LITERATUUR EN KUNST
Vooruitgang.
G. Mulder: Deining. — J. H. Kok N.V., Kampen, 1934. G Mulder: Geeft gij hun te eten — J. H. Kok N.V., Kampen, 1935.
Uit de boeken van Ds J. A. Vissdier is de Frieise heide al bekend geworden, met zijn grote armoede in geestelijk en stoffelijk opzicht. W.ann©er dus ©en nieuw boek zich aanbiedt om in romanvorm die streek ©n dat volk te tekenen, verwacht men ©en dieper blik te znllen slaan in de toestanden van de Z.-Westhoek van Friesland. Immers een streekroman geeft de wisselwerking van 't land ©n zijn bewoners op elkaar en eist van den auteur een grobe kennis niet alleen van de streek in geografisch opzicht, maar ook van de folldore, van volksgewoonten en gebruiken.
„Deining" wil tekenen de verhouding van een boerenjongen ben opzichte van twee meisjes, de dochter van den boer van wie hij houdt, en de meid 'die hem tot'zich trekt en aan wier invloed hij zich bijna niet kan ontworstelen. Een eenvoudig gegeven, dat door goede beschrijving van muieninvloeden een aardig verhaal had kunnen opleveren
De hoofdpersoon, afkomstig uit ©en eenvoudig Clirisbelijk gezin, betoont zich een heel brave, maar ietewat onnozele jongen, aan wien de gebeurtenissen in zijn omgeving vrijwel voorbij zijn gegaan. Hij is nog erg bijgelovig en bang voor de kinderachtige verhaaltjes, die de schrijver laat vertellen als staaltjes van het volksgeloof. Hij spreekt be-
schaafd Hollands, huilt vrij veel, werkt iets minder, en zou dan ook stellig ondergegaan zijn in de deining van zijn leven, als de vader van het verkeerde meisje met met alle middelen hem het hoofd boven water had gehouden. De schrijver zelf toont aan alle zijden zijn onmacht. Hiandeling zit er niet veel in het verhaal, en om wat er nog gebeurt, praat de auteur zoveel, dat het verdrinkt. De taal geeft niets typerends van de streek, de folklore is ontleend aan lunderverhaaltjos, de beeldspraak is soms zeer overdreven, de dialoog buitengewoon zouteloos. Uit alles blijkt, dal de schrijver te hoog heeft gegrepen in deze „roman", en Friesland mag blij zijn dat Zeedorp niet een echt Fries dorp is.
De verwachting was niet hoog gespannen voor het tweede boelc van dezen schrijver. Hiet dient zich niet aan als roman nu, en speelt niet in een nader aangegeven deel van ons land.
Reeds dadelijk echter wordt men gepakt door een rake beschrijving van een troepje luierende soldaten. Ze hebben genoeg te doen, maar willen liever werkeloos zijn. En al spoedig zit de lezer midden in hel probleem: de werkloosheid, het wel willen, maar niet kunnen werken. Een crisisverhaal dus en als zodanig heel actueel. Want nog weinig wordt er in deze tijd geschreven in verhaaltrant over de malaise. De crisis is heel dikwijls onderwerp van gesprek, nog maar weinig voor een roman.
Het is dan ook een hachelijke onderneming de invloed te lekenen van de crisis op het persoonlijk, maatschappelijk en godsdienstig leven van de mens. De reactie van ieder is anders, als het probleem tot hem komt, en voor een christen is het wellicht het moeilijkst.
Twee gezinnen worden hier naast elkaar gesteld. Beide leven uit het christelijk beginsel. In het ene heerst betrekkelijke welvaart, want er is werk, en dus reden lot dank, die echter weinig wordt uitgesproken. In het andere gezin laat de crisis zich zwaar voelen: allen zijn werkloos. Maar liier wordt door den vader zijn christendom geloond. Hij is dankbaar ook in tegenspoed, voor wat er nog aan hem gedaan wordt.
Zijn gezin reageert anders. De sergeant, als dienaar van 't gezag, is wel ontmoedigd, maar hij wordt geholpen en kan zelfs trouwen met ©en dochter uit het andere gezin. Dat huwelijk is al geforceerd — een crisis-huwelijk, want zij verdient nog voor haar nu ook werkloos geworden vader. Door haar huwelijk bevrijdt hij haar van die drukkende last en opent hij zich de weg tot het steuncomité. Beide gezinnen zijn zodoende ontlast en liet jonge geluk kan ontbloeien temidden van de troosteloze omgeving.
Een tweede zoon, als onderwijzer meer ontwikkeld, wijt alles aan de oorlog en is volbloed ontwapenaar. Na heel veel moeilijkheden moet hij aan den lijve ondervinden, dat zijn beginsel van weerloosheid faalt. Zoals hij zelf zijn verloofde moet verdedigen tegen bandeloze kwajongens, moet de overheid zich handhaven tegen opgeruide elementen, die willen nemen met geweld, wat de regering slechts met mate kan geven. De derde negeert eenvoudig de overheid. Hij wenst geen steun te ontvangen, maar zal zich zelf helpen door smokkelaar te worden. Als liefhebbend zoon wil hij zijn ouders steunen, maar zij willen niet ontvangen dat wal de overheid ontnomen wordt. Zwaar wordt de vader op de proef gesteld', als men dreigt hem zijn steun te zullen ontnemen, omdat hij niet wil zeggen waarmee zijn zoon geld verdient. 'Hel werkkamp opent straks zijn poort voor de vaders. De zoons slaan met hun moeilijkheden in het leven.
Jezus zeide tot zijn discipelen: Geeft gij hun te eten. Ze moesten gaan halen wat ze hadden en toen geschiedde het wonder: er kwam meer dan genoeg. Deze eis: geeft gij, klinkt door het boek heen, aan overheid en rijken; het geloof in het wonder, dat God dan bovenmate kan geven, is bij allen te gering. Wel komen de zoons terug tot hel ouderhuis, waar gedankt wordt voor het ontvangene, maar hun terugkeer bevredigt niet geheel.
Te weinig gaat de schrijver uit van een centrale gedachte. Er lopen te veel personen rond in hel bock, met wier denkbeelden de schrijver moet rekenen. Niet alles wordt geleid naar het middenpunt, maar met elk der personen wordt afzonderlijk afgerekend, waardoor een grootse eenheid gemist wordt. De compositie is te weinig gedrongen. De schrijver laat zich soms gaan, om enkele bijkomstigheden te illustreren of te weerleggen, die met het verhaal weinig te maken hebben. De voornaamste bijfiguur, de welgestelde winkelier, die wel wil voldoen aan de eis: geeft gij... maar die niet weet, met hoeveel hij kan volstaan, is te onzeker getekend. Men weet niet aan het eind, hoe hij nu is, en wat hij eigenlijk moest doen in het boek. Die schrijver is dikwijls nog te uitvoerig In zijn beschrijvingen, waardoor iets weifelends ontstaat.
Het beste komt hij tol zijn reclit in de dialoog. De gesprekken der verschillende soorten personen zijn • over het algemeen raalc. Fijne opmerkingen, pit, üge gezegden, ruwe volkshumor verplaatsen den lezer direct naar de kern van 'tvei-haal. Ondanks zijn oompositiefouten is hel een goed boek ge, worden over een probleem dat ieder raakt. ï)e sclirijver heeft bij zijn tweede boek een actueel vraagstuk durven behandelen en heeft zich los gemaakt uit zijn eerste genre. Een grote vooruil, gang inderdaad.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 oktober 1935
De Reformatie | 8 Pagina's