GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

POPULAIR-WETEN SCHAPPELIJKE SCHETSEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

POPULAIR-WETEN SCHAPPELIJKE SCHETSEN

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hand. 2:44, 45; 4:32—35.

Economie in liet Rük van den Geest.

Er is bij velen, ©en wat haar bewijsbaarbeid en haar noodzaak om bewezen te - worden betreft, bijna tot axioma verheven voorstelling van een communistische gemeenschap van goederen in de oudst© gemeente van Jeruzalem. Bij di© zonder geloof in Jezus Christus, Gods ©eniggeboren Zoioin, en den Heiligen C-eest, di© tezamen met den Vader en den Zoon een eenig, waarachtig God is, deze voorstelling aanhangen, is z© ©en wapen in hun bestrijding van de kerk. Bij di© wèl gelooven is ze een nagel in hun geweten, die hen niet toelaat tot volmaakte rust te komen in hun min of meer belangrijk aandeel-hebben aan de economisch© en sociale levensvormen onzer maatschappij.

Zoowel dus in de ethiek als in de apologetiek liggen motieven, om de boven deze schets geplaatste teksten aandachtig te lezen.

Dit lezen moet een lezen zijn in het verband. De mededeelingen oveir het gemeen-zijn der goederen staan daar maar niet als teekening van aparte feiten. Er zijn in Jeruzalem dingen geschied, di© in hun uitwerking ook voor armen en rijken beteekenis hadden. Om deze groot© dingen gaat het in het tekstverband. Noch de kwesties van armoede en rijkdom, noch die van economische goederen in het algemeen staan op den voorgrond. God de Heilig© Geest is op dien dag van het Pinksterfeest niet met go©d©r©n doend©, maar met Zijn koninkrijk en deszelfs burgers, en zoo vervolgens met hun aardsch bestaan, zijn mogelijkheden en gerief en ongerief.

Zoo staan daar ook d© teksten van Hand. 2 te lezen. Wat over de omtrent drie duizend gedoopten te zeggen is, wordt zóó omschreven: „en zij waren volhardende in de leer der apostelen, en in de gemeenschap, en in de breking des broods en in de gebeden" (vs 42). Met dat woord gemeenschap wordt dan aangeduid het wonder van de geestelijke eensgezindheid na de uitstorting van den Geest. Deze geestelijke eensgezindheid beheerscht d© gemeente, omdat de Geest van Christus haar beheerscht. 'Deze eensgezindheid brengt me© ©en over en weer elkaar verstaan; ©en eenheid in gevoelen en gedachte (zie 4:32); ze brengt 'mee een leven in stijl; in den stijl van. d© wet Gods; in d© volheid der liefde, omdat er volheid des Heiligen Geestes is.

Dit blijkt dan nader ook ten aanzien van 'het stoffelijk bezit alzoo te zijn. „Ze hadden all© dingen gemeen". Zoo „hadden" ze dat! Ze beschouwden het zoo. 1) Maar het was niet enkel beschouwing; het was leven, werkelijkheid; het was ook hun practijk.

Daarom kan er volgen: „en zij verkochten hun goederen en have, en verdeelden ze aan allen, naardat elk van nood© had". Dit vs 45 is niet geheel te verstaan zonder hfdst. 4:34. In hfdst. 4 wordt nader de toestand geteekend in 'd© gemeente. Wat op den Pinlcsterdag begonnen is, heeft zich sindsdien voortgezet. Allereerst het central©: dat de gemeente groeide en vol van den Geest was en in eensgezindheid leefde. Dez© situatie is niet gewijzigd door het feit dat de gemeente „de kerk onder het kruis" geworden is. Maar ook de uitwerking van de volheid des Geestes zet zich door.

„Er was niemand onder hen, die gehrek had". De eenheid, het voortdurend samen-zijn, het tot broeder gemaakt zijn door 'den éénen Heer en'den éénen Geest, verdraagt het lijden van één lid niet, zonder dat de andere leden zich erom bekommer ren. De wet Gods van Deut. 15:4 vindt dus gehoorzaamheid. „Want zoovelen als er bezitters waren van landen (akkers) of huizen, die verkochten zij, en brachten den prijs der verkochte goederen, en legden dien aan de voeten der apostelen". (4:34).

Hier ligt, zoo merkten we op, de verklaring van 2:45. Want hier blijkt allereerst, wie van dien zin „zij v'erkochten hun goederen en havei" het onderwerp' zijn. Niet all© gemeenteledein. All© gemeenteleden, zegt 2:44, waren bijeen en hadden alle dingen gemeen. Doch die kapitaal realiseerden waren de rijke menschen; de bezitters van een stuk lands of van ©en huis. En voorts blijkt hier, wie van de opbrengst iets ontvingen. Dat waren zij, die zonder deze gave gebrek zouden hebben geleden. Terwijl ten derd© dit vers ons inlicht over de toedracht dezer dingen. D© eigenaars verkochten zelf, d.i. zelfstandig, hun bezit.

Ze droegen hun bezittingen niet over aan de geimeente, of aan de leiding der gemeente, di© in der apostelen banden rustte; doch zij verhandelden het en gaven over de o p b r e n g s t aan de apostelen het beschikkingsrecht, alweer met deze reserve, dat het geld voor de armen moest worden besteed.

W© hebben nu niets anders gelezen 'dan de betrokken verzen en hun allemauwst tekstverband. Willen we ons inzicht nog verdiepen, dan moeten we ons een beeld pogen te voormen van d© sociale toestanden in Jeruzalem van dien tijd.

In di© groote stad waren, als overal ter wereld, armen en rijken. Deze armen en rijken waren niet allen geboren en getogen in Jeruzalem. Velen hunner hadden zich er op hxni ouden dag ge^ vestigd. Ze waren onder alle hemelstreken geboren, maar trokken tenslotte naar de heilig© stad, zoodra ze er de kans vo'or hadden, om er te leven; daar waar de Messias Zijn troon stichten zou; en om er te sterven eai begraven te worden; daar waar de Messias de dooden het allereerst zou opwekken. Zoo zijn er in Jeruzalem een massa Joden, die van overal samengestroomd zijn naar deze hun laatste woonplaats. De vele gebrekkige oude menschen onder hen, met weinig ruim© en weinig zekere middelen van bestaan, werden door de Joodsche armenzorg onderhouden; de diaspora, de Joden in de verstroóiïng, bracht mede de middelen daartoe op.

Plotseling wordt ©en groot© groep van deze Jeruzalemmers gegrepen door het evangelie van den opgestanen Christus en van Zijn Geest vervuld. Ze komen buiten de Joodsche gemeenschap te staan en vormen een nieuwe gemeenschap; ©en veal betere. Maar ze zijn dan ook plotseling financieel op elkaar aangewezen. Zoo komen zo tot ©en onderlinge hulpverleening.

K. Bomhauser2), die grootendeels deze teekfening van de sociale situatie geeft, oppert daarbij nog bet vermoeden, dat voor deze menschen bij hun bekeering tot den opges'tanen 'Christus menig stuk land in waarde daalde. Want ze hadden, zoo stelt hij het voor, menigmaal een akker nabij Jeruzalem gekocht „tot ©en begrafenis"; om ©r te rusten tot de Messias kwam en hen deed deelem in de opstanding der rechtvaardigen. Maar nu was de Messias opgestaan en had hun een roeping in

dit leven gegeven en Hij had bovendien hun banden aan Jeruzalem losgemaalct. Ze werden „los" van hun akker. I

Meer waarde dan die van een vermoeden beeit deze opmerking niet. Inderdaad kunnen de gemeenteleden op een dergelijke manier soms „los" van hun goederen zijn geraakt. Dit „losrworden" • geschiedde niet ten gevolg© van ©en heerschen van de gedacht© aan een zeer spoedig© wederkomst van Christus. Wiant d© Heer had aan ZiJLi apostelen en aan Zijn kerk een werkprogram gegeven in Hand. 1:8, dat hun arbeidsveld verwijdde tot aan de einden der wereld ©n hun taak: over dö grenzen van een nabije toekomst heen, uitbreidde. En evenmin geschiedd© dit „l'os-worden" als gevolg van niet meer waardeeren van aardsch bezit. Ware een dergelijke asceten-houding „uit den Geest", dan zouden er in Jeruzalems gemeente geen accurate armverzorgers zijn geweest in de personen der apostelen; zoo accuraat, dat zij zoodra dit werk hxm te machtig wordt, omzien naar zeven diakenen. Ze nameni het heusch wel zwaar, wanneer er eens iemand , , werd overgeslagen".

De Geest van Christus is niet de Geest der quietistische parousie-verwachters en eveGomin Die der asceten; Hij is de Geest der gemeenschap.

Ook uit verdere berichten in d© Handelingien blijkt, dat van een communistisch© gemeenschap van. goederen in de eerste gemeente gesn sprake is geweest. Zoo alle rijke menschen hun bezittingen te gelde liadden gemaakt, war© er geen reden om van de opoffering van Bamabas apart bericht t© geven, {i: 36, 37). 'Al evenmin had Petrus in dat geval tot Ananias kunnen zeggen, dat hij zijn akker w©l had mogen houden en dat hij ook had kunnen volstaan, met een gedeelte van de opbrengst te besteden voor de armen, indien hij maar eerlijk voor den dag was geTsomen (5:4). Later blijkt Maria, de moeder van Johannes Markus, ©en ruim huis t© bewonen; met een inrichting, waarbij een dienstmaagd behoort (12:12).

De eerst© gemeente heeft dus wel haar gemeenschap beleefd. En dat niet incidenteel. Maar vanuit de voortdurende geestelijke gemeenschap. In samen-leven, dat zoo innig was, dat niemand op zjjn bezit als zijn onschendbaai', onaantastbaar eigendom s'tond. Doch ook weer zoo, dat de per­ soonlijke verantwoordelijkheid bl©ef; de zaak des harten; de zaak des Ge©st©s, die in ons woont,

* De verschillen met wat de Marxisten van allerlei gading willen en zeggen te willen zijn dus wel groot. Het Marxisme richt zich op het goed; op het kapitaal; en wil de goederen, d© productiemiddelen brengen aan d© gemeenschap. De Internationale zingt: „Begeerte heeft ons aangeraakt". Waar het aan d© macht kwam, poogt het d© goederen t© verdeelen; niet naar den regel dat nie^ mand gebrek mag lijden, doch naar het stelsel, waarbij broodkaarten slechts voor partijgenooten zijn (Rusland) en betrekkingen alleen voor rasgenooten open staan (Duitschland). Het ziet eerst de goederen, en dan de menschen. Het geeft aan de

economische factoren de heerschappij. In Jeruzalem zag men elkander, en de gemeenschap aan elkander. Daarna ziet men d© goederen, hun gebrek en hun overvloed; en de gemeenschap

heerscht over de goederen. De Geest werkt daar en de gemeente leeft door Hem. De Geest doet d© gemeente al Zijn kwestieis aanvatten op geestelijke, wijze. De heerlijldieid van wat te bezitten en het schrijnen van gebrek te lijden wordt niet een politiek of een economisch of een sociaal probleem in Jeruzalem. Doch als de nood zich voordoet en er problemen openbaar worden, worden z© opgelost als religieuze problemen. „Aan d© voeten der apostelen" wordt de opbrengst neergelegd. De armoed© en de rijkdom zijn er zóó niet meer, zooals ze er zijn in het sociale of in het economische, of in het staatsleveci. Ze zijn ©r and©rs; ze zijn er om met den éénen slag van den het leven zaligenden Christus te worden omgezet tot gelegenheden voor Zijn koninkrijk en de vervulling van de wet des koninkrijks.

* Hiermee wordt niet ©en dualisme ingevoerd, zooals het in de tegenstelling „natuur en genade" van Thomas en Brunner, of in die van „Koninkrijk Gods en d© w©reld" der Anabaptisten heerscht. En ook wordt liiet „een terrein" der bijzondere genade gescheiden van „e©n ander terrein" der gemeene gratie.

Juist niet. Hier is juist d© bemoeiing des Heiligen Geestes met economische gegevens. Maar dan zóó, dat eerst Zijn genadig© iemoeiïng is met de uitverkoomen Gods en d© gekOiOhten door het bloed van Christus. En vanuit Zijn wonen in de gemeente en de samenbinding der kerk tot ©eaï gemeenschap der heiligen worden economisch© omstandigheden zóó geschikt, dat ze dit probleem, der tegenstelling tusschen „verzadigden" en „hongerigen", niet meer bevatten. Christus wint het hart en wint zoo 't heele leven. Hij wordt de wortel van het bestaan der Zijnen, die het totaal vernieuwt.

Het is niet zóó, dat wij door den Geest herboren worden en dan in 't leven gaan rond ons zien, en verschrikt worden door d© pijnigende tegenstelling tusschen armen eii rijken, gebreklijders en die in weelde baden; en dat w© dan op een ander terrein dan dat van onze wedergeboorte met moed aan den slag gaan (of moetem gaan) om de problemen van dat t©rr©in op te lossen. Dat we het zóó vaak zien, is ons dualisme. Het maakt dat christelijk-sociale werkers en een collecteerend© diaconie elkaar soms niet verstaan. Maar het is zóó, dat de Geest ons hart gewonnen heeft, en heel ons leven omzet met ons hart. Alle problemen van ons leven zijn — zoo Hij ons in het Rijk van Christus heeft gezet — problemen van het koninkrijk Gods. En hun oplossing is niet een wijziging van situaties op ©en of ander terrein (al kan die wijziging om andere redenen noodig zijn), maar de gehoorzaamheid aan de wetten van het koninkrijk in de volheid van den Geest. Dit is de voorsprong van hel koninkrijk des Geestes op elk leveiisverband, dat van een anderen geest vervuld is.

En waar een gedeeltelijk buiten Christus' Rijk gezochte of verkregen oplossing als d© volkomene wordt voorgesteld en genoten, is verraad aan het werk van den Geest, dat gevloekt wordt met de vervloeking van Ananias en Saffira. Wij kunnen niet toe met ons half t© geven; voorts buiten den Geest om de kwesties aanvattende. Zooals de tegenstelling is voor onze harten: vod van den Geest of vervuld van den satan (5:3), zoo is 't met ons, d.i. der menschen, geheel© leven ©venjgo©d. Het deelt in het rijk des Geestes m'©©r em meer; o! 'tis gevloekt, omdat het daarin niet behouden is.


1) Hetzelfde werkwoord echein in Luc. 14:19: Houd me voor verontschuldigd.

2) K. Bornhiiuser, Studiën zur Apostelgeschichte, Gütersloh, 1934, blz. 29 en vlg.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 juni 1935

De Reformatie | 8 Pagina's

POPULAIR-WETEN SCHAPPELIJKE SCHETSEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 juni 1935

De Reformatie | 8 Pagina's