GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Een nieuwe verzenbundel van Alice Nahon.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een nieuwe verzenbundel van Alice Nahon.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

II.

Ter inleiding op de bespreking van den nieuwen verzenbundel, „Schaduw", van Alice Nahon, hebben we in het vorige artikel een en ander meegedeeld uit het gesprek, dat de journalist Joh. de Maegt met de dichteres heeft gehad.

Ter inleiding, maar tegelijk ook tot nadere verklaring. Want, — we hebben dat aan 't slot van genoemd artikel uiteengezet — de nieuwe bundel is geheel anders dan de beide vorige. Anders van inhoud en anders van toon. En dan is, wat ze • den heer de Maegt' vertelde, de toelichting, die we noodig hebben om te verstaan, dat de nieuwe bundel is weerspiegeling van een ontwikkelingsproces, dat zich (althans gedeeltelijk) voltrokken heeft in de direct achterliggende jaren, dat een totaal andere levensgesteldheid van de dichteres ook een ander stempel zetten moest op haar poëzie.

Direct al valt het verschil in uiterlijk op. Terwijl „Vondelingskens" en „Op zachte Vooizèkens" in hun zich presenteeren aan den lezer geen bepaalde houding hadden, komt „Schaduw" met een zeer expressionistischen omslag van scherpe lijnen en marquante lichtcontrasten, meer modern dus, maar ook meer karakteriseerend.

En wanneer men den bundel open slaat, ziet men het nog duidelijker: tegenover het eenvoudig-rhytmische van de vroegere verskens staat hier een rhytmische bewogenheid, die in groote vormvariëteit zich uit. Een gedicht b.v. als „Schaduw" is typeerend voor de techniek van dezen gelijknamigen bundel: geen strophische eenheid, geen rijmschema, geen versvoet, slechts een rhytmische klankengolving, die breed inzet, zich uitbreidt tot versregels met vier heffingen, om uit te loopen in een enkel woord. De ongebondenheid, het vorm-vrije, dat aan de gedachten-uiting onbetoomde mogelijkheid laat is in de plaats gekomen voor het strak-metrische en ingehoudene van de vroegere verzen.

In dat alles openbaart zich een moderniteit, die bewijst, wat de dichteres haar bezoeker zei omtrent haar sym_pathio voor moderne kunst.

Maar het bevestigt ook een andere mededeeling, die ze deed, n.l. dat de verzen muzikaal .in haar ontstaan. Er klinkt duidelijk taalmuziek door deze nieuwe gedichten, een veel zwaardere klank, dan te voren, een veel broedere modulatie. Het simpele, zachtvlcieiende heeft plaats gemaakt voor harmonische compositie, de verzekes zijn gedichten geworden, woord-accoorden van onderscheiden timbre en kracht, 't Is, als heeft zich Alice Nahon in de enkele jaren van haar zwijgen ontwikkeld van zoetgevooisd zangeres tot oomponeerend kunstenares: met dezen bundel neemt ze haar plaats in onder de dichters van den modernen stijl.

Wat betreft den inhoud zien we een gelijk beeld. Er zijn verzen, die aan de vroegjere „Maskers" herinneren: b.v. met zijn strophische regelmaat en rhytmische vastheid, of „Margrieten"; er zijn verzen, die als op den overgang staan, die de intonatie hebben van de vroegere poëzie, maar den vorm der moderniteit: het mooie „Middag-Wiedsters" b.v.; er zijn eindelijk verzen, die geheel in overeenstemming zijn met het beeld, dat de dichteres van zichzelf gaf in haar gesprek met den bezoeker, weerspiegelingen van haar psychische gesteldheid en het gecompliceerde van haar huidig levensinzicht: „Twee liedjes van inkeer", „Molmen boom", „Taal", „Dooi", „Gebed", e.d. De verzen van deze laatste soort zijn de talrijkste, vormen ook den eigenlijken inhoud van den bundel.

Beziet men ze dan nader, dan treden herhaaldelijk fijnö en diepe gedachten naar voren. Zoo in het gedicht „Schaduw", waar de dichteres zichzelf vergelijkt bij een varenblad, „dat liever in de lommer leeft, dan zon te dragen"; in ^, Poëzie", waar ze er op wijst hoe

Poëzie, tenger en sterk mirakel, dat zich voltrekt boven een trosselke woorden, boven een enkelen zin, boven een luttel woord, ontstaat in de eenzaamheid, en hoe dan

die woordgestalte rijst achter der engelen voet, hoe zij ze beuren op hun vleugelen stoet tot zij, in 't licht getild, en in gestuite vaart

op hemelbogen staat. Of ook de wensch in „Wintergepeinzen": Dat ook ons harte rusten kon lijk 's winters de velden doen die liggen daar onder Gods hemelen wijd de waarde te vieren van eenzaamheid.

In „Molmen Boom" uit z.e de verzachting, dat toch de menschen meer barmhartigheid elkander mogen bewijzen; in „Dooi", dat onze droomen, gelijk sneeuw die smelt tot water dat „vloeiend verreint", mogeiii dooien tot werken; in „Leeuwerik" vraagt ze den zanger niet te gaan zingen naar den hemel, watit „op de wereld zijt ge zoo van doen": daar zijn de grauwe zorgen, ^daar is het vale laagland van het lijden...

Gedachten, die alle rijk zijn aan inhoud, rijk ook aan stemming.

Trouwens, stemming is het karakter van heel dezenbundel: Men leze slechts: „Middagwiedsters" of „Zilver", of „Margrieten", of „Een verloren brief". Zulke dichtjes doen zien, dat het nóg de eigenschap is van Alice Nahon, een liedje te vinden, zooals ze bet in' „Vondelingskens" zei:

in 't vertellen van wat wind 't ritslen van de hagen in de kijkers van een kind.... 't scheemren van de dagen

in de kleine dingen dus van het omringende leven. Er moge dan in de stemming, door dat aanschouwde gewekt, meer complicatie zijn naar den aard van het oogenblik, 'tis nóg het gewone, het in zichzelf geringe, dat haar ziel treft. En zooals vroeger de Avondzonnebloemen of de Dophei haar troostten, zoio doen het nu de Margrieten, die

staan.... zonder vragen een bleeke sterrenstoet een goedheid zonder woorden, te bloeien aan mijn voet.

Want: Een kommer te raden, te heelen, en te doen of men weet het niet, dat moeten de menschen nog leeren . van de hooge, stille margriet

Maar, leest men zoo deze stemmingsdichtjes en verzen van inkeer, dan 'blijkt óók, wat we, naast het reeds genoemde, als van belang in het gesprek met den heer de Maegt hebben aangewezen: dat de dichteres in haar gemoed draagt, „.een^ , jöi!L5K.efirs.tj, , 9, nbare melanchohe". 'WMÊÊSÊi-ÊM''

Dat was de trek van al de. vroegere dichtjes — 't is ook de meest sprekende eigenschap van deze nieuwere poëzie. Als op het duidelijkste voorbeeld wijzen we op „Twee liedjes van inkeer". De dichteres zegt daarin, dat ze „vreugd-en vriendverlaten", toch voor de menschen van liefde zingen wil: ze droomt haar liefde blijer, sterker, wijder....

Ik droom mijn liefde wijder, dat niet mijn einddoel zij 't erbarmen van een man, en dat ik met mijn vrouwehanden wat wereld-ellende omvatten kan....

maar onmiddellijk daarop moet. ze doen volgen: en: en: Toe, mijn oogen, weest nu stil, vertelt niet, wat ik zwijgen wil want lachen door mijn triestigheid is wonderschoone logen.... Toe mijn ziele, help me nu Ton mijn harte, zing nu weer, doe gij dit hart wat stiller slaan, doe gij mijn oogen minder gaan naar 't lokkend land van menschenliefde.

Het „lauwe lied van ijdele hoop en "ijdele wenschen" kan ze in haar hart niet tot zwijgen brengen, hoezeer ze het ook beproeft. En in „Ons handen" en „Trotsche vriend", komt wel uit, waarom ze dat niet kan, waardoor de melancholie haar beheerscht. 'Zei ze het ook niet tot haar bezoeker: „Ik heb veel en innig leed gekend" ....?

Als we nu dit alles hebben opgemerkt — eii rustig en genietend lezen dóet het opmerken — dan zijn we oolc in, staat, ons een oordeel over dezen nieuwen bundel te vormen. En dan zien we, dat, ondanks het vele, waarin hij verschilt van de vroegere, toch de Alice Nahon van „De Schaduw" niet een geheel andere is dan die van Vondelingskens of Vooizèkens. De levensgesteldheid is veranderd, de spanning van den arbeid is in haar leven gekomen, de omgang met, het verkeer onder, het zien van de menschen heeft

de vaalheid van haar bestaan weggenomen. Ze is, zooals we het in ons vorig artikel zeiden, losgekomen .van den dwang van 't het-met-zichzelf-niet-eensziju. En dat alles, gevoegd bij haar groei naar het moderne, haar ontwikkeling in vers-techniek, doet deze nieuwe" poëzie een andere openbaring zijn van haar dichterschap, dan de vorige. Er is verandering in techniek, in vorm, in .mentaliteit ook, maar niet jn wezen. Ook hier is ze, wat ze was in de vorige bundeltjes en wat ze zich beleed , tegenover haar bezoeker: „een meiske, boven aJles een meiske " En dat duidelijk te herkennen persoonlijke maakt, dat we dezen bundel, die weer getuigenis geeft van de voortreffelijkheid van haar talent, evenals de vorige met dankbaarheid aanvaarden.

Alleen — één opmerking worde ons toegestaan. Tot tweemaal toe heeft de dichteres haar bezoeker gezegd, dat ze zich eigenlijk schaamde over de simpelheid van haar vorige verzekes. Daartegenover zouden wij haar willen zeggen, dat ze zulks nimmer behoeft te doen. Want wat de heer de Maegt antwoordde zou ook onze reflex op die klacht zijn geweest: ze bloeien juist door dien eenvoud en boeien door hun oprechtheid. En de gerechtvaardigde waardeering, die we heb-])eii voor „Schaduw", als voor het werk van een rijper geworden talent, stelt in geenen deele de waardeering in 't donker, die we gehad hebben en nog altijd hebben voor de Vondelingskens en de Vooizekens. Religieus staan deae zeker niet op een lager plan.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 november 1928

De Reformatie | 8 Pagina's

Een nieuwe verzenbundel van Alice Nahon.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 november 1928

De Reformatie | 8 Pagina's