GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Onvrijmoedigheid in de ontsluiting van eigen zieleleven voor onze naastbestaanden.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Onvrijmoedigheid in de ontsluiting van eigen zieleleven voor onze naastbestaanden.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Daarover schrijft me onze lezer v. d. S. te W. Eigen smartelijke ervaring van valsche schaamte ten opzichte van zijn innerlijk leven voor wie hem. het allernaast staan, doet hem vragen, wat toch de oorzaak van dit verschijnsel mag zijn, en wat te doen is om het te boven te komen.

Deze vragen zijn, dunkt me, zeer belangrijke.

Want de ervaring van v. d. S. schijnt vrij algemeen. Ze is ook de mijne. En toen ik, na zelf tevergeefsnaar een oplossing gezocht te hebben, er een antwoord op zocht bij anderen, bleek me telkens, dat ze voor dezelfde moeilijkheid stonden en met dezelfde vragen liepen.

Het verschijnsel is te hinderlijker, omdat het zoo door en door onredelijk is.

Mij is het althans niet gelukt er een redelijke verklaring voor te vinden.

Het is toch, welbeschouwd, allerongerijmdst, dat we ons intiemst zieleleven doorgaans gemakkelijker voor een ander bloot leggen, althans zoo hij ons vertrouwen inboezemt en hoop geeft, dat hij ons zal verstaan, naarmate hij verder van ons afstaat. Dat wü b.v. tegenover een sympathiek christen dien we voor 't eerst van ons leven in een spoorwegcoupé of in een hotel ontmoeten, er veel eerder toe komen zullen van onze zielsei-varingen te spreken dan tegenover vader oE moeder, broer of zuster, vrouw of kind.

Alles schijnt er vóór te pleiten, dat het omgekeerde regel zou zijn.

Van onze naastbestaanden weten we, dat ze ons liefhebben; dat ze ons, omdat ze ons kennen, allicht zullen verstaan: dat ze ons, ook al mocht er iets minder eervols voor ons liggen in wat we hmi zouden willen vertellen, niet verachten zullen, en dat onze geheimen bij hen veilig zijn.

Dat alles weten we niet van een vreemde; en toch... 'k Moet eerlijk bekennen, dat ik er geen weg mee weet.

Misschien is er onder onze lezers een psycholoog, b.v. Prof. Waterink, die er licht over kan ontsteken.

In dat geval sta ik hem, met goedvinden van onzen Hoofdredacteur, graag de noodige ruimte in deze rubriek af, voor beantwoording van inzenders eerste vraag.

Hij zou er ons een groeten dienst mee bewijzen.

"VVant die ellendige valsche schaamte juist voor hen, die het dichtst bij ons staan, doet ons, naar mijn overtuiging onberekenbare geestelijke schade. Ze doet schade aan de opvoeding, aan het huiselijk en echtelijk leven, en aan zooveel meer, dat alleen gezond blijven en bloeien kan als er gulle vertrouwelijkheid is.

Maar al moet ik onzen inzender nu teleurstellen wat zijn eerste vraag betreft, op de tweede kan ik hem toch wel van eenig antwoord dienen.

EJen dokter kan toch een patiënt , nog wel eens helpen, zonder dat hij de oorzaak van de ziekte kan aanwijzen. Men zegt zelfs, dat een homoeopaath zich heelcmaal niet om de oorzaak bekommert, maar de keuze van 't geneesmiddel laat bepalen enkel door de verschijnselen. Zoo ongeveer is er ook hier wel eenige

raad te schaffen. Want al denk ik, dat de valsche schaamte tegenover onze naastbestaanden een zielkundigen ondergrond heeft dien ik niet vermag te onderscheiden — er is geen twijfel aan, of we maken het haar vaak al te gemakkelijk uit dien ondergrond naar boven te komen.

'Vooreerst kunnen we ons innerlijk leven zóó laten besmeuren, dat we er belang bij hebben de luiken zoo zorgvuldig mogelijk voor anderen gesloten te houden. En daarbij moeten we dan natuurlijk het meest op onze hoede zijn tegenover degenen, die ons eiken dag omringen. Niet alleen om hèn, maar vooral om ons-zelven te sparen.

In de tweede plaats kunnen we ons-zelven, zoodra we er aan denken onze naastbestaanden een blik in ons innerlijk leven te geven, den mond sluiten, door ons dagelijksch verkeer met hen.

Als er, tengevolge van gebrek aan ernst in ons verkeer, een schrille tegenspraak is tusschen wat men dagelijks' van ons hoort en ziet, - en de moeilijkheden, de strijd, de vragen ofi ook de geestelijke vreugdei, waarvan we hen deelgenoot zouden willen maken, dan hebben we ons-zelven daarin een slagboom voor de voeten gelegd.

Hier denk ik ook aaii onkuischen omgang, waardoor verloofden en gehuwden maar al te dikwerf een muur tusschen zich optrekken, die alle ontsluiting vair het eigen zieleleven onmogelijk maakt.

Van het eerste belang is dus, dat we waken naar binnen en naar buiten tegen al wat ons de vrijmoedigheid tegenover elkander kan benemen.

Doch im is het óók denkbaar, dat die vrijmoedigheid ontbreekt, niet omdat we haar „weggeworpen" hebben — dat woord des Apostels is, dunkt me, ook hier niet misplaatst — maar omdat we haar nooit hebben of hadden.

Dan zijn we 'in dit opzicht — en allicht in heel wat méér — zwak. Dan hapert het ons aaai moed, aan kracht van wil.

Wat ons dan helpen kan is: ons rekenschap te geven .yan de ongegrondheid van onze vrees; van het onrecht, dat we hun, die ons het naast zijn en ons liefhebben, aandoen door hen vreemdeling te laten in ons innerlijk leven; van de schade, die we door onze geslotenheid ons-zelven berokkenen, en die we er door toebrengen aan het intiemere gemeenschapsleven; en, niet het minst — voorzoover het geldt wat Gods genade in ons wrocht of ons te genieten gaf — van de zonde, die er ligt in valsche schaamte over wat werk en gave onzes Gods is — het eenige goede, dö, t er in ons gevonden wordt.

Laat de overweging van dit alles ons dan dringen tot het gebed, dat de Heere door Zijn Geest in ons oveiwinne en uitbanne, wat we voor Hem belijden als een zonde, wat naam die zonde dan ook bij ons zal moeten dragen.

In dezen weg zullen we dit ellendige kwaad boven komen. te

Wat de Heilige Geest van heilige en vrijmoedige vertrouwelijkheid werken kan, toont ons de Adventstijd in de twee echt-vrouwelijke, innig-teedere, maar tegelijk heldhaftige zielen van Elisabeth en Maria, in haar uitwisseling van het zoete geheim dat haar zielen vervulde.

Doch deze twee vrouwen zeggen ons óók nog wat anders.

Ze zeggen ons óók, dat zielsontsluiting intieme vertrouwelijkheid eischt, en dat niet de straat en de markt de plaats daarvoor zijn.

Het geestelijke leven wil niet rechtstreeks uit zijn verborgenheid treden, ' zonder den sluier der heilige chuchterheid.

Correspondentie. V. te 's H. Uw vraag zond ik, als niet thuis hoorend in m ij n rubriek, aan een der andere medewerkers.

F.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 december 1928

De Reformatie | 8 Pagina's

Onvrijmoedigheid in de ontsluiting van eigen zieleleven voor onze naastbestaanden.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 december 1928

De Reformatie | 8 Pagina's