LITERATUUR EN KUNST
Een historische streekroman.
Herman de Man: De barre winter van negentig. — Bosch & Keuning, Baarn. 1936.
De meeste boeken van Herman de Man, vooraJ zijn eerste „Aardebanden", „Rijshout en Rozen" en «Het Wassende Water" beschrijven liet gebied langs de Lek en den Hollandsclien, IJsel. Hij kent < lie streek door en door, weet de gebruiken, door ziet er de menschen. Wanneer dus nu een nieuw boek verschijnt van dezen schrijver over het zelfde stuk van ons land, kan de lezer rustig aannemen, dat de locale kleur goed is. De taal is, in tegenstelling met vele andere streekromans, slechts heel licht dialectisch gekleurd.
Het groote verschil tusschen de moderne streekromans en de oudere psychologische, zit vooral hierin, dat in de laatste alle zieleroerselen geanalyseerd worden, omdat elke handeling psychologisch verantwoord moet worden, terwijl dfe eerste den mensch in verband brengt met zijn geboortegrond. Zijn daden worden niet alleen uit het eigen zieleleven gemotiveerd, maar hangen tennauwste samen met de volksgebruiken, de „adat" van zijn geboorte- en woonplaats. Eeuwenlang bleven de geslachten op dezelfde boerderijen wonen, waardoor zich tradities vormden, die dikwijls sterker bleken dan de modernste uitvindingen. Daarbij Idreigde het gevaar, dat vele goede dingen, dat zelfs het geloof, meer berustten op traditie, dan op persoonlijk diep beleven. De verhouding tusschen mensch en grond was zoo hecht geworden, dat slechts gebeurtenissen van buitengewonen omvang of kracht, daar iets van konden loswrikken. Slechts wanneer de aard van de streek zicli wijzigde, veranderden ook, na lang, maar nutteloos verzet, de menschen. De boerenromans van Streuvels teekenen vaak dezen strijd en noodzakelijken ondergang.
Ondanks de tragiek die er verbeeld wordt, ademen de streekromans veelal een frisschen geest. Het wijde land en de open luchten geven een gevoel van ruimte, waarin men ontkomt aan de beklemmende benauwing van het psychisch gebeuren.
Ook „de barre winter van negentig" heeft alle voordeelen van dit genre in zich. Het tooneel van de handeling is vrij groot, een streek vol afwisse^ ling en toch het zelfde karakter dragend'.
De bouw van het boek is eigenaardig. Men zou het een raamvertelling kunnen noemen, d.w.z. een verzameling onderling losstaande verhalen, die door een dunnen draad aan elkaar verbonden worden. Hier worden tien verhalen bijeengehouden door een dubbelen band, omdat ze alle den feilen winter van '90 als thema hebben, en Houten Gert een droeve rol in elk der stukken speelt. Het eentonige, weinig gevarieerde refrein aan het slot van alle novellen „en toen was het toch eindelijk zomer geworden, na dezen barren winter vol versclirikkingen", verhevigt in sterke mate den indruk van het bijna eindelooze van dezen beruohten winter.
De natuurbesdirijving in het boek bepaalt zich tot een teekening van harden, grauwen grond en tot den bodem bevroren wateren. De aarde weigert als het ware de wisseling der seizoenen te aanvaarden, het blijft winter, ook als het voorjaar had moeten wezen. Daardoor wordt de boer uit zijn regelmatigen werkkring gesloten, hij kan niet dat verrichten, wat de traditioneele gang van het werk hem gebiedt. Hij wordt hierdoor uit zijn evenwicht gebracht en verleid tot dingen, die hij anders nooit zou doen. Deze invloed van den winter, op den van zijn grond losgemaakten boer, de vernielende gevolgen van de felle koude op mensch en grond, worden met kunstenaarshand beschreven. De ondertoon is heel somber. Langzaam aan begint de verwording. De boeren, los van hun werk, raken los van hun zeden, en vooi-vaderlijke inzettingen. De kermis komt, om het leed te doen vergeten in schijn\'iieugde. De spaarzaamheid slaat om in brooddronkenzucht en spilzucht. Met de zelfde taaie volharding, waarmee de boeren hun bedrijven opbouwden en uitbreidden, gaan ze nu hun ondergang tegemoet. De koude, die den grond onvruchtbaar maakt, doet ook de harten der menschen bewiezen. Wreedheid en moordzucht verdringen liefde en eerbied voor den naaste. De overgeërfde godsdienstigheid blijkt te zwak om de booze invloeden te overwinnen.
De armen verliezen hun overgeleverden eerbied voor den werk- en broodgevenden boer. Zoolang de aarde hun door hard werken een karig stuk brood opleverde, berustten ze in het door God verordende standsverschil. De barre winter ontneemt hun het brood en daarmee hun oude begrippen. Bij hen ontwaakt het besef van recht op voedsel, dat anderen in overvloed hebben. Ze gaan rooven, wat ze niet meer met werken kunnen verdienen. De ijselijke geldzucht van Houten Gert houdt de hoofdstukken bijeen. Aan het einde van elk der tafereelen is hij beter geworden van de ellende en den ondergang van anderen.
Maar ook hij ontkomt niet aan de gevolgen van zijn gedrag. De wrekende gereclitigheid treft hem door het verlies van zijn dochter, die met een man meegaat, niet uit den boerenstand, wat een klap is voor zijn boerenlrots. Zij, de in traditie opgegroeide boerendocliter, verlaat het vervloekte land, om bij den vader van haar ontvoerder de hefde te zoeken, die haar op geld beluste vader verloren heeft.
Met felle kleuren heeft de auteur dit alles gepenseeld. Van overdrijving heeft hij zich niet steeds weten te vrijwaren. Zoo laat hij op een feest den wijn over den drempel naar buiten stroomen
(Zie vervolg pag. 408.)
Daardoor wordt de lezer geneigd ook bij andere gedeelten zijn twijfel plaats te geven
Aan den godsdienst wordt een groote plaats ingernimd Deze boeren waren meerendeels kerksche menschen. Maar hun geloof was niet bestand tegen de verleiding. Slechts bij enkelen vermocht het redding te brengen. De vrome meester echter wordt door zijn zondegevoel tot krankzinnigheid gebracht. De schaduw laat de schrijver zoo zwart vallen, dat het geloofslicht er niet door kan schijnen.
Een nadeel van den opzet is ook, dat er sommige stukken ingevoegd zijn, die eigenlijk niet meer met het verband te maken hebben, dan dat zij juist m dien strengen winter gebeurd zijn. De toon is daarin ook lichter, de stijl humorisüsch soms, en sterk contrasteerend met dien der andere verhalen.
De hoogte van zijn vorige werken bereikte de schrijver hierin m.i. niet. Maar hij gaf toch een literair hoogstaand boek, waarin de bijna legendarisch-hislorische winter aangrijpend geteekend werd. Een boek waarin de psychologie van den boer en zijn land, hun onverbrekelijke saamhoorigheid meesterlijk is beschreven.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 augustus 1936
De Reformatie | 8 Pagina's