GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Persoonlijke herinneringen aan Dr Kuyper.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Persoonlijke herinneringen aan Dr Kuyper.

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

CoUega Schilder verzocht mij voor „De Reformatie" enkele persoonlijke herinneringen aan Kuyper te willen geven. Gaarne heb ik deze uitnoodiging van den Hoofdredacteur aangenomen.

Toch is het wellicht goed aan deze herinneringen eene enkele opmerking te laten voorafgaan. Soms is 'tnoodig precies te vermelden, wanaeer en naar welke aanleiding een gesprek plaats had met hen, aan wien men „Herinneringen" wijdt. Immers gebeurt 't meermalen, dat iemand, zeg na tien of vijftien jaren over een bepaalde zaak tot een ander inzicht is gekomen dan hetwelk hij voorheen aan den schrijver van de „Herinneringen" meedeelde. Niet altijd mag men zeggen: Zoo dacht iemand, toen hij mij zijn vertrouwen giind^ 'en daarom kan 'een later gepublicee'rde •en van de eerste afwijbe'nde O'pinie niet juist zijn weergegeven.

Een enkel voorbeeld ter toelichting. Collega Dijk heeft in den loop van dit jaar in „De Bazuin" ons m'eegedeeld, dat Mr A. F. de Savornin Lohman in 'een persoO'nlijk gesprek bij hem den indruk vestigde, dat hij vooral op juridische gronden indertijd was meegegaan met de Doleantie. Zo'O moet het dus Lohman voor den geest gestaan hebben in den tijd, to'en prof. Dijk het vO'orrecht had dezen krachtigen kampioein voor het Christelijk onderwijs persoonlijk te mo'gen ontmoetc'n.

Dan, hiertegenover kan ik eene geheel andere persoonlijke herinnering aan den nobelen Lohman publioeeren. Aan enkele studenten van de Vrije Universiteit viel in de eerste helft van 1886 de eer ten deel, dat Mr de SavO'inin Lo'hman hun zeer openhartig meedeelde, wat hem bewoog zijde aan zijde te staan m'et zijne ambtgenooten Kuyper en Rutgers. Ik was een hunner. Toein verklaarde Lohman met vuur: Heeren, afe er in de Ned. Herv. Kerk naast de Gerefo-rmee'rde, alleen Ethische predikanten waren, dan zou ik geen vrijmoedigheid gehad hebben het op te nemen voor de geschorste leden van den berberaad van Amsterdam. Maar nu aan het ongeloof in de Hervo'rmde Kerk deze'lfldle rechten worden toegekend als aan het geloof en nu de Haagsche Synode O'udanks het ernstig protest van Groen van Prinsterer en van hen, die later zijn standpunt innamen, onaandO'enlijk bleef, ja van kwaad tot erger vo'Ortsohreed, heb ik geen oo'genblik geaarzeld. En 'tis mij, als hoor ik Mr Lohman nog in heilige verontwaardiging zijne confidentie besluiten met deze woo'rden: 't Is mij onbegrijpelijk, hoe mannen, als mijn vriend DiS H. Pierson, die toch den Heiland liefhebben en Hem belijden 'cn dienen, in één kerkverband kunnen blijven m'et predikanten, die de Godheid van Christus ontbeainen en niet willen weten van het bloed der verzoening. Dan heeft Vinet toch anders gehandeld. Hij ging m'et de stichters van de Vrije Kerk in Zwitserland tot den prijs 'eener groote opo'ffering ni'ee, omdat zijns inziens het ongeloof in de kerk niet mag geduld. Deze woorden van Mr L. heb ik aan studente'n wel' eens verteld. Laat nu niemand conclndeeren, dat öf collega Dijk óf ik onjuist de opinie van Mr Lohman weergaf. Het verschil zal hieruit verklaard moeten wo'rden, dat Lohman in tater jaren over de Ned. Herv. Kerk anders dacht dan voorheen en bij' daarom het accent verlegde van de geestelijke en confessioneele naar de juridische bezwaren.

Dan, onder dit voorbehO'Ud, nu ter zake.

I. In mijn gymnasiastentijd sprak mijn Vader, die reeds voor Kuyper's komst te Utrecht lid was van den kerberaad der Hervo'rmde Gemeente, meer dan 'eens over de jaren, die DT Kuyp'er al's predikant te Utrecht doo'rbracht. Zoo bijv. over zijn wetep'refcende 'ea boieie'nde preeben, O'Ver het verschil van gevo'elien inzake den Schoolstrijd tusschen Beets en Kuyp'er, — B'eets preebte den Zondag na het bebende debat tusschen Groen van Prinsterer, Beets 'en Kuyper over I Oor. 14:32: „En de geesten der profeten zijn den profeten onderworpe'n", en daarop Kuyper O'P den volgenden Zondag over I JO'h. 4:1 ('tmiddelste gedeelte): „Maar beproeft de geesten, of zij uit God zijn" —; over de voorstelling van Kuyper in - een preeb over Zondag XXII van den H. Catechismus, dat de zielen der geloovigen van bet O. T. eerst na het sterven van den Heiland naar den hemel mochten gaan, tegen welbe gedachte mijn Vader in de berkebamer met alle bescheidenheid maar vruchteloos bedenkingien inbracht; O'Ver bet tot laat in den nacht zich 's Zaterdags voorbereiden voor de bediening des Woords; over de'groote sympathie van den bekenden bankier Kol, 'Cen vriend van Kohlbrügge, vooa- Kuyper — 'eene sympathie, die later wel verminderde maar toch tot de'n dood van den heer KoÜ (gelijb Kuyper zelf me 'eens meedeelde) heeft voortgeduurd, 'enz.

Daarbij abonnee'rde mijn Vader zich van meetal op „De Standaard" en „D'e Heraut", van we-lbe blade'n ik van 1882 af een trouw lezer geweeslt ben. Zeer leefde ib van dien tijd af m'et den politieken, theologischen en kerbrechtelijken strijd van Kuyper mee. Als de dag van gisteren berinaer ib me nog, hoe verontwaardigd ik werd en eenige dagen bleef, toen de bekende Dr Jonber in die Gebeds-Ure', die aan de jaarlijbsche Predikanteavergadering te Utrecht voiorafging (e'n destijds geregeld in de Mamix-zaal geho-uden ws'rd), zich belaas in zijn welsprekende rede deze wo-orden ontvallen liet: „zoo'ver is het gekomen, dat wij bestreden worden met wapenen, die in de hel gesmeed zijn".

Zoo zal ieder begrijpen, hoe ik er naar verlangde, Kuyper eens te zien en te hooren. In de Paaschvacantie 1884 kregen mijn vriend, de latere DB Noteboom, die reeds heenging, 'en ib daartoie de gelegenheid, omdat to-en Kuyper, nadat 's morgens en 's middags de Vrienden der Waarheid te Amsterdam vergaderd hadden, 's avonds optrad in de ure des gebeds. Hoog waren onze verwachtingen gespannen. E'erlijb moet ib zeggen, dat wij — hoewel onder den indrub van Kuyper's betoog — eenigszins teleurgesteld naar Utrecht terugbeerden. Blijkbaar was Kuyper dien avond vermoeid en niet in zijne vo'lle kracht.

In Siept. '84 liet ik mij inschrijven als student aan onze Vrije Universiteit. En toe'n duurde het niet zoo lang, of ik ontving met enkele andere studenten de uitnoodiging bij de familie Kuyper te bomen middagmalen. Evenals mijn cO'mmilitone'S zag ik er wel

een weinig tegen op. Dian, Mevrouw Kuyper ontving ons zoo vriendelijk, dat wij' spoedig op ons gemak waren. Na korten tijd kwam Pxof. K. binnen. En daannede was 't oogenblik gekomen, waarop' _ ik voor 'teerst zou ontmoeten den man, voor wien ik toen reeds zoo groote achting en sympathie had. Kuyper keek mij ©erst met zijne doordringende oogen ©enigen tijd rustig aan. Gelukkig maakten het stilzwijgen en de onderzoekend© blik me niet van streek. Kalm zag ik Prof. K. aan en wachtte ik zijn ©erste woord af. Toen gaf hij miji de hand, sprak ©en ©nfcel woord en noodigde mij uit aan zijn© rechterhand plaats te nemen aan. tafel. Al spoedig kwam toen 't gesprek op Utrecht. Herhaaldelijk heb ik in mijn leven aan deze eerste ontmoeting gedacht.

Gedurig zag ik ze weer voor mij die dooirdringende en toen ietwat strenge oogen. En hoevele aangename ontmoetingen en gesprekken zijn daarop in zijne beide woningen te Amsterdam en in zijn huis in Den Haag gevolgd. Kuyper wilde bovendien niet alleen mij te Ouds.hoom bevestigen maar vereerde mijn© vrouw en mij te Zeist ook met een bezoek, waarbij ik hem bet toen nog zoo intieme ©n (VOOT dien tijd) mooie kerkgebouw toonen kon, dat onlangs afgebroken is.

Steeds heb ik het als eene bijzondere gunst Gods gezien, dat Kuyper mij zoo dikwijls wilde ontvangen, steeds zoo hartelijk en gul met mij sprak en mij in toenemende mate zijn vertrouwen schonk. Wat nog meer zegt: dat ik van zoo nabij den Christen Kuyper mocht leeren kennen! En waar ik Kuyper zoo liefhad, daar ben ik er nog zoo dankbaar voor, dat ik op zijn sterfdag mijn geestelijken Vader, zooi vredig en met de armen over de bTOed© borst gekruist, mocht zien neerliggen.

II. In vroegere „Herinneringen" heb ik verteld, hoe zeldzaam dicht bij den Heere Kuyper leefde in de zoo spannende Januarimaand 1886. Ofschoon de post zijn groote brievenbus enkele malen per dag vulde liiet allerlei onwaardig en hatelijk geschrijf; men hem van de tram af uitschold, als men hem onder de voorbijgangers opmerkte; men in de bladen hem op grievenden toon allerlei dwaze plannen toedichtte en paneel-zager schold, toch kwam er, zelfs in huis, geen bitter woord over zijn© lippen.

Begrijpelijkerwij'z© werd dit in den loop van dit gedenkwaardig© en stormachtige jaar wel' eens anders. D© ouderen herinneren zich het zeldzaam geestige artikel, hetwelk Kuyper schreef naar aanleiding van de pelsjas, die aan DT VOS, uit dankbaarheid voor zijn forsch optreden, van „synodale" zijde aangeboden werd. Het ©erde Kuyper, dat hij spoedig dit artikel terugnam 'en er zijn leedwezen over betuigde.

In de groote vaoantie van 1886 overkwam Kuyper iets, dat toch wel alle perken van fatsoen te buiten ging en hem zeer gegriefd heeft. Wie weet niet, dat Kuyper een geoefend bergklimmer ©n ©en enthousiast Alpinist was. Kuyper ©n zijn gids maakten dagen van acht uur. Kuyper zei me eens, dat hij ook vlug klimmen kon. Hiervan deed hij me dit koddige verhaal. Op een goeden dag kwam het hem en zijn gids voor, dat iemand, die denzelfden bergtoer als zij maakte maar die hen niet vermocht in te halen, op ©enigen afstand gedurig luid© schreeuwde en heftig gesticuleerde. Dit begon Kuyper te vervelen. Zij toefden op ©en plek, totdat de derde man hen ingehaald had. Kuyper werd hiervoor met scheldwoorden en verwijten beloond. Wist deze vreemdeling dan niet, dat hij als ©en de* beste bergbeklimmers in Zwitserland bekend stond en dat het daarom een beleediging voor hem was-, dat de twee mannen, die voor hem hadden geloopen, zich zoo geweldig hadden ingespannen, om hem voor t© blijven? Kuyper lacht© hartelijk over deze zotte taal en antwoordde, dat hij altijd in dat tempo liep ©n in 't geheel niet had bedoeld iemand ook maar in 't minst te beleedigen. Dit kalmeerde den wat al te heet gebakerden Alpinist.

Van geheel anderen aard was_, wat in den zo^ mer van 1886 gebeurde. Toen Kuyper en zijn gids op een groeten bergtoer vermoeid in 'een Alpenhut aankwamen om er te eten en te overnachten, zag hij een hoogleeraar van ©en onzer openbare universiteiten, dien hij kende. Kuyper trad onmiddellijk tc'r begroeting op hem toe. Maar zoo luid mogelijk snauwde deze hem toe: Na wat gij dezen winter in Amsterdam gedaan hebt, begeer ik u niet langer te kennen. En de daad bij het woord voegende^, keerde hij onmiddellijk Kuyper den rug to©. Deze onwaardige bejegening in de tegenwoordigheid van derden, 'die door deze woorden wel een slechten dunk van den pas binnenge'treden reiziger moesten krijge'n, ontsteimde K. aeer, temeer omdat hij de Alpenhut eerst den volgenden morgen kon verlaten. En toen K. 't me vertelde, vlamde de bitterheid nog weer - even op in zijn ziel.

III. Kuyper heeft over wonderlijke leidingen Gods in zijn teven geschreven. Van 'eene daarvan weet ik iets meer.

Toien de Tweede Kamer der Staten-JGc'neraal op bet punt stond, de door Kuyper ingediende Wet op het Hooger Ondervnjs te gaan be'handelen, ver- W'eten vele Ethischen en sommige Confessioneelen hem, dat hij wel bereid was de Vrije Universiteit aan het jus promovendi met civiel effect te helpen, maar geen hand uitstalt, om de theologische faculteiten aan de openbare universiteiten, die na 1876 feitelijk faculteiten van godsdienstwetenschap' waren geworden, weer tot heusche theologische faculteiten te maken. Tc'vens verklaarden zij, dat huns inziens eerst dan voor d© wet-Kuyper mocht gestemd worden, als Kuyper ee'rst of althans tegelijkertijd de oude theologische faculteit door ©en wetswijziging wilde herstellen. De'ze eisch was in hooge mate onbillijk. M'en was 'teens over wal men afkeurde, maar terstond zou zich groot© oneenigheid. geopenbaard hebben, als de vraag aan de orde kwam: Wat dan wel? Op deze wijze zou de behandeling van de Wet-Kuyper op de lange baan geschoven zijn geworden en ev ten slotte niets van gekomen zijn.

Toch brachten de grieven van de Ethischen en de Confessioneelen de wet-Kuyper in gevaar. Een smaldeel van rechtsche, Chr.-hist., Kamerleden kon wel eens tegen stemmen, omdat niet tegelijkertijd de oude theologische, faculteitC'U hersteld zouden worden.

Fr beerschte groat© spanning in de Kamers en in den lande. Dan, toen wekte God de gedachte in bet hart van ©en van Kuypers leerlingen, om de geschriften van de toonaangevende Ethischen door te zien op dit speciale punt, hoe zij zich na 1880 over de openbare theologische faculteit 'en het theologisch onderwijs hadden uitgesproken. Het was echter kort dag. Twee dagen later moest de Minister reeds zijn ontwerp in de Kam'er verdedigen. Maar het gelukte toch. Hij las uit de geschriften van be'kende Ethische hoogleeraren als Valeton en Gunning citaten saam, en copieerde die, waarin deze professoren als hun meening te kennen gaven, dat dit gebleken was in de practijk: de bezwaren, die voor de aanneming van de wet in de zeventiger jaren der vorige eeuw van onze zijde 'en door Van Oosterzee 'en Doedes zijn ingebracht, zijn in de praktijfc lang niet zoO' ernstig gebleken, , als 't aanvankelijk scheen. Ja, prof. - Gunning meende zelfs van achteren Gods hand te zien in de nieuwe inrichting van het theologisch onderwijs. Enkele uren voor den aanvang van de Kamerzitting waren deze citaten in het bezit van Minister Kuyper. Toen Kuyper een deel dezer citaten bij zijne verdediging te berde gebracht had (z© zijn in d© Hand©linge'n van de Tweede Kamer opgenomen), liet dit niet na indruk te maken. Nog zoo kort geleden hadden toonaangevende Ethische professo'ren dus goed gesproken van het theologisch onderwijs — en nu zou er plotseling weer - een noodtoestand zijn; nu wijzigde men onverwacht voor de tweede maal zijn oordeel over de wet van Minister Heemskerk Sr.!!

E'en zoo 'eerlijk - en be-kwaam staatsman als Mr A. F. de Savornin Lohman liet dan ook niet na terstond bijzonder op het ge'Wicht van deze citaten en dit deel van de rede van Kuyper te wijzen. Spoedig daarop nam de Tweede Kamer het wetsvoorstel-Kuyper aan. Van de rechteirzijd© stemde alleen Dï de Visser tegen. Uit de houding van\5^ - onkreukbaren Lohman kon afgeleid, dat dit tegéiti, stemmen hem ongemotiveerd voorkwam.

IV. Ten slött© — ik zegde ©enig© weken na het verzoek van collega Schilder ook aan PSrof. Ddjk een artikel' (vO'Or „D|e Bazuin") van dezen aard, zij het beknopter, to'e — nog een'e herinnering. Men heeft 't wei eens voorgesteld, dat Kuyper het heel moeilijk hebben kon, als anderen — vooral jongeren — zijne opinie in een gegeven geval niel deelden. Dit kan ik 'echtC'r zoo beslist mogelijk weerspreken. Een ande're meening', uit oivertuiging en niet uit bij-oogmerken gebO'ren en op gepaste wijze geuit, maakte Kuyper niet bo'os. Ik heb dit zelf tot tweemaal toe duidelijk ond©rvond©n. Kuypers beschamend hartelijke en vriendelijk© houding tegen mij is tot aan zijn dood to© dezelfde gebleven.

Meer nog. Kuyper was er zich van bewust, dat zijne teerlingen later wel zouden bespeuren, dal zij niet maar voetstoots met alles, wat in z^ne dictaten en boeken voorkwam, konden instemmen. Hij sprak dit kort voor mijne promotie duidelijk uit. Het eerste, deel van mijn p'roefschrift over Ciomri© gaf daartoe aanleiding.

Op verzo'ek van den uitgever had Kuyper zelf in 1882 in „the Ciatholic Presbyterian" een drietal artikelen over Oomrie geschreven. Toen ik ©en nauwkeurig onderzoek naar het leven van Comrie had ingesteld, bleek mij echter, dat in de biographie van Kuyper verschillende onjuistheden VO'OTkwamen. Natuurlijk mo'est ik die corrigeeren. ZeU vond ik 't heel onaangenaam. Ik vertelde dat opemhartig aan Kuyper. Maar hij lachte ©r hartelijk om en zeide: Men heeft mij uit Woubrugge foutief ingelicht en zelf had ik geen tijd een onderzoek naar deze bijzonderheden in te steUen.

D'aarop ging hij aldus voort: Mijn tij'd is altoos zoo geweldig bezet. Je weet zelf wel, hoeveel ik wekelijks schrijven, hoeveel colleges ik geven, aan hoeveel gewichtige belangen ik leiding geven moet. D'aarom kan ik tot mijn leed niet elk woord, dat ik schrijf, zoo nauwkeurig wikken ©n wegen als Rutgers (over Rutgers geleerdheid len accuratesse sprak K. steeds met groote waardeering'). Rutgers breekt liever bij 't schrijven van een boek 'even af 'en snuffelt liever 'ee'U heelen dag, dan ©en foutief jaartal of - een foutieven datum te geven. Maar tot zulk een minitieus onde'rzoe'fc heb' ik op mijn gebied geen tijd. Nu sta ik in de O'vertuiging dat ik de hoofdlijnen op de terreinen, waarop ik mij beweeg, ten slotte goied gC'trokfcen heb. Ik meen, dat dit de genade is^ welke onze God me wildle .schenken. Oneffenheden, onjuisfh'eden, tegenspraak "zullen 'echter in de details ingeslopen zijn. Welnu, •ik hoqp', dat jullie saam die verwijderen en uit mijn levensarbeid een harmonisch geheel saamstel- •len zult.

*

Wie zou niet gaarne „ een Leermeester geven?

erinneringe'n" aan zulk HONIG'.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 oktober 1937

De Reformatie | 48 Pagina's

Persoonlijke herinneringen aan Dr Kuyper.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 oktober 1937

De Reformatie | 48 Pagina's