GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Starrenflonkering".

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Starrenflonkering".

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Do meesten onzer lezers zullen den bundel driestiirren van Dr Kuyper, verzameld uit „De Standaard" en uitgegeven i) onder den karakteristieken titel „Starrenflonkering" al lang kennen.

De persoonlijke herinnering van de ouderen aan „Kuypcr's joumalistieken glorietijd", en de warme aanbeveling aan de jongeren, die Dr Colijti gaf in zijn rede ter gelegenheid van het Standaard-jubileum en ook in het „Woord ter inleiding" van den bundel zelf, hebben aanstonds bij de verschijning „onze menschen" naar het boek doen grijpen. De eerste druk is dan ook uitverkocht en een tweed© moest worden opgelegd: nog voor het jaareind© zal die, naar een advertenti© meldde, in den hand©l zijn.

Een „bespreking" in den gewonen zin behoeven we daarom niet meer te geven: de eigen lectuur van de 400 driestarren, di© hier met kennis van zaken uit ©en meer dan veertigvoudig aantal zijln samengebracht, heeft dat overbodig gemaakt. Trouwens, voor zulk ©©n „bespreking" zou deze rubriek van ons blad de plaats ook niet zijn: Kuypers starren flonkerden aan den politieken ©n socialen hemel.

Met goedvinden van den lezer wild© ik in dit artikel een ander© richting uit. D© primaire waard© van den inhoud ten volle erkennend, ©n t© dien aanzien mij aansluitend bij het vel© goede, dat daarover reeds gezegd is, zou ik op de stylistisch© beteekenis van deze iournalistiek-par-exoellenc© willen wijzen.

In zijn „Woord t©r inl©iding" z©gt Dr Colijn, dat „de virtuositeit waarmee Kuyper onze Nederlandsch© taal in zijn Standaard placht te hanteeren" niet van geringe beteekenis moet worden geacht. En om dat element, dat in deze driestarren-selectie zoo duidelijk naar voren komt, is het mij te doen, onder verwijzing overigens naar de zeer juist© opmerkingen, die Dr Colijn maakt over deze stylistiek ten opzichte van het werk als geheel.

Wat aan Dr Kuypers taal en stijl het bijzonder© gaf, dat wat vriend en vijand imponeerde, was het eigene, het geheel-persoonlij'ke. Indertijd heb ik daarover al eens in „De Reformatie" geschreven naar aanleiding van het opstel van Dr Ritter in zijn boek „De Kritische reis". Sterk-doorgevoerde karaktertrekken typeerden Dr Kuypers stijl, ' zoowel in zij'n grooter, wetenschappelijk en populairwetenschappelijk werk, als in zijn journalistiek© schrifturen. En misschien zijn di© karakteristieken nergens duidelijker te zi©n, dan juist in de asterisken, die Dr Kuyper dag aan dag in „D© Stan-

daard" gaf. Het persoonlijke, dat in de driestarren tintelde, kleurde in bijzondere mate ook den stijl.

In het bovengenoemde boek (pag. 17 vlg.) geeft Dr Ritter die karakteristieken aldus aan. Kuypers stijl is allereerst overtuigend door zijn overtuigdheid; hij gaat uit van een zekerheid, die geen enkelen twijfel toelaat. Dan beerscht in die stijl altijd „een spel van vraag en antwoord": „zijn uitweidingen zijn immer bevestigingen en klimaxen, nooit amendementen of voorbehouden, en treedt het voorbehoud een enkele maal op dan wordt het aanstonds vernietigd". En die vernietiging is dan altijd gevolg van het axiomatische, „het als volstrekt rechtvaardig of volstrekt logisch aangenomene". De krachten van Kuypers stij'l, zijn, kort samengevat, „activiteit, archaïsme, populariteit, klitnax, beeld, beknoptheid".

En zie nu eens hoe sterk deze eigenheden leven in de verschillende driestarren, di© in dezen bundel verzameld zijn.

Ik citeer eenige willekeurig gekozen voorbeelden.

ïn de driestar met het suggestieve opschrift „Terwijl wij sliepen" lezen we:

„Dat onze richting in Amsterdam onder de kleinere behoort, schriicke niemand af.

„Klein, maar trouw!" blijve onze leuze!

We zijn sterker, dan we zelf weten!

Ons beginsel heeft voor ons gewerkt, terwijl wij sliepen.

Wees er zeker van.

Mits we maar vereend blijven onder de banier, die we kusten;

Mits we maar op den plicht der belijdenis, niet op de eerste uitkomst zien;

Mits we maar met onwrikbare volharding volhouden en doorzetten;

Dan zal nog eens met ons te rekenen hebben, die thans om ons optreden dorst glimlachen!

We zijn er nog niet. Maar we zullen er komen! Mits we den weg maar betreden durven.

Een tiental regels slechts! Maar die al de karakteristieken dragen: Het overtuigende: de aarzelinglooze overtuigdheid (zie de vele uitroepteekens, het „wees er zeker van", „maar we zullen er komen"). Twijfel is buitengesloten. Die heeft bij schrijver noch lezer zelfs de geringste kiemkans. Maar wèl is er het als volstrekt logisch en vanzelfsprekend aangenomene, het axiomatische („met ons zal te rekenen hebben, die om ons optreden dorst ghmlachenl"). Het actieve : in de korte, lapidaire zinnen zit tempo, gang; de krij'gstrom roffelt erin, 't vaandel wordt ontplooid, de klaroenstoot van den opmarsch schalt. Het archaïstische : zie de herhaalde aanvoegende-wijs-vormen, de stomme uitgang van het substantief, een woord als dorst. De populariteit: wat hier staat •en wat het inhoudt is voor ©en ieder • begrij'pelijk, maar ook, het vuurt aan, het bindt, het geeft krachtsbesef („we zijn sterker dan we het zelf weten"). De klimax : het herhaalde „mits we maar" hamert het „we zijn sterker..." aldoor vaster: ieder© slag is raak. D© beknoptheid : hier wordt een geheel program-van-acti© ontwikkeld in tien regels van enkele woorden!.... Volgend op deze driestar is ©r die over „De zelfstandigheid bewaard".

de-Daarin lezen we dezen zin, die het beeld monstreeit: in vier regels vindt men er twee.

„Toch is onze vreugde niet onvermengd. Zoo licht blaast ze weer den sirenenzang van de lippen in het oor: dat samenwerking alleen den radicalen candidaat kan weren, en lokt men, als in Juni, menig district in den strik."

Dat is Kuypers stijl! Dat is de virtuositeit van •deze driestarren. Dat is de verklaring van de kracht, die ze hebben geoefend en de bezieling, die ei-van is uitgegaan. Zeker, het was de inhoud, die het deed, de inhoud allereerst. Maar die inhoud was nooit los van den vorm; die inhoud kreeg door den vorm zijn leven, zijn actie, zija populariteit, zijn overtuigend vermogen, of, en dat was bijna altijd het geval, zijn raakheid aan het adres van dengene, wien de driestar gold. Iedere polemisch© asterisk die we hier, in dezen bundel, lezen, is als een schot in de roos. Frecies in het midden, feilloos zeker gericht en met staal-vaste hand afgeschoten. En als er een bedoeld is ter bemoediging, tor waarschuwing, tot aanvuring van „onze menschen", dan is hij als een diagaleen-injectie, anmiddollij'k verlevendigend den politieken of socialen hartslag.

Een merkwaardige proeve van de stij'l-kracht, schot-in-de-roos en diagaleen-injectie tegelijlc, is de driestar, die ik als tweede voorbeeld moge citeeren: „Ziet ge niets komen? " (naar aanleiding van de actieloo'sheid van het kabinet van Lynden). Men leze dit stukje fonkelende journalistiek eens zorgvuldig, lettend op d© b©eldspraak, op de populaire wendingen, op de klimax weer (het middengedeelte), op het zonder eenig voorbehoud poneeren, op d© rak© typeering van het acti©looze (de beginregels), op het schot-in-de-roos (de voorlaatste alinea), op de bemoedigingsinjecti© voor het „vragende" volk (de meesterlijke slottirade, die het alle sentimenten bevredigende antwoord geeft op de vraag: Ziet ge niets komen? ):

Hollands stedenmaagd klom reeds sinds eenige weken op den toren, en het volk vraagt van omlaag of ze nog niets komen ziet.

Maar geen geluid komt van omhoog.

Het blijft alles grafstil.

De Koning is het land uit.

De Kamers zijn naar huis.

De Kamers zijn naar huis. De demissionaire ministers huishouden in alle stilte voort.

„Zoo nu en dan eens een geruchtje als een zuchtje even geslaakt" (men lette hier op het in 't verband frappante binnenrijm, T.) „en daar weer ingehouden met beknelden ademtocht; ziedaar al het zwak gedruisch, wat" (typische, telkens op te merken vrijheid van Dr K.'s stijl, wat i.p.v. dat, T.) „deze graf stil te breekt."

En dat is dan ons goede Holland!

Dat het land van constitutioneel besef en burgervrijheid!

Dat het volk, waar Groen bijna een halve eeuw zijn nimmer eindigende toespraak om toch een vrij en vrijheidlievend burgervolk te zijn, toe richtte!

Zoo ziet men, wat schrikkelijke macht de pestadem van het Liberalisme ter zenging en doodschroeiïng van het politieke leven bezit.

Maar geen nood, de ure nadert, waarop betere dingen komen.

En dan zullen ze ter verantwoording geroepen worden, die blinde leidslieden van een geblinddoekt volk, en ook onzen modernen Varussen zal het worden afgevraagd: wat, wat, o wijzen in uw eigen oog! wat hebt ge met het eens zoo fiere, vrije, kloeke volk van Nederland gedaan?

Van zulke bewonderenswaardige oomposities op het instrument der taal is deze bundel vol. Men behoeft er maar in te bladeren om ze te vinden, dikwijls twee op dezelfde pagina! 't Is dan ook geen wonder, dat vriend en vijand de beteekenis van deze taalhanteering heeft verstaan, toen, in den tijd dat de driestarren in de krant verschenen, maar ook nu, nu ze in deze bloemlezing voor een deel zijn herdrukt.

Een aardig bewijs daarvan vond ik in ©en van de socialistische bladen, die den bundel besprak. Onder het opschrift „Wat een bondigheid" gaf dat blad ('tVolksblad) dit artikel:

„„Tientallen jaren golden de „Driestarren", die wijlen Dr A. Kuyper in „De Standaard" schreef, als wel het beste, dat de Nederlandsche journalistiek te bieden had. Het waren de korte entrefiletjes, waarin op bondige manier de houding der Antirevolutionaire Partij werd verdedigd, liberalisme en socialisme een veeg uit de pan kregen en de politiek van den dag werd behandeld. De Driestarren waren snelle meppen, raak, onverhoedsch, flitsende steken met een sierlijken ponjaard. De groote lijnen gaf Kuyper aan in zijn hoofdartikelen en beginselprograms. Doch zijn grootste vorm was het korte stukje, waarin geen woord te veel stond en dat voor de inwendige zending en het verweer naar buiten een scherp wapen bleek. Tusschen 1872 en 1919 heeft Kuyper niet minder dan 16.800 Driestarren geschreven. Wanneer men zoo'n getal onder 't oog krijgt, dan voelt men toch even de betrekkelijkheid van het „omvangrijke" werk van een Walter Scott of een Dickens. Niet één romancier kan, wat zijn productiviteit betreft, met een journalist worden vergeleken!

Van de bijna zeventienduizend Driestarren heeft men er vierhonderd van de beste uitgezocht en gebundeld. En ik blader in het goed uitgevoerde boek, uitsluitend met journalistieke belangstelling. Het is het werk van een super-collega, die zijn tijdgenooten heel wat geleerd heeft. Vaak denk je: „Prachtig! Wat een bondigheid! Wat een vermogen om in zoo weinig mogelijk letters zooveel mogelijk te zeggen!" Ziehier zoo'n schitterend listigheidje:

Engelands onbaatzuchtigheid.

„Wat dunkt de redactie van de „N. Rott. Ct." thans van Engelands eerstrijd voor het volkerenrecht? In '13 onze Kaap; in '77 de Transvaal; thans Cyprus. Een soort piek pocket (zakkenrollerij) in het groot." Meer niet, want het is genoeg zoo! Ik kan niet nalaten om ook de volgende twee meesterlijke zinnen, die samen één „artikel" vormen, te citeeren. Zij werden geschreven in 1878.

Arbeiderswoningen.

„Te Berlijn is de ellende onder de arbeiders op het stuk van woningen zóó groot, dat geheele familiën van 15 en meer personen, oud en jong, soms in een enkel vertrek huizen, en nog wel in een vertrek, dat slechts met latten van de straat is afgesloten, zoodat ieder van buiten zien kan, wat er binnen gebeurt.

En dan verwondert men zich nog over de sociaaldemocratie in dit door ons Liberalisme geschapen paradijs!"

Zulk werk lijkt eenvoudig Doch veel moeilijker dan het schrijven van een uitvoerig hoofdartikel over het onderwerp „woningellende" is het, precies de leidende gedachte van een beschouwing in enkele woorden vast te leggen. Welk een zorgvuldigheid en kunde hiervoor noodig zijn, bewees eens P. C. Hooft, die aan een vriend schreef: „Ik heb geen tijd om u een korten brief te schrijven. Daarom zend ik u een langen".

Uit deze laatste Driestar blijkt, welk een strijder Kuyper in zijn politieke jeugd was.""

Wel moet in een slotzin een gebaar worden gemaakt in de richting van den socialistischen lezer, in de toevoeging, dat „later, toen dit temperament en idealisme doofden, toan de Anti-revolutionaire partij niet meer voor de „klein© luyden" doch voor het brutaalste kapitalisme op de bres stond, verschrompeld© de eens zoo bloeiende journalistiek, werd d© stijl langademig en breedsprakig ..."', maar deze holle phrase neemt niets weg van de oprechte bewondering, die uit het artikeltje spreekt voor het stijlyermogen, dat in deze asterisken schittert.

Wie er dan door wat in onze pers gezegd werd nog niet toe kwam deze „Starrenflonkering" t© gaan lezen, late zich door dit sprekende getuigenis van linkschen kant overtuigen van d© groot© beteekenis, die deze lectuur heeft, nóg heeft, óók voor het geslacht van dezen tijd. Want de schotenin-de-roos mogen hun waardij allereerst gehad hebben in het verleden, de vele diagaleen-injecties zijn ook voor het heden nog heel nuttig èn heel noodig, als stimulans voor veler verflauwenden politieken en socialen hartslag.


'•) Uitgave N.V. Dagblad en Drukkerij De Standaard, Amsterdam, 1932.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 december 1932

De Reformatie | 8 Pagina's

„Starrenflonkering

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 december 1932

De Reformatie | 8 Pagina's