GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De prediking van Mevrouw Roland Holst.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De prediking van Mevrouw Roland Holst.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het kan den belangstellende in literatuur — en dan met name in de literatuur als spiegel van geestelijke en sociale stroomingen — niet ontgaan zijn, dat in den laatsten tijd een bijzondere werkzaamheid ontwikkeld wordt door de dichteres en schrijfster Mevrouw Henriëtte Roland Holst— Van der Schalk.

Terwijl overigens de ouderen onder onze kunstenaars weinig of niet meer publiceeren, om welke reden dan ook, is Mevrouw Roland Holst nog onvermoeid in actie en doet het eene boek of boekje na het andere verschijnen. Sinds den aanvang van 1930 gaf ze eenige tooneelstukken (de bekende leekenspelen voor groote spreekkoren), biografieën, studiën, essays en een treurspel in verzen („Thomas More") en al dat werk, fijn van vorm, zooals we dat van „de grootste der nederlandsche dichteressen" gewoon zijn, is georiënteerd naar dezen tijd en zijn beteekenis voor de toekomst.

Altijd heeft Mevr. Roland Holst een groote werkzaamheid aan den dag gelegd. De bibliographie van deze rijk-begaafde vrouw is omvangrijk en omvat speciaal literair werk, lyrische en dramatische poëzie, maar ook vele studiën op het gebied van sociologie, historie, philosophie. Maar toch is haar expansie van den allerlaatsten tijd wel in 't bijzonder opmerkelijk: ze beweegt zich, afwisselend, op alle terreinen van haar belangstelling en geeft een veelheid van wel verzorgde uitgaven, die verwondering wekt.

De verklaring van deze actie vindt men, als men die geschriften gezamenlijk beziet en ze dan beschouwt in verband met haar vroegere werk.

Wie iets kent van de vele kunstscheppingen van Mevrouw Roland Holst weet, dat ze altijd voor één groot ideaal heeft gestreden: het ideaal der menschen-liefde. In haar verzenbundels, haar grootere dichtwerken, haar essays heeft ze geijverd, altijd weer, voor een liefde-cultus, die het hoogste en het beste in de menschenziel tot openbaring zou brengen en het veelszins sombere en teleurstellende leven zou verrijken en verdiepen.

Maar — desillusie was bijna altijd de eenige oogst, die ze mocht binnenhalen. Ze zocht bij het socialisme en bij het communisme, bij de philoso­ phie en de philanthropie, maar vond wèl leuzen, woorden, voorspiegelingen, doch geen practijk, geen verwezenlijking, geen yrucht. Zelve bleef ze vasthouden aan haar ideaal, doch daardoor vervreemdde ze telkens weer van hen, die haar geestverwanten waren, omdat hun werkelijkheid en haar verwachting niet vereenigbaar bleken. Zooi zien we — de verklaring van haar wisselende houding — herhaaldelijk een terugval in haar werkzaamheid, als ze nieuwe teleurstelling ervaart, maar ook een weligen opbloei, als ze ergens een symptoom ontdekt, dat vernieuwde hoop geeft.

Heel in het kort is dit de teekening van den achtergrond van Mevrouw Roland Hoists arbeid.

En dit gegeven nu hebben we noodig om haar momenteele activiteit te verstaan.

In het socialisme van de laatste jaren treedt een vernieuwing naar voren. Van het marxistisch ideaal kentert het naar een religieuze geesteshouding. Er is een los-worden merkbaar van wat Mevr. Roland Holst noemt „de mechanistisch-malerialistische zienswijze", een groeiend verzet tegen de „levens-mechanisatie" en een terugkeer naarhet mensch-zijn, naar het begrijpen van den mensch als een bezield organisme. Terwijl het geslacht dat heengaat alle heil, alle verlossing uit socialen en geestelijken nood verwacht van techniek en wetenschap, is er, naar de Schrijfster het uitdrukt, thans een zoeken „in de krachtbron van het Eeuwige". Natuurwetenschap, biologie, zielkunde, - vcijsbegeerte wenden zich af van de materialistische verklaring der levensprocessen en vluchten terug naar geestelijke waarden, naar „een nieuw doelbegrip, een onzichtbaar iets, een kracht, een meer-dan-zinnelijke-agens, die in alle organen, alle ceUen werkt".

Een religieus bewustzijnsleven waakt op, dat tot kern heeft de liefde-beleving: liefde tot de natuur, liefde tot den naaste, liefde voor het schoone en edele. De vlucht der jongeren uit het geraas en gejaag van de machine-paleizen naar de vrije, ongerepte natuur; de toenemende actie voor vrede en voor ontwapening; het zoeken naar verhooging van eenheidsbesef en bezieling in het zich geven aan elkander — verschijnselen alle onder de bewuste jeugd van dezen tijd — zijn voor Mevr, Roland Holst de kenteefcenen, dat het oude, dat de gerationaliseerde cultuur, aan het versterven is en nieuw, hooger leven ontknopt.

Daarin ziet ze nieuwe hoop voor haar oude ideaal! nieuwe vatbaarheid voor de altijd door haar gepredikte cultus! En ze komt in actie, ze wo-rdt weer de vurige propagandiste, ze richt zich tot het socialisme, om het te doordringen van de noodzakelijldieid der vernieuwing. Ze gaat in haar leekenspelen de vredesgedachte gestalte geven, ze schrijft een studie: „De geestelijke ommekeer en de nieuwe taak van het socialisme", ze toont in biografische analyses aan, dat de waarlijk grooten lïit deze gedachte hebben geleefd. Zie vindt, door hoopgevende verwachtingen ontvlamd, tot onvermoeide werkzaamheid kracht. —

Dat is de belichting onder welke men de nieuwere geschriften van Mevr. Roland Holst moet zien. En dan gezamenlijk moet zien. Want alle, de leekenspelen zoowel als de biografieën en essays, zijn van deze ééne gedachte, deze propaganda voor het religieus socialisme, waartoe de Schrijfster zelf is bekeerd, doordrongen.

We ontvingen sommige van deze boeken ter behandeling: „Tolstoï, zijn verzen en zijn werk"i), „Guido Gezelle" 2), „Kinderen van dezen tijd" s).

Maar liever dan deze, elk op zichzelf waardevolle uitgaven, afzonderlijk te bespreken*), wijs ik op de eenheid die ze vormen, op de beteekenis die ze hebben als spiegel van een nieuwe geestelijke stroo.ming. En dan breng ik ze in verband met de niet ontvangen geschriften: het bovengenoemde „De geestelijke ommekeer " en „Gustav Landauer. Zijn levensgang en levenswerk". Een korte omschrijving van den inhoud der afzonderlijkheden kan tot het gestelde doel 't best dienen.

„Tol stoï" is een poging, tegenover vroegere beschouwing, om de eenheid in het wezen en werk van den grooten Rus te verklaren. Die eenheid is, naar de ontleding, die het boek geeft, de krachtige voortdurende drang naar zelfverwezenlijking, de strijd, levenslang, tegen ondeugden, zwakheden, driften, „de worsteling om heiligheid". Na een inleiding over „Tolstoï's eenheid" toekent de Schrijfster in achtereenvolgende hoofdstukken „Wezen en groei", „Geestelijke Wedergeboorte", „De worsteling om heiligheid", „De beteekenis van Tolstoï's apostelschap voor onzen tijd". En dan toont ze aan, hoe in Tolstoï's denkbeelden de bron ligt van die belangrijke verschijnselen in het heden: het streven naar „zelf anders worden en anders leven", de anti-oorlogsbeweging, het zoeken naar de versterking van moreele kracht en van de individueele liefde,

„Guido Gezelle" toekent den grooten Vlaamschen dichter in zijn persoonlijke ontwikkeling en in zijn daarop gebaseerde kunst en toont aan, hoe het wezen van deze kunst is, dat „Gezelle's denken en voelen zich bewoog tusschen de beide polen: God en het volk" en haar schoonheid, dat ze is „volksch, religieus en symbolisch", dat haar kenmerkt „broederlijk medegevoel met al wat leeft" naast „bewondering, vereering en aanbidding voor 83 de bron van alle leven". En aan het slot wordt er op gewezen, hoe Gezelle's „algemeeiie geestelijke inzetting ten eenenmale anti-materialistisch en anti-mechanisch" was.

„Kinderen van dezen tijd", het in prachtige taal geschreven leekenspel, geeft eerst ©en beeld van de geestelijke nooden, dwalingen en strevingen, onder diepe en deemoedige erkenning van de oorzaak: de waan van het zelf willen en zelf kunnen. Dan volgt, in voortdurende wisseling van solo's en koren, 'de opwekking tot loutering eni offervaardige werkzaamheid, die uitloopt op het: ik wil God dienen in menschen, ifc wil in menschen, in menschen dienen God", want: „nu niet meer kinderen van dezen tijd, maar kinderen Gods", weten ze zich, „gesteund door Haar, die werelden beweegt, die harten vernieuwt, Gods eeuwige liefde",

„De geestelijke ommekeer van het Socialisme" wijst aan de verandering, die zich heeft voltrokken in de vernieuwing van het naturalistisch-mechanistische tot de erkenning van hooger en ideëeler goed en betoogt, met groote klem, dat het socialisme, wil het de harmonie met deze veranderde geesteshouding vinden welke noodig •is voor zijn plaats in de toekomst, zijn grondslagen zal moeten vernieuwen, zal moeten worden gereinigd in „de krachtbron van het Eeuwige",

" „Gustav Landauer, Z ijn levensgang en levenswerk" eindelijk teekent de beteekenis van dezen Beierschen anarchist, die na het mislukken van de Radenrepubliek met den dood werd gestraft. Ook hier weer beschrijft Mevr, Roland Holst eerst Landauers levensontwikkeling en zijnj groei tot het socialisme, straks zijn zich afkeeren van het Marxistisch streven naar een vernieuwd beginsel en zijn pogen dat beginsel om te zetten in de practijk: een pogen dat, niet-begrepen en miskend, met een. tragischen martelaarsdood werd beloond.

Zoo de nieuwste geschriften naast elkaar stellend ^) zien we wat ze gezamenlijk willen en bedoelen: dat, wat ik in de inleiding voor dit artikel heb aangegeven.

Men zou uit ieder van deze boeken citaten kunnen geven, die dat bewijzen. En dan zou een merkwaardige eensluidendheid opvallen.

Ter bevestiging van het een en het ander, tegelijk om de gedachte der Schrijfster ui haar eigen woorden te doen spreken, schrijf ik twee plaatsen af: den slotzin van „Tolstoï" en een passage xiit „De geestelijke oanmekeer "

De eerste luidt: „van alle kostbare gaven, die Tolstoï der menschheid als uitbeelder des levens en als levensleeraar scho^nk, is deze wellicht tóch de grootste en heerlijkste, dat hij, in een tijdperk! waarin haat en wrok, hoogmoed en afgunst, waarin geloof en dwang en geweld als aan de sterkste krachten in het maatschappelijk leven en den wil, de krachten te gebruiken, de overgroote meerderheid der menschen nog in hun onzalige ketenen gekluisterd houden, door leering en voorbeeld, het vertrouwen heeft opgewekt in de onweerstaanbare kracht van de zuivere gezindheid en den goeden wil, van ootmoedige, zich erbarmende liefde, "

En de tweede: „Deze nieuwe trap" (tot welke zich het Socialisme zal moeten verheffen) „zal die van het religieuze socialisme zijn. De o^nmetelijk© geestelijke krachten, die het Socialisme in zich diraagt, die het marxisme echter nog niet volkomen wist te gebruiken en te leiden, omdat het zich teveel naar de uiterlijke, wereld richtte en teveel hechtte aan stoffelijke oorzaken — deze krachten zullen zich duizendvoudig ontplooien, anrieer het Socialisme de zege niet langer in de eerste plaats van een min of meer mechanische noodzakelijkheid zal verwachten, maar van geestelijke doorbraak en innerlijke bevrijding, "

Deze twee uitspraken, naast elkaar gelegd, geven precies aan de geesteshouding, die de Schrijfster zelve inneemt en aan anderen predikt.

Inderdaad, dit alles is belangrijk; belangrijk als cultureel verschijnsel, maar vooral ook omdat het evrouw Roland Holst is, die dit religieus sociaisme verkondigt, de fijne kunstenares, wier woord oor zijn schoonheid en warmte in zoo wijden ring bewondering wekte en wekt. En het dwingt eerbied af, dat zij in een wereld van verwarring en egoïsme, op de altijd eenzame hoogte van het dealisme de profetes durft zijn van een liefde-culus naar hooger beginsel.

Maar dit roepen om levens vernieuwing, hoezeer het heenwijst naar „de krachtbron van het Eeuwige", is niet een prediken van de bekeering, die tot waarachtig levensgeluk leidt. Aan het kruis van Christus, de eenige weg tot God, gaat het religieus socialisme voorbij, 't Is een „In menschen" dienen van God, een „innerlijke bevrijding" in eigen kracht, een jagen naar „zich erbarmende liefde" van menschen, maar niet een doen van den wil des Vaders, 't Is een erkennen van tekortkoming en schuld, doch dan jegens de menschen en de menschheid en niet voor God, 't Is een zoeken naar goilsopenbaring, maar ""dan niet daar waar ze te vinden is^ in de Schriften, die van Hem getuigen.

Daarom zal deze prediking, hoe schoon ook van orm, , hoe verheffend ook door zuiver idealisme.

geen winst kunnen brengen voor het Koninkrijk Gods. En evenmin zal ze tot de vernieuwing kunnen voeren, die de Schrijfster hoopt en verwacht. Want zulk een vernieuwing is niet uit menschen, maar uit God.


1) Uitg. van W. L. en J. Brusse's Uitgevers Mij., Rotterdam.

2) Uitg. van Em. Querido's Uitg. Mij., Amsterdam.

3) Uitg. van W. L. en J. Brusse's Uitg. Mij., Rotterdam.

4) Van het boekje „Guide Gezelle" gaf ik pas een uitvoerige bespreking in „Stemmen des Tijds", Dec. 1931.

5) Ik laat uu ter zijde het treurspel „Thomas More" en de leekenspelen over het vredes-ideaal. 't Eerste behandelt een historische stof, de beide laatste spreken in de keuze van het onderwerp voor zich zelf.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 december 1931

De Reformatie | 8 Pagina's

De prediking van Mevrouw Roland Holst.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 december 1931

De Reformatie | 8 Pagina's