogpunt niet ZOO' groot als bij ons. Aan het spreken van dieren met menschen stond daar niets in den weg. (blz. 89).

Hoe weet prof.. Visscher dat alles zoo secuur?

Men spelle de vijf boeken van Mozes' van het begin tot het eind en men zal er niets in ontdekken, wat aan deze gedachte ook maar eenigen sleun biedt.

En ook dit gegeven uit het aparte boekje is. volstrekt niel onschuldig.

-Want werd ook j.n Mo-zes' dagen 'de samenspraak' tusschen mensch en dier bestendigd, dan zal ook de slang — immers ook toen nog incarnatie van een boozen daemon — door haar spreken nog steeds den menseh hebben verleid.

Nog één stap....

En men neemt aan, dat de zondeval in het Paradijs wel de eerste was, maar zich telkens heeft herhaald.

Juist wat zij, die de groote feiten, welke de Schrift ons bericht, ontwortelen willen, altijd hebben , beweerd.

Prof. Visscher do'et dien stap niet.

Doch misschien zullen zij, die z: ich door hem lieten belezen, dien wel wagen.

En gaat prof. Visscher dan vrij uit?

Het aparte boekje van hem leidt een wereld van fabelen en sprookjes binnen, waarin de dieren (zij het dan ook onhoorbaar) spreken.

I\laar wij stellen er onze eer in, dat wij geen kunstig verdichte fabelen najagen.

Wij wen.schen ons strikt te houden aan Gods Woord.

'i'e-Efeze brachten, velen op de prediking van Paulus de tooverboeken bijeen en verbrandden ze: Hand. 19:19).

Grijpe prof. Visscher den moed om dit aparte boekje eveneens in het vuur te werpen.

^ De Ada van GronlnBen.

'De .-Vcta der Generale 'Syn, ode van Groaüngen liggen thans voor ons.

Alen behoeft ze niet eens in te zien om te erkennen, dat de Scribae hiermee een leuzenarbeid hebben gepresteerd.

J.'-eze Acta slaan het record van alle vroegere, alleen die van de Dordtsche Synode in 1618 en 1619 uitgezonderd.

De artikelen nemen 129 blz. in beslag, de bijlageri met register 813. Daarbij komt nog een rapp-oxtenboek van 131 - j-18 bladzijden. Samen 59Ï bladzijden. De Acta alleen vormen 442 pagina's.

Gaarne brengen wij hier den nijlveren Scribae onzen dank. Toen de Synode-leden weer tot hun gewonen arbeid waren ingegaan, begon voor hen pas het groote werk. Nauwelijks kan men vermoedeh, - 'welke offers dit van hen gevergd heeft.

Ook de typografische verzorging laat niets te wenschen over, wat vanzelf spreekt, wijl hij' aan den heer Kok van Kampen is toevertrouwd.

ïoch zou het mij niet verwonderen, indien sommigen bij het zien van deze Acta den schrik om het hart sloeg.

Waar meet het heen, als de afgevaardigden naar onze Generale Synodes zulke dikke monsters van boeken moeten meesjouwen?

Zal op' den duur voor hen de weg niet veel zijn? te

Wel heeft de kerk van Groningen keurig gezorgd, dat een compleet stel Acita van 1892 af ten gebruike der Syn.odeleden aanwezig was.

Maar wat beteekent één stel-voor - zoovelen?

De afgevaardigden zullen toch de Acta der laatste Synodes wel zelf moeten meenemen.

En als we er dan nog meer" zoo krijgen als de Groninger Acta zullen alleen taxi-chauffeurs en witkielen er wol bij spinnen.

Eén vraag daarom: zouden ze niet kunnen gedruist worden op lichter en dunner piapier zooals b.v. de Acta van Leeuwarden?

De toorn van een anonymuy.

De of een der zoogenaamde pïo-Assensche medowcrker(s) van het „Alg. Handelsblad" is vertoornd,

omdat ik oen kruistocht tegen de anonymiteit predik.

Hij ontlioudt zijn lezers het voornaamste van wat ik daarover geschreven heb.

Zijn geschiijl' hee|i dan ook weinig om het hjf.

Alleen het slot is curieus.-

Hij eindigt met , , den edelen Bavincik".

Deze zoogenaamde pro-Assensche medewerker speelt vaker Bavinck uit tegen hen, die thans • voorlichting geven.

Men proeft daaruit den trots: ik' heb Bavinck tot een vader.

Jammer alleen, dat hij niet de werken Bavinck doet. van

Hij verloochent het vaderschap-van wat hij in liberale bladen schrijft en hult zich in den zwarten rook der anonymiteit.

Dat deed de edele Bavinck iMet

HEPP.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 februari 1928

De Reformatie | 8 Pagina's

Eenige bezwaren tegen professor Visschers „Paradijsprobleem”

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 februari 1928

De Reformatie | 8 Pagina's