GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Galvlnlstlscbs Dogma-Beschouwing. 1)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Galvlnlstlscbs Dogma-Beschouwing. 1)

19 minuten leestijd Arcering uitzetten

Als ik u ga spreken over de Calvinistische dogrnabeschouwing, vat ik daarmee aan een der meest typeerende kenmerken van het Calvinisme. Men zou het dogma kunnen noemen de ruggegraat van het C'alvinisme. Neem het dogma weg en liet Calvinisme is gelijk aan die ongeluldkige wezens, wier wervelkolom op verschillende plaatsen gebroken is, die niet kunnen gaan - of staan, maar altijd uitgestrekt moeten liggen, wier zenuwleven. verstoord is, omdat het ruggenierg een centrale is van het zenuwstelsel. Dat het Calvinisme een dogma heeft, dat het dit dogma zuiver bewaart en in waarde houdt, daaraan dankt het zijn koninklijken stand.

Nu is het gelijk een edel raspaard, dat ternauwernood bemerkt of het een berijder draagt, maar zonder het dogma zou het aan een weekdier gelijk zijn geworden, dat eer gij het west door uw voet wordt vertreden.

Doch stellen w ij in ons dogma en in de waarde, welke wij er aan toekennen onze eer, anderen rekenen het ons als een schande toe. Vraagt aan hen, die ons niet vriendelijk gezind zijn, wat zij toch eigenlijk op ons'tegen hebben en zij! z'ullen u in negen van de tien gevallen antwoorden: het Calvinisme is zoo dogmatisch. En terwijl zij u dit zeggen, zullen ^ij het gezicht trekken van iemand, die in een bedorven vrucht de tanden heeft gezet. Laten wij er maar eerlijk voor uit'kiomen, dat het dogma door een voornaam deel van de tegenwoordige theologische wereld wordt gehaat. En die haat brengt men dan over op: het Calvinisme, niet zoozeer op de personen, als.^ wel op onze werelden levensbeschouwing. 'Wel is daarin in de laatste kwarteeuw eenige kentering ten. goede gekomen, wel zijn er onder de niet-Calvinistische tlieologen, die tot het inzicht zijn gekomen, dat men ter bevordering van een geordend christelijk samenleven tc: ch wel omtrent eenige geformuleerde grondstellingen erustemmi^ moet d nken, maar zij willen niet, dat de kerk daarover beslist en vooral niet, dat deze stellingen iemand binden zouden.

Doch gij gevoelt.het; een dogma dat niet door een kerk is uitgesp'roken en dat door die kerk niet met gezag wordt voorgedragen om te gelooven is geen dogma, zooals de kerken der Reformatie dit in vroeger eeuw altijd hebben verstaan. Deze toch legden in kerkelijke symbolen, in cateichismussen en geloofsbelijdenissen vast wat haar leden naar het woord van God samensnoerde. Een dogma zonder bindend kerkelijk gezag is een ei zotuder dooier, een schaal zonder vrucht, of wilt gij, wie er zulk een dogma op na houdt, heeft misschien heel kunstig uit ivoor een ruggegraat nagemaa; kt en dat in een lichaam niet minder ingenieus aangebracht, maar het kan toch de ruggegraat niet vervangen. Er zit geen merg in. Het bevat geen zenuwknoopen. Er gaat geen leven vanuit. Het staat wel stijf als een paal overeind, maar het lichaam hangt er ontzield en slap aan. Het maakt den indruk een soort vogelverschrikker te zijn. Daarmee is ook geoordeeld het pogen van een man als Kaftan, die leert, dat het dogma met de tijden moet wisselen. Onze tijd, zoo predikte hij', lieelt behoefte aan een nieuw dogma. Doch wat is dit anders, dan wanneer een medicus op de idee kwam om elk mensch, naarmate hij liooger klimt' op den maatschapipelij'ken ladder, van zijn nude ruggegraat te opereeren en hem een nieuwe in te zetten. De bekende Seeberg gaat zoover niet.

Hij wil den ouden vorm van het dogma behouden, maar daarin gedurig weer een nieuwen inhoud instoit(; n. Dat komt alzoo — oim onze beeldspraak: uit te werken — hierop lïeer, dat men ©en wervelkolom van het oude merg ontledigde en het met nieuw vult. Het is klaar als de dag, dat al znllc'e experimenten niet alleen de dood van het dogma zelf, maar bij konsekwente toepassing den dood van het Christendom beteekenen. Het krachtigste lichaam boet er het leven bij in, wanneer men het ruggenierg gevoelig aantast. Maar zoo dooirstaat ook het Christelijk leven het niet, wanneer men het dogma niet op zijn plaats laat en ten volle eerbiedigi". Doch tegenover deze enkelen, die althans nog voor een s c h ij n - dogma , waardeering koesteren staan er honderden en duizenden andoren, die alle dogma O'f zelfs schijn van dogma •schuwen. Volgens Harnack heeft het Christendom zich reeds in de eerste eeuwen van het evangelie verwijderd en hij wij't dit enkel en alleen aan het dogma. Het dogma is voor hem de kiem .< des verderfs in het christelijk leven, de zondebokj'S waarop alles moet worden geladen, wat hem in''^ de geschiedenis van kerk en theologie mishaagt. En Troeltsch, de profeet van het zoogenaamde nieuw-Prctestantisme, zocht hierin het voorname kenmerk van deze richting, dat men het dogma manmoedig als ballast over boord heeft geworpen. Daardoor is naar zijn oordeel het Plroitestantisme gered. .VIlerwege wordt de leus van een ondogmatisch Christendom opgeheven. Het dogma, zoo betoogt men, is de knellende keien, die stuk moet worden geslagen, opdat het christelijk, leven zich vrij kunne ontwikkelen. Het do-gma beteekent altijd en immer, dat een kerk een vergevorderd stadium van versla: ring, versteening, verstijving is binnengetreden.

Het dogma is de grafkelder van 'het geloof. Het dogma maakt de christenen, die het aanhangen, tot zoutpilaren aan de oevers van een Doode Zee.

De aanvallen tegen het dogma wonden dus wèi^ met grof geschut gevoerd. En men heeft zijn kil^ nonnen vooral gericht op het Calvinistische dogma. • Dit kan niet verwonderen. Ooik' de Roomsche kerk Iiuldigt het dogma. Zij lijdt zelfs, gelijlc ik nader zal aantoonen, aan overschatting van het dogma. En toch is het dogma in het Romanisme niet zulk een levensmacht als in het Calvinisme.

Het dogma heeft daar hoofdzakelijk beteekciiis voor den clerus, niet voor de leeken. 'Wianneer do leeken rnaar bezitten een fides implioita, door Luther genoemd een kolenbrandersgeloof, d.w.z. wanneer zij eenvoudig belijden te gclooven wat de kerk gelooft zonder precies te weten wat de kerk gelooft, wordt daarmee genoegen genomen. Voor leeken komt het voornamelijk aan op liet onderhouden van de godsdienstige plichten en liet deelnemen aan de sacramenten. Het dogma heeft daar geen plaats in het hart van de geheele gemeente. Het wordt opgesloten in de studeercellen ^ en mag slechts af en toe en dan nog maar ^rioor, j korten tijd de kathedralen binnentreden. In de '\ kathedraal heerscht het sacramentalisme. Voorts \ bestaat er ook een Luthersch dogma. Maar in ' Luthersche kringen durven slechts enk'ale getrou-'j wen eraan vasthouden. Zij vormen een verdwijnend kleine groap. Hun invloed is uiterst gering. En ook onder hen konfomieert bijna niemand zich , ; meer zonder voorbehoud aan de oiorspronkelijke \ belijdenisschriften. Verreweg de meesten zijn voor ' den machtigen druk van buiten opi het dogma ge-i oefend gezwicht. Zij hebben aan den geest des' '• tijds het dogma ten. crffer gebracht. Men vond hef; ' oude dcgma te hard, te vernietigend voor den mensch. Het eerst werd de leer van de praedestinatie, van de eeuwige voorbeschikking Gods losgelaten. Daarna die van de geestelijke, zedelijke onmacht va.n den mensch. Het Humanisme, dat achter den breeden rug van Melanchton de Luthersche kerk binnensloopi, werd steeds machtiger. Het ; dogma moest zóó omgevormd worden, dat het • voor het menschelijk hart aannemelijk werd. Er werd zoolang aan geschaafd en gevijld, tot er niets anders van overbleef, dan particuliere geloofsvoorstellingen. De nieuwere theologische richtingen, welke op Lutherschen bodem zijn ontstaan, nemen geen waarheden aan, dan die voldoen bijzij aan het menschelijk gevoel, hetzij' aan de mensche-: lijk religieuse behoefte, hetzij aan de menschelijke ervaring. De Goddelij^ke waarheid is verlaagd tot slavin, welke den mensch de voeten moet wasschen. En hoever deze richtingen zich hebben wr-• wijderd van den man, dien zij' nog altijÜ huldigeJi - . als den Hervormer bij uitnemendheid, het moet .; toch toegestemd, dat Luther zelf hierin allerminst ' vrij uitgaat. Zijn anthropocentrisch, zijn sotcriologisch uitgangspunt, kende te hooge eer aan den mensch toe, stelde den mensch in het middelpunt van het godsdienstige leven. Dat is de val van hst Lutheranisme geworden. Dat is de oorzaak van de ontzettende tragiek, welke' zijn geschiedenis te ; aanschouwen geeft. Daardoor zijn de Nazireerslokken van het eens zoio bloeiende Lutheran isme i afgesneden en heeft het zijn kracht ingeboet. Het j Calvinisme daarentegen heeft het dogma de plaats gegeven, welke het toekomt. Zeker, ook het Calvinisme heeft tijden van vooruitgang en achter-! uitgang, van bloei en van inzinking gekend. .Maax herleving van het Calvinisme ging steeds gepaard met • herleving van het dogma. Dat dogma werd ; niet .gedragen door een clerus, maar door een ge-, heele gemeente. Elk Calvinistisch geloovige moest ; het kennen en het onderschrijven. Ieder, oo'k de | gewone man, mocht tot ontwikkeling ervan het i zijne bijdragen. Ieder was geroepen het te 'belijden ; en te televen. Daarenboven duldt het Calvinisme i niet, dat het dogma wisselt naar den menschelijken smaak. Het uitgangspunt van het Calvinisme is i niet soteriologisch, maar theologisch, niet antlirüpocentiisch, maar theccentrisch. Het vraagt niet: ; wat denkt de mensch ervan, maar wat zegt Gad • ervan. Het Soli Deo Gloria is bij het Calvinistisch dogma het eenige motief. Het is niet aan mode onderhevig. Het is niet van menschelijke stemmingen afhankelijk. Daarom toont zijn karakter een

soliditeit, welke de eeuwen verduurt. Door zijn dogma spuit het Calvinisme staal in het bloed. Het kweekt mannen van stavast. Zelfs werden eerlijke tegenstandera gedwongen, den onberèkènbaren invloed van het Calvinistisohe dogma te erkennen. Liberale geschiedschrijvers hebben toegestemd, dat Nederland den 80-jarigen oorlog tegen Spanje heeft volgehouden en gewonnen' doo'r het zich vastklemmen aan het specifiek Calvinistische dogma van de eeuwige verkiezing Gods.

Maar, zoo heeft men vaak tegengeworpen, dat drukt cp het Calvinisme het stempel van eenzijdigheid. Het is naar zijn wezen één en al dogma.

Het heeft voor andere godsdienstige levenswaarden geen oog. Indien dj, t zoo ware, Ziou inderdaad het Calvinisme een treurigen aanblik opleveren. Als ik mij nog eens mag bedienen van het beeld, dat ik reeds meermalen gebruikte, dan zou het Calvinisme enkel ruggegraat zijn. Dan zou het geen hart en geen zenuw, geen vleesch en geen bloed, geen hand en geen vcet bszittsn. Het zon niet mier dan een stuk geraamte zijn, dat misschien studenten van dienst kan zijn bij het onderwijs in de anatomie, maar overigens alleen deugt voor het kerkhof. Maar wie zoo spreekt van het Calvinisme spreekt laster. Het Calvinisme is niet alleen krachtig door zijn dogma, doch o-ok teeder dooT zijn mystiek.

Het heeft een schat van stichtelijke lek'tuur voortgebracht, als waarop noch het Romanisme, noch het Lutheranisme kan bogen. Dat het allerwege zoozeer gehecht was aan de psalmen, is ten onrechte verklaard uit het Oudtestamentische, dat aan het Calvinisme eigen zou zijn, maar hondt enkel verband met de onuitputtelijke bronnen van zuivere mystiek, welke uit de psalmen opwellen. De grootste Calvinistische dogmaticus uit Holland in vorige eeuwen, Voetius, was tegelijk ook de grootste mysticus, de schrijver van het nog te weinig bekende werk over „Geestelijke Verlatingen".

En behalve door zijn dogma en zijn mystiek heeft het Calvinisme zich ook onderscheiden door zijn praktischen zin. In de landen, waar het doordroQg heeft het handel, nijverheid, scliespivaart, landbouw, kunst; , wetenschap herschapen. Het heeft aan het leven in hooge mate sociale beteefcenis gegeven.

Dal deed het door zijn sterk ontwikkeld r o è p i n g s-besef. Het graveerde het zijn aanhangers in het hart: élk Calvinist moet zich weten, instrument des Heeren. De bewering, dat het Calvinisme eenzijdig dogmatisch zou zijn, moet dus als door en door onwaar worden .gebrandmerkt. Maar gelijk het mystisch en praktisch is boven .Romanisme en Lutheranisme, om nu van die richtingen, welke meer naar het ongeloof overhellen te zwijgen, zoo is het ook dogmatisch boven haar. Romanisme en Lutheranisme vertoonen u tenslotte een verminkt Christendom, maar God heeft in zijn genade het Calvinisme bestemd om te zijn, althans in beginsel, een harmonisch Christendom.

En nu mag men niet meenen, dat in het Calvinisme dogma, mystiek en praktijk lo-s naast elkander staan, gelijk zich soms op stadspleinen bevinden een kerk, een paleis en een museum. Neen, deze 3 staan met eikander in organischen sameniiang.

Het is één bloedsomloop', die doior hen heengaat. Men schept soms een tegenstelling tusschen leer en leven. ' Maar het Calvinisme aanvaardt die tegenstelling niet. De leer behoort ook tot het leven. De leer is levend, anders daugt ze niet. Anders is zo slechts verguld papier, dat kinderen op hun speelgoed of zelfs op hun eigen aangezicht plakken. Anders is ze een maskeradepak, dat lichtzinnige naturen voor wereldsch vermaak zich om de schouderen hangen en daarna verscheuren en verknippen. Het echte dogma is geboren uit de mystiek. Ik wil u dat bewijzen. Het is niet zóó gelegen, dat sommige christenen op een goeden dag tot elkander zeiden: laat ons een dogma opstellen. Neen, het is ontstaan uit het onderzoek van de Schriften door de kerk. En wat bewoog de christenen tot dat onderzoek? Weetgierigheid? Intellektualisme?

Volstrekt niet! Wat hen bewoog was de liefde. Zij verstimden het gebod, dat zij den Heere hun God niet aHeen moesten liefhebben met geheel hun hart on met geheel hun ziel en met al hun krachten, doch dat ze Hem ook moesten liefhebben met iet verstand. Dat is de vloek van de richtingen, welke' een ondogmatisch Christendom najagen, dat zij aan God onthouden het liefhebben met het verstand. Zij gebruiken hun verstand wel, want het denken van den mensch is geen uurweA, dat öien op zeker oogenblik kan stilzetten. Het funcitionneert altijd door. Maar zij gebruiken hun verstand om wereldsche wijsheid te verwerken, terwijl zij dan hun hart willen openstellen voor Chris-'us. Het Calvinisme voelt zulk een bonding als ®en smaad. Koning Jezus aangedaan. Trouwens, *at is dat voor een liefde, welke niet begeert fe kennen? Hoe zou uw oordeel uitvallen oiver een jongeman, die van een meisje verklaart: ik' heb haar cnuitsprekelijk .lief, maar er tegelijk aan toevoegt: ik ken haar eigenlijk nauwelijks en ik heb « geen behoefte aan haar nader te leerenr kennen?

Zoudt gij niet van meening zijn, dat hij' eer in een gesticht, dan in de samenleving thuis behoort?

Lieldt vraagt kennis en kennis vi'aagt liefde. Als ®en volk een nationalen held liefheeft, dan ver-^'indt het de werken, die over zijn p-ersoonhjkheid ^n zijn verdiensten zijn geschreven. Hoeveel te meer moet liefde tot God dan niet nopen om uit Zijn werken, inzonderheid uit Zijn Woord, te vernemen, wie Hij is. Die liefdedrang werkt niet slechts in de enkele geloovigen, maar in de gemeenschapi der geloovigen, in heel de kerk. En dan niet slechts in' de keA' van één bepaalden tijd, maar van alle tijden, van alle eeuwen tot op de wederkomst van Christus toe. Telkens, wanneer er dan ook een dogma werd vastgesteld, zat daarachter de geloovige denkarbeid van de kerk gedurende onderscheiden geslachten. Het ware dogma - en daarover handelen wij alleen — is steeds de rijpe vrucht van de mystiek, van het liefhebben. En wanneer men dan van het Calvinisme vordert, dat het zijn dogmatisch karallder zal prijsgeven, is dat een onmogelijke eisch. Dan zouden wij het liefhebben met het verstand moeten prijsgeven. Dan zenden wij voor een deel van de liefde voor den Drieëenigen God afstand moeten doen. En dat kunnen wij niet. Daarvoor is de liefde ons Je machtig. Wij betuigen met de Bruid uit het Hooglied: Vele wateren zouden deze liefde niet kunnen uitblusschen, ja de rivieren zouden ze niet verdrinken" (8:7).

Doch het dogma is niet alleen mystiek, het is ook praktisch van aard. Men heeft ons. Calvinisten, dikwijls verweten, dat wij door ons handhaven van het dogma toonen aan de Eleilige Schrift niet genoeg te hebben. Deze aanklacht werpen wij met verontwaardiging van ons. De Schrift is voor ons genoegzaam, er mag niets aan worden toegevoegd, maar toch hebben we praktisch nog wel een dogma noodig. Ik wil dit met enkele VOO'Fbeelden duidelijk maken. Ergens woont een gezin, dat vergaat van konde. De vader wendt zich in zijn nood tot een rijk man met het verzoek , iiem aan eenige brandstof te helpen. En de groot-grondbezitter zegt: ik geef u een stuk land cadeau, waaronder een kolenmijn ligt, gij moogt • daaruit opidelven, zooveel gij maar wilt. Zal de behoeftige man niet antwoorden: goede heer, ik. prijs uw mildheid, maar als ik eerst die mijn moet ontginnen, ben ik met vrouw en kinderen reeds lang van koude cmgekomen, voor het oogenblik ben ik met enkele emmers kolen meer gebaat! Een ander geval! Het communistische leger uit Rusland rukt uw land binnen. Uw troepen, die aan de grenzen liggen, telegrafeeren aan uw regeering: zend ons kanonnen.

De regeering seint terug: wij zullen u duizende wagons met ijzer en staal sturen, waaruit gij wel een miljoen kanonhen Kunt gieten. Zou de krijgsleiding niet andermaal een beroepi doen op de regeering: geef ons liever honderd kanonnen, die kunnen wij in deze ure van gevaar beter gebruiken?

Zooi nu is de Schrift ook een mijn, die nooit raak't uitgep'ut. Het dogma is de 'kleine hoeveelheid kolen, welke daaruit is opgedolven, maar die de k'erk soms juist noodig heeft. De Schrift is vol materiaal voor den geestelijken oorlog, maar het dogma heeft iets van dit materiaal toebereid om dadelijk te kunnen gebruiken. Het dogma bevat een korte samenvatting van de waarheden der Schrift. Wanneer nu iemand u vraagt: wat gelooft gij, dan is het praktisch onmogelijk om hem heel de Schrift te gaan voorlezen en uitleggen, maar zijt gij blijde, dat gij hem uw korte saam vatting kunt voiorleggen.

En nu is die beknopte saamvatting in den laop> der eeuwen, vooral door den strijd tegen de ketterij steeds langer geworden, maar de lengte en diepte der Schrift heeft zij niet bereikt. Wanneer men dan ook van het Calvinisme vorder!; : laat uw dogma los, dan komt dit hierop neer: werpi uw brandstof, welke gij met zooveel moeite uit de mijnschaciht der Schrift naar boven hebt gehaald, in de zee, begin opnieuw te ontginnen en sterf van koude.

Of sla uw wapenen, welke gij uit de Schrift hebt gesmeed, aan stukken en lijd de nederlaag tegen uw vijanden. Achter al dat roepen om toch ons dogmatisch karakter te laten varen, zien wij 'een list des duivels. Hij wil ons ontwapenen en weerloos maken. Maar de Calvinist drijft hem uit met het woord: ga weg. Satan, want daar staat geschreven : gij zult den Heere uw God niet verzoeken. Eenige weken geleden schreef het vooTnaaraste liberale blad in Holland ongeveer als volgt: het Calvinisme staat in de praktijk in alles vooraan, ondanks zijn dogmatisch konservatisme. Wij willen gaarne onzen dank betuigen voor dezen lof, mits wij deze verbetering mogen aanbrengen: het Calvinisme staat praktisch in alles vooraan, niet ondanks, maar dank zij zijn dogma.

Daarmee meen ik ook de aanklacht ontzenuwd te hebben als zou het Calvinisme aan het dogma eenige onfeilbaarheid toekennen. Dat is wel zoo volgens de opvatting van Rome. Vooir haar is het dogma evengoed produkt van Goddelijke inspiratie als de Schrift. Daartegenover echter heeft de Calvinistische dogmabeschouwing zich altijd te weer gesteld. Zij gelooft wel onvoorwaardelijk, dat de Geest de kerk in alle waarheid leidt. Doch evenals de geloovige naar het apostolische woord door den geest Gods geleid won'dt en toch niet heilig is, maar dwalen en zondigen kan, zoo kan ook de kerk falen. Vandaar dan ook, dat het Calvinisme in theorie en praktijk steeds handhaafde, dat het dogma, de belijdenis steeds-ap'pellabel blijft aan de Schrift. Al zijn ijzer en staal van de hoogste kwaliteit, daarom kunnen er nog wel kanonnen uit worden gegoten, die een oneffen loopi hebben. En 225 zoo ook, al is de Schrift oiifeilbaar, zoo zal de bearbeiding daarvan door het verlichte en liefhebbende verstand altijd de eigenschappen van het gebrekkig menschelijke vertoonen. Eén ding mag daarbij echter niet worden vergeten, n.l. dat de enkeling zich veel en veel liclhter vergist, dan de kerk, die Gods Woord zuiver bewaard — en daarop ligt de nadruk — in haar werk van eeuwen.

En pranneer men dan ook de geschiedenis bestudeert en nagaat wat er aan het Calvinistische dogma veranderd moest worden, dan komt men tot de slotsom, dat dit zoo goed als niets bedraagt. Naar inhoud en voim is het dogma der vaderen nog geheel het onze. Alleen rust op' het tegenwoordige geslacht de taak, de Schrift verder te ontginnen, nieuwe waarheden met het liefhebbend verstand te ontdekken en daaraan de passende foTmuleering te geven, m.a.w. de dogmavorming voort te zetten. Het dogma is levend. Daarom wil het groeien. Moge voor het Calvinisme soms een wintertijd aanbreken, God doet daarpp-toch weer een lentetijd volgen. En dit is een van de onbedriegelijke fcenteekenen der lente, dat de boiom van het dogma weer groenende tinten krijgt, dat er knoppen aanzwellen en openbarsten, dat nieuwe loten uitschieten, dat frissche bloesems hun weelderige kleurenpracht uitstallen en met hun balsemieke geuren den Calvinistischen hof vervullen.

Het verheugt mij hartelijk, dat het oolc in Hongarije en omliggende landen voor het Calvinisme weer lente is. En ofschoon ik u slechts iets van de heerlijke Calvinistische dogmabeschouwing kon laten zien, zoo. zijt gij met mij toch hiervan wel overtuigd, dat een Calvinistische opwaking niet denkbaar is zonder dogma-opwaking. Tegenover de vele stelsels, welke onze tijd u aanbiedt en welke bij hun geboorte reeds tot ontbinding overgaan, omdat ze doodelijke tegenstrijdigheden in zich dragen, geeft het Calvinisme een denksysteem, zóó hecht en zóó gesloten, dat zelfs tegenstanders het ons benijden. Doch dit denksysteem kan door niemand worden overgenomen dan door hem, die ook den Calvinistischen liefdedrang k'ent. Calvinisten van Hongarije, hebt uw schoone belijdenis, waarin het Calvinistische dogma is vervat, lief. Verbreidt uw dogma met warmte. Verdedigt het met bezieling. Arbeidt er aan met heel uw persoonlijkheid met de bede in het hart, dat ook gij voor de verdere ontwikkeling van het dogma het uwe moogt bijdragen. Schaamt u voor uw dogma nimmer, maar ijvert er voor met dat kostelijk enthousiasme, dat speciaal uw eigendom is.

Gedenkt aan Christus' woord: wie Mij 'belijden zal — en dat doet gij ook door den in liefde geslepen diamant van het dogma met zijn talrijke facetten bij elke gelegenheid te doen schitteren — wie Mij belijden zal voor de menschen, dien zal Ik belijden voor Mijn Vader, die in de hemelen is.

HEPP.


1) Prof. Sebestyen verzocht mij in mijn lezingen zoo populair mogelük te zijn en vóór altes de vraagstukken apologetisch te bezien. Ik heb' getraclit daaraan te voldoen. Misschien kan de meest populaire ook hier eenig nut stichten.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 april 1928

De Reformatie | 8 Pagina's

Galvlnlstlscbs Dogma-Beschouwing. 1)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 april 1928

De Reformatie | 8 Pagina's