EVEN PARKEEREN.

Bij de gratie Gods.)

„Door Gods genade Vorst van Nassau", lees ik onder oude Oranje-portretten. In dit onderschrift wordt ons de sleutel gegeven op de geschiedenis van Vorstenhuis en Vaderland. Do Dillenburgsche Nassau's waren vorsten van goeden faam, maar van klehi formaat en geen menschelijke factoren verklaren de positie die het Huis Oranje-Nassau in de geschiedenis van Europa heeft mogen innemen. „Wil dat Duitsche Graafje oorlog tegen mij voeren? " spot Filips in 1567! Neen, God', van Wien de schilden der aarde zijn, heeft Vader Willem van een grandseigneur gemaakt tot een held des geloofs, die in die kracht koninkrijkien heeft overwonnen. Een HoUandsche Staat en Naüe bestonden toen zelfs niet in de gedachten. Na Leyoester is de Nederlandsche Republiek in alle stilte lot stand gekomen, als ^'erlegen met haar beslaan. Onze Slaat had müider van een leeuw dan wel van een huisdier, dat hulpeloos tracht stand te houden met de poolen in het slib. Wat een Staatje, deze onbelangrijke en onbeschermde gewesten! Welk een natie, deze altijd' kibbelende provincialen! Zoo wankel was ook de positie d!er Oranje's, aan successie heeft niemand gedacht, het Stadhouderschap was een wonderlijk staatsrechtelijk mixtum. Door Gods genade alleen is Nederland gebleven en is Oranje gebleven. Maurits, een jongen nog bij den dood van Vader Willem, doet als de kleine man in het blinkend harnas de krijgskans keeren. „Notre hérois!" zeggen ook de Franschen van hem. Meer dan in hem en in zijn broeder Frederik Hendrik leeft de go'dsvrucht voort in de edele dochters van Vader Willem, die het onverderfelijk versiersel hebben gedragen van een zachtmoedigen en stillen geest. Ik denk ook aan Willem Hendrik, den halfgebochelden, asthmatischen jongen, met zijn vreugdelooze jeugd. Kind van Staat. Alles is hem tegen, eerst wordt hij verwaarloosd door zijn moeder, 'dan bedild door do Staten. Zwak is zijn gestel, in kennis doet hij voor de andere Oranje's onder. Goids genade werkt in dit ongelukkige kind het geloof, zulk een geloof dat bergen verzet. Zoo wordt hij naar de beschrijvmg van vreemde gezanten „een groot soldaat, een groot econome, speelt niet, vloekt niet, is zeer arbeidzaam en laborieux". Restaurateur van ónzen Staat wordt hij als: Dutch William de bevrijder van Engeland en van het Protestantisme in Europa. Na zijn doiod schijnt het uit mei Oranje, de eenigste ernstige candidaat voor het Stadhouderschap verdrinkt jammerMjJi, men overweegt de souvereiniteit aan te bieden aan een Hohenzollcrn. Sommige takken van het geslacht Nassau sterven in deze dagen geheel uit. Het aanzien van het land daalt, de finantiën zijn slecht, de builenlandsche politiek is karakterloo'S, een geschiedenis schijnt afgesloten. Maar God' de Heere Zelf spreekt „Je Maintiendrai": Ik zal handhaven Mijn genade aan Oranje en Nederland! Willem IV en Willem V mogen geen groote staatslieden geweest zijn, zij hebben de tradities van godsvrucht en degelijkheid van hun geslacht bewaard en verdiept. Willem V heeft hel land mindei: gediend in het regiment dan wel op de knieën. Uit Engeland schreef hij: wal er O'O'k gebeurt. Ik zal God altijd' voor de welvaart van Holland bhjven bidden. Zijn gebeden zijn verhoord. Hel herstel van 1813 is geschied door de genade Gods. De Erfprins zwierf arm als een rat door Euro'pa rond), men wist zijn adres niet eens. De Ho'llanders van dien tijd waren waarlijk geen sterk slag menschen. Een plan bestond er niet, alleen Gods plan. Hij heeft Nederland hersteld en Oranje hersteld en hulpe van God verkregen hebbende, staan wij tot op dezen dag. Onder de regeering van 'den laatslen Koning schijnt het als zoovele malen vro'eger met het Huis van Oranje ten einde gekomen. En het schijnt dat de goden van den tijd het volk zullen afsleuren van den rotsgrond van het geloof. Maar opnieuw spreekt God: Je Maintiendrai en Hij heeft Zijn genade gehandhaafd over Troon en Volk tot op dezen dag.

Wellicht is het voor theologisch' geschooldten een moeilijk probleem welk soort van genade hier bedoeld' wordt en valt de exegese van het onder^ schrift hun zwaar. Maar laat ons in hel eenvoudig geloof der huislieden en poorters uit de benarde tijden onzer volksgeboorte ons vertrouwen en onze hoop voor Vorstenhuis en Vaderland' stellen in de genade van Hem, Die Koning der koningen en Heere der heeren heet. Zij het de belijdenisi van Koningin en onderdaan:

Mijn schilt 'ondfe betrouwen

Zijt Gij, o God', mijn Heer!

1) Gegevens voor dit artikel ontleende ik aan Dr N. Japikse: Geschiedenis van het Huis van Oranje-Nassau. Zuid- Hollandsche Uitgevers-Mij, Den Haag. 1937.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen