GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Pinkstergeest en Vrijheid

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Pinkstergeest en Vrijheid

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Waar de Geest des Heeren is, aldaar is vrijheid. 2 Cor. 3 : 17b.

Diep geworteld is in ieder menschenhart het begeeren, de hartstocht naar vrijhield. Ja, misschien is dè immer actieve vrijheidsdrang, die met het menschenleven zélf gegeven is, wel de motorischei kracht van aUe begeerten en verlangens, die in mensohen gisten kunnen. Waarom anders zoekt de mensch eer, macht en genot dan om mèt dat alles en in dat alles vrij te zijn? Gebondenheid en slavernij is de groote schande voor den mensch, die zich van zijn raenschzijn bewust is; waarlijk vrij-zijn is zijn hoogste glorie. Vrij-zijn willen de individueele menschen, maar niet minder de gemeenschappen der menschen, de staten en volken. Zijn alle oorlogen en worsteUngen ten slotte niet gevoerd om. de vrijheid te verwerven of te vergrooten?

Maar terwijl de zucht om vrij te zijn in alle menschen leeft, is de voorstelling van de vrijheid, zooals die in de harten der menschen gevonden wordt, bijna oneindig gevarieerd. Is de vrijheid voor alles een individueel bezit of is de vrijheid der gemeenschap het hoogste goed, waaraan men alleen deel kan hebben door ziöh volkomen in die gemeenschap te laten oplossen? Is vrijheid in haar hoogste ontplooiing een zich ontdoen van alle banden, die men niet zélf heeft gekozen en aangelegd? Of zijn er toch banden die erkend en aanvaard moeten worden zal er van echte vrijheid sprake kunnen zijn? Ligt de vrijheid „tussühen" bandeloosheid en gebondenheid in als een soort „juiste midden", als een niet scherp omUjnd grensgebied? Of ligt ze op een ander en hooger niveau dan dat waarop de spanning tusschen deze binding en ontbinding beleefd wordt?

Deze en dergeüjke vragen duiken in allerlei variatie steeds weer op en roepen onophoudelijk om.'een ant­

Temidden van allerlei verwarring in probleem-stelling en antwoord, of liever, daar ver boven uit, laat de Schrift klaar en bijna simpel het Woord des Heeren ook over de ware vrijheid hooren. Verrassend is het paulinische woord, dat boven dit artikel werd geciteerd. Wij willen iets van den rijkdom, die daarin opgehoopt ligt, gaan zien.

In den tweeden brief aan de Korintlhiërs, zet Paulus scherp tegenover elkaar de o u d e bedeeling, waarin het volk Israël leefde en de nieuwe, die met de komst van den Zone Gods in het vleesch aanving, en waarin de Kerk van Jezus Christus ook nu nog leeft, gelooft en hoopt.

In zijn typische, aphoristische schrijfwijze zegt hij nu, dat de oude bedeeling gekenmerkt werd door de lette.r, terwijl de nieuwe de signatuur draagt van den Geest.

Wie een beetje op de hoogte is, weet hoe er met deze woorden wordt geknoeid.

Men heeft ze nota bene dikwijls „toegepast" op den Bijbel, zooals wij dien bezitten. Men zeide dan, Axt de Heilige Schrift „op zich zelf genomen" een „doode letter" was! Alsof ooit het woord Gods „op zicnzeit" zou bestaan of beschouwd kon worden. Die Bijbel „op zi(.hzelf", die „doode letter" dus, deed - zoo ging men verder - niets. De Geest moest „er bij" komen, of, nog erger, er voor in de plaats komen. Dan pas was het goed. Zoo werden zonder blikken of blozen , woord en Geest, die God onscheidbaar aan elkaar verbonden had, en die nu in Christus volkomen één zijn, uit elkaar gescheurd, om ze daarna weer zoo'n beetje met elkaar te combineeren. Dikwijls werd dan bovendien nog min of meer gesmaald op die „doode letter", waarvan men niets moest hebben, terwijl men geheel vergat, dat Paulus niet spreekt van een „doode letter", maar van een letter, die doodt: dus van een letter, die zoo „leeft" en zoo „sterk" is, dat zij iemand dood kan slaan!

Als Paulus spreekt van de tegenstelling tusschen „letter" en „Geest", gaan zijn gedachten een gansch anderen kant uit. Hij ziet dan allereerst naar zijn volk, naar het oude Israël, zooals dat in zijn dagen leefde, zondigde en langzaam onderging.

Aan dat volk had Jehova eenmaal zijn wet gegeven. Die heerUjke, verheven, heilige wet! Van die wet zegt Paulus in zijn brieven overal de mooiste dingen! Hij zingt ervan! Die wet is heilig, rechtvaardig en goed. Het gebod der wet is naar zijn eigenlijken aard „ten leven", dat wil zeggen: het geeft, als het volkomen wordt gehouden, het echte, eeuwige leven. Neen, Paulus denkt er niet aan omtrent die wet, door God zelf aan zijn volk geschonken, ook maar één leelijk woord te zeggen.

Maar wat heeft Israël nu van die wet gemaakt? Het oude volk heeft in een proces van eeuwen Gods oneindige, heel het leven omspannende, wet gedenatureerd tot een complex van levensregeltjes, tot een lijst van allerlei voorschriften die keurig nageleefd moesten worden! Deed men dat — en het was heel goed mogehjk dat te doen — dan ontving men als een eerüjk en zelf verdiend loon van God het eeuwige leven. De wet was zoo voor die Joden een soort ladder, waarmee ze den hemel konden inklimmen. Zoo hadden de Joden Gods heilige wet tot een „letter" gemaakt, die ze begrijpen konden, die ze best onder de knie konden krijgen, waarmee ze het heel goed konden klaar spelen, om zich voor tijd en eeuwigheid veilig te stellen.

Hoe het kwam, dat Israël Gods verheven wet zoo had verknoeid, zegt Paulus ook! Op het aangezicht der Joden — zoo-lezen we — ligt een „deksel" als ze de wet, ja, het gansche Oude Testament, lezen. Hun permanent, hardnekkig ongeloof maakte, dat zij de wet en de geheele Heilige Schrift niet meer hoorden en kenden als het levende woord van den levenden God. Dat woord sloeg hen niet neer! Het oneindige en verterende, de onpeilbare diepte en het goddelijke, was er uit! Er was een nevel gekomen tusschen de letóhte, machtige wet en hun hart. Zij zagen en lazen haar door een bril van zeer valsche kleur. Zij konden de wet baas. Het was hun wet geworden. Keurig pasklaar was zij gemaakt voor het door hen zelf ontworpen levenssysteem.

Maar God laat niet met zich spotten. Niet ongestraft kan men met zijn wet spelen en. sollen. De „letter" waarvan de Joden zooveel verwachtten, zou hen tenslotte dooden, hen storten in het eeuwig verderf.

Tegenover dit verkrachten van Gods wet in den kring van het oude, joodscbei volk, ziet Paulus nu heel wat anders. Hij ontdekt het nieuwe Israël, de gemeente van den levenden God, de kerk van Jezus Christus. Het is de vergadering van hen die door Christus geroepen werden en zich tot Hem hadden bekeerd. Jezus Christus is het Hoofd ervan. En zoo geheel en al is Hij de Koning, het Hoofd, de Leider, de Ziel van Zijn Kerk, dat Paulus soms den Christus en zijn Kerk kortweg samenvat en beide tegelijk met den eenen naam „Christus" Eianduidt. 1)

In die uit Christus levende en door Christus geheel en al beheerschte kerk leeft en werkt de Geest van Christus. In dien Geest was Christus op den PinkS; terdag naar zijn kerk teruggekomen en met dien Geest doordringt Hij nu aller hart. En aldus, door dien in de Kerk wonenden Geest, breekt Christus het onverstand, de verblinding, de beneveling, die het den menschen onmogeüjk maakte Gods wet en woord te hoo-, ren en te verstaan. Nu komt het zuivere inzicht in de wet des HEEREN. Nu komt het geesteUjk verstaan van hst woord van God. Dat wil zeggen: nu worden ze gehoord en verstaan, zóó, als Grod ze bedoelde. En als dat geschiedt, gaat het woord Gods, of het belooft of beveelt, dreunen en verpletteren, lichten en leven. Het wordt de uitdrukking, de uitbeelding van Gods oneindigen, verheven Scheppers-en Verlosserswil. Het woord Gods Sioudt op een ding te zijn, waar we over beschikken, waar we wat mee bereiken kunnen. We hooren er in den levenden, sprekenden, bevelenden God Zelf. Het woord hoorend staan we oneindig klein voor den Eeuwige en Almachtige. Het voert ons in die oneindigheid, waar al het menschelijke onzegbaar klein en al het zondige onzegbaar verschrikkellijk en God alleen groot en heerhjk is.

Dit is nu het geestelijke verstaan van Gods woord. En, zeer markant en kort, noemt Paulus dit geesteUjke verstaan eenvoudig „Geest". Misschien kllinkt dit bij het eerste hooren wel een beetje vreemd. Maar in ons spraakgebruik is een duidelijke aequivalent, waardoor Paulus' uitdrukking opeens doorzichtig wordt. Van leen kamer, die op het zuiden ligt, zeggen wij: de zon komt in die kamer, of: wij hebben daar den geheelen dag de zon. Het zonnelicht en de zonnewarmte, het effect dus van het schijnen der zon, wordt dan kortweg „de zon" genoemd. Welnu, zoo noemt Paulus Mer — en ook op de andere pllaatsen — een effect van de aanwezigheid en het werken van den Heiligen Geest zonder meer „Geest".

Zoo wordt dat zinnetje: de Heere nuisdeGeest glashelder. Het wil zeggen: Waar Jezus Christus is en werkt met Zijn woord en Geest, dat is dus in Zijn kerk, daar wordt gevonden het zuivere, geestelijke verstaan van Gods woord en wet.

Als Paulus deze dingen nadrukkellijk heeft gezegd, neemt hij opeens een gedachtensprong, zooals wij dien zoo dikwijls bij hem aantreffen. Hij schrijft over den Christus en over de kerk en over het werk van den Christus üi die kerk door Zijn Geest. En dat lééft mi voor hem. Hij ziet de kerk, die nieuwe m: enschengemeenschap vóór zich. Hij aanschouwt hoe de Heilige Geest niet opzichtig, maar wel rusteloos en met gróóte kracht daarin werkt. En zoo starend op het wonder der kerk, die vol is van den Heilligen Gesst, ontdekt hij opeens nieuwen rijkdom in haar. In die kerk, waar de Geest des Heeren woont en werkt is de v r ij h e i d, de ware vrijheid. Met een jubel in zijn stem zegt hij het.

Als een zoeklicht is dit woord. Een zoeklicht, waaruit helder witte stralenbundels de duisternis inboren. be Kerk des Heeren is v r ij ! Zij alleen. En zij is het, omdat de Geest des Heeren in haar woont en werkt.

En nu kunnen we verder komen. Want wat het werk des Geestes is, dat wéten we uit de Schriften. Wat is het anders, dan het uitwerken en tot vol effect brengen, door heel de wereld heen, van Christus' verlossingsarbeid? In Christus en door Christus is de wereld in haar wortel vernieuwd en herschapen en door en in Zijn Geest werkt Christus de herschepping uit totdat zij volïind is, totdat zij gansch de wereld en heel de mensohheid heeft vernieuwd.

We kunnen het eenvoudig zóó zeggen: Christus maakt door Zijn Geest Gods geschapen en daarna gevallen menschen zóó als de Vader ze hebben wilde. Hij zet ze op de plaats waar God ze zien wilde. Hij geeft ze de krachten, waarmee ze hun door God opgelegde taak kunnen volvoeren. Hij leert hen hun bestemming zien en leidt ze daar naar toe. Hij voegt hen in de leven.=! verbanden, waarin ze naar Gods bedoeiling alleen leven kunnen. Dat is: Hij plaatst ze in de zuivere relatie tot God, tot zichzelf, tot de raedemenschen en tot de wereld. In één woord: Christus maakt door Zijn Gsest van de gevallen en door en door verdorven menschenkinderen weer menschen, die den lof des HEEREN kunnen en gaan verkondigen.

En deze menschen zijn, juist omdat ze zóó zijn, V r ij. Want wat is vrij-zijn anders dan leven en kunnen leven naar den eigen, door God ingeschapen aard? Wat is het anders dan het zich ontplooien en kunnen ontplooien zóó, als dat door God voor den mensch werd gewiild? Wat is het anders dan te werken en te kunnen werken aan de taak, welke God als de speciale menscheritaak heeft vastgesteld? Wat is het anders dan bevrijd te zijn van de machten, die het menschenleven krenken, verwoesten en te gronde richten, dus van de macht van Satan, zonde en dood?

Hoewel deze karakteristiek van de Kerk, • als de gemeenschap van door den Geest vrijgemaakten, een eigen, zelfstandige plaats heeft in Paulus' betoog, moeten we nooit vergeten over welke brug hij tot dit punt kwam. De overweging daarvan zal de vrijheid, die hij hier op het oog heeft nog sterker belichten en in haar eigenlijken aard nog beter doen doorzien.

Paulus sprak over het zuiver, het geestelijk verstaan van de wet en heel het woord Gods. En van daar uit werd hij vanzelf geleid naar de vrijheid der kerk, de vrijheid der kinderen Gods.

Die twee hangen dus ten nauwste samen! In Zijn woord zegt God wie Hij is en wie de menschen zijn in relatie tot Hem. In Zijn woord openbaart Hij wat Hij met de menschen deed, wat Hij hun gaf, hoe zij Hem steeds weer verachtten. In Zijn woord openbaart Hij de verlossing, die Hij alleen bewerkte, in Zijn woord zegt Hij nadrukkelijk wat de eene, veelkleurige opdracht is, die Hij aan de menschen gaf en tot in eeuwigheid blijft geven. Met andere woorden: in Gods woord wordt de sluier over den mensch, zijn verleden en toekomst, zijn bestemming en taak opgelicht. Daar hooren wij wat een mensch is en te doen heeft. Daar wordt ons heerhjk getoond en gegeven het beeld van den waarlijk v r ij e n mensch.

En wanneer nu de mensch dat woord gelooft, naar dat woord leeft, door dat woord vernieuwd, geleid, opgestuwd wordt, wordt de vrijheid, de echte principiëele vrijheid geboren. Zoo alleen, en op andere wijze nimmer. Zonder het geloof in het woord Gods, het geloof in den sprekenden God bUjft de mensch eeuwig 'een slaaf!

Wij zullen aan deze dingen denken op het Pinksterfeest.

Want het groote Pinksterfeest van voor negentien eeuwen was bij het begin van de waarachtige vrijmaking van de kerk, en in haar van de menschheid door den Geest van God, die de door Christus geroepen en gegrepen gemeenschap vrijmaakt door het diepe en breede geloof in het eeuwig blijvende woord van God.

C. V.

CORRECTIE.

In het hoofdartikel van verleden week (antwoord-brief inzake , , samenspreking"), bl. 1, kolom 3, regel 4 v.o. staat: gedurig. Lees: geduldig.

K. S.


1) 1 Kor. 12 : 12.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 24 mei 1947

De Reformatie | 8 Pagina's

Pinkstergeest en Vrijheid

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 24 mei 1947

De Reformatie | 8 Pagina's