GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Aan een jongeren tijdgenoot.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Aan een jongeren tijdgenoot.

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

No. 11.

Amice,

Je kent dr J. Eykman waarschijnUjk beter dan ik. Als „intellectueel" heb je natuurlijk destijds — 'tis al weer ruim 6 jaar geleden, en we zaten midden in den strijd over Barth •— kennis genomen van het bij Bosch & Keuning te Baarn verschenen boek: „De Openbaring der Verborgenheid". Het werk, ik hoef je geheugen niet op te frisschen, wou op populaire, en serieuze manier laten zien, wat de dialektische theologie van Barth zoo al te beteekenen had „voor alle terreinen des levens"... als ik dezen kuj^periaanschen term in deze omgeving plaatsen mag.

In de voorrede werd al dadelijk van die theologie hoog opgegeven, en werd herinnerd aan het bekende artikel van dr Miskotte, gansch vurig, en ook gansch barthiaan, waarin deze zoowel dr Colijn als onzen redacteur ik weet al niet meer van hoe groote neocalvinistische dwaasheid beschuldigde, wijl zij in een tweetal artikelen, beide onder het motto: „Jezus Christus en het Menschenleven", het hadden „gewaagd", Christus, den gekruisigden, maar daarna verhoogden en nooit meer te kruisigen Heer, rechtstreeks te betrekken op politieke en cultureele gebieden. Of liever, want onze Heiland laat Zich door ons nergens op betrekken, ze hadden betoogd, dat Christus, de Heer, als Handhaver Gods in deze wereld, rechtstreeks betrokken was, en nu ook Zijn leerlingen betrok, in het politieke, het sociale, het cultureele leven. Dr Miskotte kon van die hoogmoedshouding van Colijn—Schilder maar niet bekomen, schier. Daaraan indachtig, wilden nu de opstellers van bijdragen aan „De Openbaring der Verborgenheid" aantoonen, dat wat Barth en de zijnen ondernomen hebben, wis en zeker géén „studeerkamer-revolutie" was. Alsof dat gezegd was! Hoe vaak was niet ook in ons blad verzekerd, dat Barth consequenties van omverwerping over heel de linie van het volle menschenleven meebracht?

Om nu op dr J. Eykman terug te komen, deze besloot het boek met een opstel over „Christelijk Jeugdwerk". Dat stuk heb jij allicht gelezen, zou je niet voor het „jeugdwerk" hevig geïnteresseerd zijn? Vlak vóór dr Eykman aan het woord kwam, had in het boek ds Buskes, van het „Hersteld Verband" nog ferm de miskottiaansche trom geroerd. O, die neo-calvinist Colijn! In het boek „Jezus Christus en het Menschenleven" hadden de „neocalvinisten" (!) „hun beschouwing over de nationale goederen" gegeven. En Colijn had „durven" (!) schrijven: dat „in den modernen tijd ook de gewone burger met zijn stembiljet in de hand een instrument is, waarvan de Christus-Koning Zich bedient. Wel te verstaan: bedient ter voltooiing van Zijn koninkrijk". Daar moest ds Buskes (want barthianisme en piëtisme raken elkaar) niets van hebben. Hoe kon Colijn nu het oneindige verschil in kwaliteit tusschen de nationale goederen en de goederen van het Koninkrijk der hemelen uit het oog verliezen? De Barthianen waren beter onderricht. Hun onderricht was dit: met die nationale goederen sta je op de aarde, de doodgewone aardsche aarde. Maar het Koninkrijk der hemelen maakt ons daarvan los. „Het Evangelie van het kruis maakt den mensch los uit den nationalen samenhang". „In elke nationale beweging büjft een christen een vreemdeling." In jouw jeugdwerk, en in dat waaraan je zuster, je meisje, meewerkt, werd altijd geleerd, ja zelfs vooropgesteld, dat je alleen in je menschelijke verbanden kon worden aangesproken door God, veranderd, vernieuwd, bekeerd. Want je bent nu eenmaal in die verbanden, zoo leerde Calvijn—de Cock—Groen—Fabius—^Kuyper. En als God je hébben wil. God of de duivel, dan zoeken èn de Heere God, èn de duivel, je op, zooals je bent, en daar, waar je bent: op aarde, in je verbanden, die God Zelf trouwens heeft gemaakt. Maar neen, — hier luidde het anders:

Ernstig en eenzaam staat Tusschen de holten van Hemel en aarde de man Die Gods woorden verstaat

Het dos moi pou stoo, het archimedisch steun- en standpunt, dat nog nooit gevonden was buiten de aarde, voor een levend mensch, werd nu geplaatst buiten alle verbanden („eenzaam"), en geprojecteerd „tusschen de holten van hemel en aard e". Daarna is wel óók die poëet weer een kopje koffie gaan drinken in de huiskamer, bij moeder de vrouw, maar het papier van zijn studeerkamer, straks van Bosch & Keuning, bleef geduldig. Ik hoef voor jou dat alles niet diep op te halen, je weet het nog wel. Bestrijden hoef ik het in dit briefje óók niet; ons blad heeft het zoo vaak gedaan. En het heeft voorspeld, dat dat alles zou uitloopen op een (trouwens rondweg in uitzicht gestelde) ondermijning van onze nationale goederen. En van deze niet alleen. Na de amsterdamsche synode heeft onze redacteur een brochure er aan gewijd „Geen Duimbreed". Hij liet daarin zien, hoe onder invloed van die barthiaansche theorieën de ééne adept der „christelijke politiek" en der „christelijk-sociale actie", en zoo voort, was terecht gekomen in de C.D.U., o zoo'n democratisch instituut, waar je tegenwoordig niet veel meer van hoort, sedert de democratie onder Rost van Tonningen en Woudenberg tot een Frühlingserwachen is opgeroepen met stentorstem, en de ander in de N.S.B., die precies den anderen kant uit wou. En terwijl die twee met elkaar slaags raken, staat de christelijke „pelgrim" van Bosch & Keuning's verzamelwerk

misschien wel „ernstig", maar zéker niet „eenzaam", en nóg zekerder niet christelijk-gemeenzaam, niet zoozeer

„tusschen de holten van hemel en aarde", die man ,

als wel tusschen Rost van Tonningen en Buskes, of ook Van Houten.

En intusschen lees ik nog eens over, wat dr Eykman schreef en schrijft. Hij s c h r e e f, in de uitgave Bosch & Keuning,

dat Barth's lidmaatschap van de S.D.A.P. goeddeels „geschiedde" onder het motto: daar gebeurt tenminste iets, es geschicht da wenigstens etwas; ...

dat hij óók uitriep (de S.D.A.P.-er): in Gods naam geen menschenwerk, de Geest Gods moet het doen (n.l. het maken van een leiding, waarlangs het licht zijn gloed kan verspreiden)...

dat, „zoodra er sprake is van den scheppenden Geest Gods iedere collecte voor het Koninkrijk Gods en zijn uitbreiding in feite nonsens, erger nog, heiligschennis wordt en dat ieder gebed voor den bloei van Zijn Koninkrijk Godslastering wordt, zoodra daarmede feitelijk bedoeld wordt de bloei van de Zondagsschoolvereeniging, de School met den Bijbel of de Jongelingsvereeniging, hoezeer ook aan den Heer en aan 'sHeeren naam verbonden"...

dat het woord gehoorzaamheid alle coöperatie met den Opdrachtgever (God) afwijst, en dat we altijd maar weer als Abraham zijn, die naar een land moest, dat hij niet kende...

en dat het — nota bene — bij de bespreking van „christelijk jeugdwerk" niet noodig was in te gaan o.m. op deze vragen: „wie hier werkelijk de naaste van de vragende jeugd is; zijn dat de Ouders, is dat de School, of beide, is het de Kerk, of is het de Gemeenschap of is het de Staat"? ? ?

Dit schreef dr Eykman. Maar wat s c h r ij f t hij nu ? In de concentratieperiode ?

Ach, ook dr Eykman is het te bar geworden in ons oude Nederland. De storm heeft gewoed; en sedert zijn bij getallen windkanalen aangelegd, waaruit één bepaalde wind over alle velden heengeblazen wordt, kunstmatig. Dat is ook dr Eykman te machtig geworden. Hij heeft een brochure geschreven, onder den titel: „Wij bouwen verder, MAAR OP WELKEN GRONDSLAG? "

Amice, ik zal over die brochure geen critiekje hier neerpennen. Er staat, vooral aan 't slot, heel veel in, dat reeds eerder door ons blad geschreven is. Geen woord kwaad daarvan. Maar ik wilde jou dit ééne vragen: begrijp jij nou, waar Miskotte gebleven is, met zijn uitval tegen Colijn en Schilder? En waar Barth blijven moet? En Haitjema? En die knappe broeder, die daar

ernstig en eenzaam staat tusschen de holten van hemel en aarde, die man ?

Dr Eykman wil bouwen in den stijl van 1 Cor. 3 : 11! Niemand kan een ander fundament leggen dan hetgeen gelegd is, hetwelk is Jezus Christus. Is dan toch, o barthianen, Christus een fundament in dien bouw, die in discussie is tusschen nationaal-socialisten en marxisten, antirevolutionairen, christelijk-historischen, C.D.U.ers en communisten ? Is hij dan toch een fundament van een gebouw, dat in de aarde en den tijd is verankerd, en in de verbanden van gezin, staat, maatschappij, en zoo voort? Niet maar een fundament, dat in een andere „wereld" met andere „dimensies" staat dan het gebouw, waaraan thans de wederopbouwdiensten ondersteld worden te werken, neen, maar een fundament, dat binnen dat historisch-aardsche bouwwerk een heuschen opwaartschen druk kan geven, en dragen kan?

Ik wil je wel eerlijk verklappen, dat ik even gedacht heb: fijn, alvast één barthiaan bekeerd van het barthianisme. Ik zeg dat, nu ik woord voor woord gelezen heb, niet meer. Goede verstaanders hooren nóg de klanken van het barthianisme in wat dr Eykman schrijft. In de manier, waarop hij bepaalde dingen uitdrukt. En andere verzwijgt. Dit geeft dan ook zijn brochure iets onduidelijks. Het angelpunt zit hier, dat hij, op den tweesprong van het betoog gekomen, verklaart: dat „bijbelsch bouwen" beteekent: „goed Nederlands (ch) bouwen". Het zwaartepunt ligt hier natuurhjk niet in Nederlandsch; want terecht wordt óók opgemerkt, dat „wij in Nederland, evenmin als in welk land ook, op het eenig mogelijk fundament, Jezus Christus, kunnen bouwen, wanneer wij dat zouden willen doen hand in hand met Judas of met den grooten „aanpasser" (!) Petrus of met hen, die in het hoofd hebben een of andere rassenvroomheid, rassenverheerlijking of een andere mensch- of staatvergoddelijking". „Goed-nederlandsch", staat dus naast goed-duitsch, goed-engelsch, goed-russiseh, etc. De nadruk zal dan ook wel vallen op „goed": „góéd- Nederlandsch". Maar nu één van beide:

dr Eykman bedoelt, dat in Nederland christelijke tradities liggen, en dat we d i e niet moeten verloochenen (dan kunnen we dus met zijn brochures onder de Heidenen en Mohammedanen niets beginnen, evenmin als de heer Mussert, die de christelijke kerk beschermen wil, maar dan alleen in de binnen Europa gelegen deelen van het rijk), óf:

hij bedoelt, dat het Woord des Heeren moet

worden gehoord en gehoorzaamd, en dat dit ook metterdaad mogeUjk is binnen het kader en het bestek van staats-, maatschappij-, pohtieke bouwsels.

Vraag dr Eykman eens, hóe hij het bedoelt, als je hem tegenkomt?

Zou hij zeggen: ja, heusch, die tradities zijn voor mij de verbindingssehakel, en de Zwijger, en Luther, en zoo, zeg hem dan, als je 't niet onbescheiden vindt (en ik verdenk jou van die misvatting niet) dat die grondslag wankel is. Dan zouden de Joden anders moeten „bouwen" dan wij? De Zoeloe's ook? We zouden dan de mohammedanen met rust moeten laten in onze zending? En deze onbeschermd? (a la Mussert? )

Zou dr Eykman daarentegen verklaren: neen, maar het Woord van Jezus Christus, in den bijbel, is een fimdament, waarop je een concreet-nederlandschen politieken, socialen, economischen optrek kunt doen „steunen", echt steunen, wel, vraag hem dan, of hij niet beter van Miskotte afscheid nemen kan, en eens hardop zeggen, dat de christelijke politiek van Colijn's theorie, althans van diens theoretisch verlangen (wij blijven bescheiden) toch heusch goeden zin heeft, en goede sier, óók in dezen dr Eykman benauwenden tijd? Dan kun je zelfs Judas nog scherper taxeeren dan dr Eykman het hierboven deed; Judas is alsdan geen „koning der verraders", doch verrader van een bepaalde evangelie, verrader dus ook van een zeer bepaalde tragedie; en dan is verrader niet maar wie in den volksmond als zoodanig aangewezen wordt, maar ook wie een anderen Messias wil, dan Paulus en de „aanpasser" Petrus. Het verschil tusschen Petrus— Paulus ter eener, en Judas ter anderer zijde lag niet hierin, dat de één op den Messias niet wilde „bouwen", en de ander wél, maar dat de één dit, en de ander wat anders Hem wilde zien bouwen. Dat er op Hem historisch gebouwd moest en kón worden, en dat hij anders geen messias was, daarin waren ze het samen gloeiend eens. Ja, gloeiend: dat woord is maar geen oratorie dezen keer.

Een bekeering? In elk geval een verduidelijking: als de barthianen het eerste woord spreken in dezen ellendigen tijd, dan komen ze toch weer naar het standpunt van Colijn— Schilder en de andere „Kuyperianen" toe. Ze kunnen 't ook niet laten, als ze nog iets willen redden van wat ook door hun theologie bedorven en uiteengeslagen is.

Paulus in 1 Cor. 3 : 11. En Eykman. En Colijn. En het driemanschap.

En Barth, wou je vragen?

Och Barth heeft nog pas geschreven, dat op den grondslag van 1 Cor. 3 : 11 alleen maar in hope gebouwd worden kan: gar nicht anders, als in der Art, im Modus der Hoffnung. Dat beteekent bij hem: niet historisch. Niet zóó, dat je kunt zeggen: ik heb tenminste iets bereikt, dat de Opgestane Heer goed vindt, en bewaart tot op Zijn dag en daarna, al moet hij het dan ook zuiveren en volmaken.

Je ziet, dat Barth er nog niet aan toe is, dr Eykman geUjk te geven. Tot onderscheiden fundamentleggers a la Kuyper—Colijn—Fabius—Groen etc. knikt hij nog maar altijd: neen: war dabei 1 Kor. 3, 11 nun wirklich bedacht?

Mocht je dr Eykman niet te spreken kunnen krijgen, troost je dan in elk geval maar met deze gedachte, dat je, om voor ons berooide volk iets goeds te kunnen zijn, goed antirevolutionair moet wezen. Verdiept, bekeerd, gesterkt, van allerlei ballast bevrijd? Best mogelijk. Maar dan toch antirevolutionair, en kerkelijk-gereformeerd, ook al met al die toevoegselen van daarnet erbij. Houd vast, dat het barthianisme ettelijken heeft losgeweekt van hun vroegere politieke partij. Ze voelden zich, vrij de een, geslagen de ander, belast, opgelucht, de derde, vierde. Een enkele vertoonde ook wel een tikje dédain in z'n gelaat, toen hij de deur passeerde. Ik zie er heel wat, met name onder de barthiaanseh-christelijk-democraten, die vandaag een beetje beteuterd staan te kijken: de wind is niet in de zeilen. Anderen zijn aan 't jubelen: grrooote overwinning (van de N.S.B., zegt dr V. d. Vaart Smit). Maar wij samen zullen maar voortgaan in 't oude spoor. Hopen we, dat we het nóg beter doen. Wij willen niet met leedvermaak zien, dat óók onder de uit onze gelederen weggeloopen barthianen op 't oogenblik de oorlog om de macht in vollen omgang is; de marxistisch opgetuigde christen-demoeraten van ds Buskes onder de hiel van de N.S.B.-ers, waar immers óók verscheiden barthianen onder zitten. Want wij willen nooit profiteeren van het recht van den sterkste. Die hééft geen recht. Er is alleen maar een recht van G o d. In zijn naam, en noch in naam van „het" recht, noch in naam van „de" kracht, willen wij „altoos recht doen in 't gericht", wanneer het heet: „land en volk was in verval, maar zijn pijlers stelde ik vast tegen woed' en overlast".

O, wee, mijn briefje is te lang geworden. Maar 'twas verleden week te kort... aanpassen maar.

Groet dr Colijn van me bij gelegenheid. Als steeds, t.t.,

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 augustus 1940

De Reformatie | 8 Pagina's

Aan een jongeren tijdgenoot.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 augustus 1940

De Reformatie | 8 Pagina's