GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Uitvoering Mattheüs-Passion.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uitvoering Mattheüs-Passion.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

De vraag, of het bijwonen van muziekuitvoeringen als die van de Mattheüs-Passion zich wel verdraagt met den eisch van het Woord Gods voor het Christelijke leven, schijnt velen nog altoos moeite te geven.

Reeds vroeger hebben we in deze rubriek een antwoord pogen te geven op sommige kwesties, die met deze vraag verband houden. Daarbij ging het toen voornamelijk over de vraag, of het karakter van een heilige en zoo ontroerende stof als het lijden van onzen Heere Jezus Christus, fK\ gedoogt, dat ze tot onderwerp van een compositie als de Mattheüs-Passion van Bach gemaakt, en in openbare concerten opgevoerd wordt.

De vragen, die me nü gedaan worden, zijn wat minder algemeen. Raken niet de uitvoering als zoodanig en het bijwonen ervan, doch uitsluitend de personen door wie, en de wijze waarop W veelal geschiedt, b.v. door „Toonkunst" in het Concertgebouw te Amsterdam.

En het zijn dan wel met name twee dingen, die vrager in twijfel doen verkeeren, of het een Christen geoorloofd is, dergelijke uitvoeringen bij te wonen: het eerste, dat de kring, die daarbij werkzaam opti-eedt, een kring van ongeloovigen is, en ten tweede, dat dergelijke uitvoeringen niet aanvangen met gebed.

Wat het eerste betreft, moet ik' beginnen met bedenking te maken tegen wat, naar ik denk, wel slechts een jninder gelukkige formuleering zé

zijn, maar toch ook' als zoodanig niet door de vingers mag worden gezien.

Ik bedoel de constateering, dat openbare uitvoeringen als die van „Toonkunst" uitvoei-ingen zijn door o n g e 1 o o V i g e II.

Zulk een vonnis te vellen over een kring van honderden menschen is in hoogere mate lichtraardig, vloekt met een der eerste eischen van christelijke naastenliefde, en stelt zeker niet minder schuldig voor God dan het bijwonen van welke vergadering of welke muziek-uitvoering ook.

Och ja, ik weet wel, hoe vlot zulk een voinnis velen van de lippen gaat; hoe gewoon men in sommige cliristelijke — ook (misschien moest ik zeggen „vooral") in gereformeerde — kringen is, al wie in eenig verband, hetzij wettig hetzij onwettig, tot ongeloovigen staat, ook zelf maar koi-tweg tot de ongeloovigen te rekenen. — Maar juist omdat ik het weet, zie ik de roeping om elkander voor deze schrikkelijke zonde van lichtvaardigheid en liefdelooslieid in het oordeelen te waarschuwen.

Is het niet grenzenloos lichtvaardig heel een, kring van menschen als ongeloovigen te stempelen, alleen omdat men weet — of misschieii niet eens w e é t, maar alleen reden heeft om te vreezen, dat sommigen, zeg v«len, ervan, tot de ongeloovigen behooren ?

Of iemand voor een geloovige of voor een ongeloovige te hooiden is, hebben wij, die geen harteienners zijn, te laten beslissen door zijn beliju denis en wandel.

denis en wandel. En ais ik me dan een oordeel moest vormen over iemand die in de uitvoering van de Mattheüs-Passion een werkzaam aandeel neemt, en dien ik van elders niet ken, en daarbij de liefde aan het woord liet komen, dan zou ik hem niet bij de on-gelocvigen, maar bij de g e-loovigen moeten rekenen. "Want al zingend belijdt zoo iemand het Evangelie van het lijden en sterven onzes Heeren.

Doch — ik zal me hierbij niet langer ophouden.

De bedoeling van vrager zal wel niet zoo bedenkelijk zijn geweest. Ik heb maar even willen waarsclauwen. —

Laat ons aannemen, dat er in een uitvoering, als waarover het gaat, inderdaad ongeloovigen, T é é 1 ongeloovigen, een werkzaam aandeel hebben. Dan is inzenders vraag, of het een geloovige voegt liaar bij te wonen.

In deze ééne vraag zitten, dunkt me, twéé andere vragen.

Ook en eerst de onuitgesprokene, of een ongeloovige een werkzaam aandeel mag nemen in dergelijk een uitvoering. En de uitgesproken vraag gaat dan uit van de veronderstelling, dat hij het niet mag.

Dde veronderstelling lijkt me-niet juist.

En ik denk daarbij b.v. aan de heidensche Syriërs, die wel als houthakkers en waterpntters hebben mogen helpen aan Salomo's tempelbouw.

Maar — ik ga daarop niet in.

Laat ons aannemen, dat de juist is. veronderstelli-ng

Dan volgt daar toch zeker niet uit, wat vrager vréést dat er uit volgt.

'Wat er uit volgt is dan dit, dat een ongeloovige 2ich zou bezondigen door deel te nemen aan de uitvoering. Ook, dat wie over de toelating tot medewerking hebben te beslissen, zich bezondigen zouden door een uitgesproken-ongeloovige als medewerker toe te laten.

Zij en zij alléén dragen de verantwoordelijkheid, in geen enkel opzicht komt deze voor rekening Tan den toehoorder, die van de feiten niet weten en nog veel minder ze vo'orkomen kan.

Op dezelfde lijn ongeveer ligt het antwoord op (ie tweede vraag.

Natuurlijk zou het gewensclit zijn, dat elke uitvoering van de Mattheüs-Passion door gebed werd «e wijd.

Toch stel ik me voor, dat het, bij een zoo gemengd publiek als onze openbare concerten bezoekt, wel zeer moeilijk zou zijn, bij; den aanvang die eerbiedige stilte te verkrijgen die het gebed vordert.

Behalve dat, zou, met het oog op het gemengd barakter van het publiek, zulk bidden — dat immers g e m e e n s c h a p p e 1 ij k bidden zou moeten aijn? — nog veelmeer in strijd zij; n met den eisch van waarheid dan 't meewerken van ongeloovigen aan de uitvoering. —

Doch we kunnen dit in het midden laten; want de oplossing ligt elders.

Ze ligt hierin, dat, zooals we zeiden, een geloovige die een uitvoering van de Mattheüs-Passion bijwoont, niet verantwoordelijk is voor de leiding van de samenkomst, en derhalve ook niet voor hel niet-bidden bij den aanvang. De beslissing daarover staat bij anderen, en z ij zijin er daai'om verantwoordelijk voor.

De geloovige bezoeker zou, die pas gaan deelen, aoo de redenen daarvoor hem bekend vaaren, en zijn bijwoning van de uitvoering moest geacht worden een betuigen van instemming daarmee te zijn. En als die redenen dan bleken te zijn een minachten van 't gebed, en niet — wat óók denkbaar ware — vrees, dat de heiligheid van het bidden schade mocht lijden, dan zou, hij die medeverantwoordelijkheid stellig niet kunnen dragen, «n. zich dus moeten onthouden.

Doch zoolang déze gegevens ontbreken, lijkt het me, dat er voor hem geen „verboden" bij den toegaag staat.

Of men zou de stelling moeten aandurven, dat het een christen onder alle omstandigheden verboden is een vergadering bij te wonen, die niet met gebed geopend wordt.

Maar dat zal wel niemand staande houden. Practisch handelt ook niemand naar dien i-egel. Denk slechts aan de gemeenteraads-vergaderingen op tal van plaatsen, aan vergaderingen van polderbesturen, enz. enz.

Wie hier een wet zou willen stellen bedenke ook wel, dat hij met een verbod van toegang tot alle vergaderingen die niet met bidden aanvangen, niet klaar is. Want hoe druk we het ook met vergaderingen hebben, tegenwoordig — er is altoos nog heel wat meer te doen in 't leven. En wie zal willen uitmaken, bij welke handelingen of werkzaamheden er wèl en bij welke er niét afzonderlijk gebeden behoeft te worden.

Wie het poogde zou zich èn aan het christelijk leven èn aan het gebed-zèlf vergrijpen. Hij zou, van het gebed een stuk wettisch werk, en van de vrijgemaakten onzes Heeren Jezus Christus vormen-dienaars maken. ^„^

Laat ons ook voor dézen zuurdeesem der Farizeën ons wachten.

Intusschen is er niets dat een geloovige verhindert te bidden, eer hij een uitvoering van de Mattheüs-Passion gaat beluisteren. Hij kan het doen eer hij van huis gaal. Hij kan het doen op weg naar de concertzaal. Hij kan het ongemerkt in de zaal zelve doen, vóór en — oi n d e r het luisteren.

En laat hij het dan doen, niet alleen voor zich zei ven, maar óók voor anderen: voor die mèt hem luisteren, voor de leden van het orchest, voor de zangers en de zangeressen en voor den orchest-directeur — voor hen allen: dat ze niet met een ongeloovig, maar met een geloovig hart in de heilige dingen verkeeren mogen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 januari 1934

De Reformatie | 8 Pagina's

Uitvoering Mattheüs-Passion.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 januari 1934

De Reformatie | 8 Pagina's