De Kerk in het eindgericht
(VI slot)
Het drama in Indië nadert zoo langzamerhand zijn einde. In Engeland begint men wakker te worden, maar te laat. En de Amerikanen begrijpen uit de copie van hun omgekomen journalisten, dat hun heel e politiek in dezen funest was. Maar ondertusschen is het verschrikkelijke gebeurd. Wij beleven den ondergang van Nederland en van Indië. God zegt: ziet ge den kop van het Beest, grimmiger dan ooit? Ziet ge het overspel van de kerk wellustiger dan ooit? Maar ziet ge dan in en boven dit alles Mij, die de geschiedenis ook van deze dagen leidt, die zoo tot mijn koningsglorie komt, en die langs dezen weg mijn volk tot de bruiloft leidt?
Dan is het geen noodlot meer, dat u verbijstert, maar dan is het geloof dat u verheugt. Wij leeren dan vandaag het Halleluja al, midden in deze bezeten wereld. O neen, dan is de ontzetting niet weg over zooveel gruwelen, dan huiver ik voor Beest en Hoer allebei. Maar dan kan ik toch zeggen: we zijn aan de bruiloft toe. Laten we blijde zijn, en ons verheugen. We zullen Hem heerlijkheid geven, die deze verschrikkelijke geschiedenis doet uitmonden in de bruiloftszaal. Want Nederland is een vierderangsrijkje geworden, en het koninkrijk is vermoord, en Indië gaat den nacht tegemoet; maar het einde van dit alles is do bruiloft des Lams.
En als God dus vandaag de bruiloftszaal reeds in gereedheid brengt, omdat Hij ons vervullen wil met eeuvidge blijdschap, als Hij tot ons zegt: de zin van dit alles is de verheerlijking van mijn ware kerk. daar is het Mij om begonnen, dan heeft ons leven weer zin gevonden. Want als God door dit alles de gloria van Zijn bruidskerk zoekt, wat kunnen wij dan anders doen dan den klemtoon leggen, waar Hij dien legt? Als Hij deze verschrikkelijke geschiedenis van Beest en Hoer en Antichrist maakt, omdat Hij „Kerk" zegt, wat zou er dan in deze wereld voor mij anders belangrijk kunnen zijn dan die kerk, die Hij ter bruiloft voert? Want als wij aan de eeuwige vreugde (^enken, nu zegt het maar eerlijk, dan komt de kerk er in den regel niet aan te pas. Als mijn ziel maar bij Christus is, denken de meesten. Maar als ge tot nu toe nog altijd het artikel van de kerk gebagatelliseerd mocht hebben, ge krijgt de kans daarvoor thans niet. De heele eindphase van de wereldhistorie wordt door den Heere zoo geleid ' als wij het vandaag werkelijkheid zien worden, omdat Christus zegt: het is Mij begonnen om mijn Bruid, en om de Bruiloft met haar. Het monster steekt zijn kop op, en de overspelige vrouw lonkt naar alle kanten en dirkt zich op met de cultuur; maar God zegt: het moet! Want het wordt tijd voor de Bruiloft.
Zullen we onszelf beklagen, dat we dezen tijd moeten beleven, en deze verschrikkingen aanschouwen? God zegt: kijkt naar de laatste beelden van de film, dan begrijpt ge waar het in uw dagen om gaat. De bruiloft is aanstaande, en daarom zijt gij zalig te prijzen, die tot de bruiloft geroepen wordt. Zijn we beklagenswaardige schepselen, omdat we vnndaag moeten leven? En onze kinderen, zijn ze stakkers, omdat ze in deze wereld en in dit brok der geschiedenis hun intrede doen? De engel zegt tot Johannes; Schrijf: zalig te prijzen zijn zij, die, geroepen zijn tot het avondmaal van de bruiloft des Lams. Ze gaan door chaos en verschrikking heen, het is waar. Maar ze ziyci geroepen tot de groote bruiloft, tot het feest van de eeuwige gemeenschap tusschen Christus en Zijn ware Kerk.
En omdat Christus in alle gebeurtenissen van dezen tijd de voorbereidselen voor die bruiloft treft, moet ^us ook zijn Bruid zich gereed gaan maken. Hebt ge ooit 'n bruid ontmoet, die in de weken van ondertrouw, als de kaarten al zijn rondgestuurd en alles al besproken is door haar bruidegom, - ^ hebt ge ooit een bruid ontmoet, die dan nog geen interesse heeft voor haar bruidsjagon?
Daarom staat het hier ook zoo fijn: zijn vrouw heeft zichzelf bereid; en haar werd gegeven dat zij bekleed werd met blinkend fijn lijnwaad; want dit fijne lijnwaad zijn de rechtvaardigmakingen der heiligen.
Daar hebt ge Christus' ware Bruid in haar bruidstoilet. Ge herinnert u nog wel, hoe zijn afvallige kerk zich opdirkte als een hoer: met goud en paarlen en juweelen, met purper en scharlaken; ze trok door haar opzichtig kleed de aandacht; ze maakte zich mooi voor iedereen, want ze was te koop. Maar de ware Bruid, ze kleedt zich simpel en fijn in blinkend wit en zuiver linnen; en dat linnen zijn de rechtvaardigmakingen, d.w.z. de goede werken, der heiligen. Het wordt haar gegeven, dit kleed, want slechts door de krachten der genade is deze kerk met haar kinderen tot de goede werken bekwaam. Doch dan tooit ze zich ook daarmee. Ze maakt zich niet op om - de aandacht te trekken van iedereen, doch ze versiert zich voor haar Bruidegom alleen; ze maakt zich met haar kinderen voor de Bruiloft gereed door goede werken.
Wat kunnen wij dus vandaag alleen doen? Waar zullen we naar jagen? De afvallige kerk grijpt naar eer en macht, rijkdom en weelde, invloed en aanzien; en ze verloochent daarvoor haar Man en verkwanselt zich aan iedereen. Maar de echte kerk en haar echts leden, ze vallen niet op in de wereld; macht en eere ontvangen ze niet. Ze gaan stil en simpel hun weg. Doch ze^ jagen naar de gerechtigheid, naar het doen van den* wil van Christus. En als de hoerenpronk in vlammen opgaat, verschijnt de Bruid van Christus, zonder vlek en rimpel, in het blinkend kleed der goede werken.
Dus er is vandaag maar één ding belangrijk. We hoeven van een machtspositie en van aanzien niet meer te droomen. En we verkrijgen die niet anders dan door overspel. Je treft dat soms nog bij onze menschen: we moeten wat doen! Een organisatie bouwen voor dit en dat. Invloed zien te krijgen en de wereld voor Christus veroveren. Laten we ons niet een roes drinken aan illusies: wij veroveren de wereld niet; de Antichrist verovert de wereld. Invloed krijgt de afvallige kerk die niet trouw is aan Christus en aan haar eigen kinderen; maar de ware kerk wordt altijd vervolgd, uitgerangeerd, opgejaagd, geplunderd, gedood. Wat alleen belangrijk is ? Niet dat onze zakenmenschen vyinst maken, doch dat ze op hun plaats den wil van Christus doen. Niet dat onze arbeiders een mooi leven krijgen, doch ijverig zijn in goede werken. Als de wil Gods maar in onze gezinnen heerschappij heeft en in alle verhoudingen; en de rest doet er niet toe. Belangrijk is vandaag slechts de kwestie, of wij waarlijk kerk zijn, en of ieder van ons als levend lid der kerk in zijn goede werken overal den stijl der ware kerk openbaart.
Want zij hebben toekomst. Van hen staat geschreven : zalig zijn zij, die geroepen zijn tot het avondmaal van de bruiloft des Lams. En alleen dit is: met waarachtig geloof den Heere Christus aanhangen in dezen tijd. Belangrijk is slechts, dat we de genade der vrijmaking vasthouden als kerk, en dat ieder die genade steeds meer doortocht verleent in eigen leven. Het komt er slechts op aan, dat we in deze antichristelijke wereld, waarin de wereldkerk overspel pleegt, onszelf rein en zuiver bewaren voor Christus.
Natuurlijk, dat kan alleon dan, wanricer de vaste hoop op de komende bruiloft ons vervult. Daarom geeft de engel Johannes ook de nadrukkeUjke verzekering: dit zijn de waarachtige woorden van God. Want als de kerk van zijn dagen de hoop verliest, en niet blijft verwachten de bruiloft, die dwars door alles heen komende is, ja, dan wordt ze meegezogen door het monster of door de hoer, maar ze bUjft in geen geval staan. Want er vielen toen al martelaren in de kerk. Als we slechts den kop van het Beest en de praal van de hoer zien, en we hopen niet op de bruiloft, die van dit alles het einde is, ach, dan blijft er niet één overeind staan.
Wij vandaag ook: de kop van het Beest is toch maar een harde werkelijkheid en het komt benauwend over ons en onze kinderen. Trouw blijven aan Christus en kiezen voor de ware kerk; nu, we zijn gewaar geworden, wat dat beteekent aan strijd en smaad en nood. Als je dan geen verwachting hebt, die je door alles heen draagt, ben je verloren.
En we staan pas aan het begin. Want dit alles gaat nog veel erger worden, zoo meteen als de Antichrist komt. En het gebed voor den Doop krijgt voor mijn besef dagelijks dieper klank, als het daar heet, dat we ons kruis. Hem dagelijks navolgende, vroolijk dragen mogen, Hem aanhangende met waarachtig geloof, vaste hoop en vurige liefde, opdat we dit leven, hetwelk toch niet anders is dan één gestadige dood, om zijnentvsdl getroost mogen verlaten.
Daar heeft de kerk het beleden: één gestadige dood wordt het om Christus' wil. Het wordt een leven van kruisdragen. En dat kruis, dat is niet hoofdpijn en rheumatiek en nog wat van die narigheden meer. Maar dat is dat de kerk zich dronken drinkt aan het bloed der trouwe getuigen, en dat het Beest zijn bek openspert. Daar moeten we doorheen, en dat kan alleen, wanneer we Hem aanhangen en met waarachtig geloof en vaste hoop.
Want reken maar, dat het wat zeggen wil in den bek van het Beest te kijken, of de hoer bij den naam te noemen. Dan lijkt het feest van de bruiloft zoo ongrijpbaar en onwezenlijk, iets waar je in de werkelijkheid niets mee begint.
Toch geloof ik, dat het mogelijk is de hoop vas'. te houden. Want God geeft ons niet maar de garantie: dit zijn de waarachtige woorden Gods; maar Hg staaft het in de feiten. Wat wij vandaag in kerk en wereld zien en tasten, is wat Johannes van verre heeft aanschouwd, en naarmate de geschiedenis zich verder ontrolt, zullen we al scherper zien, dat het niet de visioenen van een overspannen dweper waren, doch de waarachtige woorden Gods. Maar juist als de geschiedenis b e w ij s t, dat het begin van het einddrama waarheid is, juist dan wordt het gemak-
keiijker het einde van dit drama te verwachten. De hoer pronkt, de zevende kop van het Beest neemt scherpe omtrekken aan; dat zien we voor oogen. Maar als dat begin werkelijkheid wordt, dan weet ik zeker dat ook het einde waar is; dan weet ik vast, dat de bruiloft nadert. Het Beest herrijst uit de dooden en iedereen gaat het aanbidden. Precies zooals Johannes het ons heeft gezegd. De vrouw pronkt en drinkt zich een roes. Precies zooals God het oüs verkondigd heeft. Maar dan komt de bruiloft ook zeker; het Woord wordt bevestigd uit de feiten. De afval van de kerk en de terugkeer van het monster, ze bewijzen, dat God niet liegt. En juist daarom leert deze tijd me sterker dan ooit vast te houden aan het Woord en te hopen op het groote avondmaal van de bruiloft des Lams.
Hem aanhangen met vurige liefde ook, zoo het doopsformulier. bidt
Nu wat die vurige liefde betreft: onze tekst eindigt met een heel opmerkelijk bericht. Johannes was diep overweldigd, toen de engel hem zei, dat heel de bewogen en chaotische wereldgeschiedenis tenslotte door God zoo werd gemaakt, opdat komen zou. het avondmaal van de bruiloft des Lams. En hij zei bij zichzelf; wat is deze engel groot. Hij profeteert van het einde der wegen Gods in de geschiedenis, want hij kon dit alles me zeggen. En hij profeteert daar niet slechts van, maar hij is ook één van de figuren, die de laatste toornschalen leeggieten; deze engel helpt dus mee, om het einde der geschiedenis én de volkomen verlossing der kerk te verwerkelijken. Hij verkondigt niet slechts het einde, maar hij maakt het einde. Toen rees er in Johannes' ziel zoo'n diepe eerbied voor dezen machtigen engel, machtig in woord en daad, machtig in profetie en vervulling^ dat hij, voor hij het wist, op de knieën lag óm dezen engel te aanbidden. Hij dacht: ik ben een liliputter, en de kerk is een volk van enkel dwergen!
Maar deze engel sneed het onmiddellijk af: pas op, doe dat niet. Ben ik groot? Groot in woorden nu en in werken straks? Ik ben, net als gij, alleen maar een dienstknecht van God. Johannes, God alleen is groot en zeer te prijzen. Hij alleen heeft dezen weg der kerk naar de bruiloft bedacht. Hij alleen heeft dit heilsgeheim mij verteld. Hij alleen is het die straks het einde der geschiedenis brengt; Hij alleen is het die de hoer verplettert en den draak vertrapt; God alleen is groot, aanbid Hem.Want dit plan is van Hem, en deze profetie is van Hem, en straks de bruiloft is ook alleen van Hem. Ik ben slechts zijn dienstknecht. Johannes, plaats den dienstknecht niet boven, en zelfs niet naast zijn Heer. Gij moet mij niet zoo hoog plaatsen.
En ge moet ook niet zoo klein denken van u zelf. Want ge valt op uw knieën en zegt: wat ben ik toch klein en nietig, vergeleken bij u. Maar het is niet waar. Ben ik vanwege dit woord, en vanwege de uitgieting der laatste plagen straks, iDen ik daarom meerder dan gij? Ik sta gewoon naast u. Ik ben alleen maar dienstknecht van God, en mededienstknecht van u en van al de anderen, die de geboden Gods bewaren en de getuigenis van Jezus Christus vasthouden. Ben ik een profeet, Johannes? Maar gij niet minder. Want het is toch Pinksteren geweest. En wie de getuigenis van Jezus Christus vasthoudt, die heeft toch sinds Pinksteren den Geest der profetie? Ik ben als dienstknecht Gods profeet, inderdaad. Maar gij net zoo goed en al die andere menschen, die met u de belijdenis van Jezus Christus uitdragen, en aan het evangelie vasthouden, zelfs als het hun het leven kost. En zeg nu niet bij uzelf: maar straks dan? Zeg niet tot mij: gij en uw mede-engelen zult een actief aandeel hebben in het ontketenen van het oordeel over de hoer, en in bet aanrichten van de bruiloft. En wij menschen staan er maar werkeloos bij. Het is niet waar. Want ik profeteer, maar gij, die het Woord van Christus vasthoudt en met dat evangelie de wereld te behouden zoekt, gij profeteert even hard. En ik krijg straks een schaal vol gramschap in mijn handen, en giet die leeg. Dan doe ik wat. Maar gij doet niet minder, en uw broederen evenmin. Want gij, die de geboden Gods bewaart en de getuigenis van Jezus vasthoudt, gij vecht in woord en , daad om het behoud van de wereld en de afvallige kerk. O neen, gij bekeert ze niet allemaal; maar uw profetisch v/oord en uw evangelische daad is toch een kracht in deze wereld; indien niet ter bekeering dan ter verharding. Uw woord en uw daad zijn actieve krachten, krachten van den Geest, waarmee Hij de heele wereld rijpstooft voor het einde. Gij moet niet zeggen, Johannes: als een engel spreekt, kan ik mijn mond wel houden. Want uw woord is even belangrijk en even goed een kracht van het einde. Gij moet niet zeggen: nu ik gezien heb, wat straks de engelen doen, kan ik mijn handen wel in den zak steken; want met v/oord en daad, door godzaligen wandel en door profetisch getuigenis brengt gij het einde der geschiedenis nabij, evengoed als ik op mijn plaats het doe.
Johannes, God alleen is groot, aanbid dus Hem. Maar de menschen en engelen staan als dienstknechten Gods na^st elkaar, in woord en daad; zoo stuwea zij de wereld op naar den laatsten dag waarop de hoer wordt geoordeeld, en het Beest verbrijzeld.
En dus, Johannes, heb God lief; aanbid met heel de kerk Hem als den Heer der geschiedenis, aanbid Hem, die via hoer en Beest zijn ware kerk tot do bruiloft brengt.
En heb ook de menschen lief. Doe uw mond open met al uw broeders, verkondig het evangelie van Christus, houdt daaraan vast tegenover een antichristelijke wereld en een afvallige kerk. En bewaar de geboden Gods, doe nooit mee met de gruwelen der hoer, noch met de godslasteringen van het Beest.
Hebt gij het verstaan? Och kijk, niemand van ons zal vandaag de aanvechting hebben om een engel te aanbidden. Maar kent gij die andere aanvechting niet, dat we onszelf klein en machteloos gevoelen? Wij hebben toch al meer het benauwend gevoel, dat wij niets meer beteekenen. Daar wordt om ons gelachen. En al de gruwelen van vandaag, we konden ze niet tegenhouden. Onze regeering doet maar, en de Veiligheidsraad doet maar. De kerk invloed? Ja, de afvallige kerk, die groote stad der hoeren. Maar dat handjevol van ons? 'Gij voelt u passief, nietwaar, in het wereldgebeuren; ge zegt van heel die geschiede nis: daar sta ik nu als toeschouwer het aan te zien, maar ingrijpen kan ik niet. Wij meenen pas iets ts kunnen doen, als onze mannen in het kabinet zitten, en als we een organisatie van honderdduizenden achter ons hebben. Maar we moeten van dien waan nu toch waarlijk eens genezen.
Wie beteekent wat in de wereld? De man, die vandaag uit het Woord de geschiedenis verstaat, die het Beest in de gaten heeft, en de hoer ook. De man, die de kerk van Christus liefheeft met al wat in hem is, en die daarom haat alle hoererij in de kerk, en alle goddeloosheid in de tucht tegen trouwe kinderen der kerk. De man, die gelooft, dat vandaag God bezig is met de voorbereidselen tot de groote bruiloft, en die daarom de toekomst aandurft. De man, wiens hoop dagelijks vaster wordt op het nieuwe Jeruzalem, omdat hij ziet dat het Woord al in vervulling gaat. De man, die alleen God aanbidt als Heer der geschiedenis, maar verder zich bevnist is van zijn plaats naast engelen. De man, die op zijn eigen kleine plaatsje de geboden Gods bewaart, en in eigen kring de getuigenis van Jezus Christus vasthoudt, ook al lachen ze hem uit. De man, die met dat woord en met die daad alleen durft staan, en geen seconde vraagt: hoeveel menschen staan achter me, omdat hij weet: engelen staan naast me, en God staat boven me.
Wie maken geschiedenis? Niet de heeren van Lake Success, maar de eenvoudige soldaat in Indië, met wiens leven wordt gespeeld door die heeren, maar die daar in den troep de geboden Gods bewaart en zich de belijdenis van Christus niet schaamt.
Wie maakt geschiedenis? Niet de arbeiders, die als een groote bond hun eischen stellen, maar de man die op zijn eentje het gebod Gods betracht tegenover zijn patroon. De vader, die zijn kinderen van het evangelie vertelt, en de moeder, die een christelijken stijl in haar gezin brengt, ook al worden ze door heel de buurt gemeden, omdat ze naar men zegt wat eigenaardig zijn. Niet de minister, die elke week in het vliegtuig klimt voor een belangrijke conferentie; maar de zieke, die al jaren ligt op hetzelfde smalle bed in een klein kamertje, maar die daar de getuigenis van Christus vasthoudt. Niet de man, die erg oecumenisch doet, maar het heel eenvoudige kerklid, dat toen .het er op aankwam te kiezen in de kerk den moord op de broeders en de ontrouw aan het verbond Gods niet duldde, en die zich voor de vrijmaking niet schaamt en die zich voor een valsche eenheidsbeweging niet laat animeeren, ook al vinden ze hem kerkistisch en benepen, en al kost het hem klanten. Vraagt ge naar de millioenen? Die vindt ge achter het Beest. Zoekt ge de honderdduizenden? Die zijn bij de hoer. Maar gezegend de man, die trouw blijft aan God, als heel de kerk Hem verloochent; die trouw blijft aan de broeders, als allen den moord maar toelaten; die in woord en daad de kerk gelooft, al zal hij dan a'leen staan. Gezegend de man, die heel klein is en daarom heel diep buigt voor God; maar die dan ook fier opstaat, en naar menschen niet meer omkijkt, doch naast engelen gaat staan, en in bond met de engelen spreekt de woorden Gods, en koninklijk volbrengt de geboden Gods, en die weet: ik bev/eeg als dienstknecht Gods met de engelen de heele geschiedenis naar den dag van de groote bruiloft.
Want tenslotte is deze man het, die al spreekt hij dan moederziel alleen, en al staat hij ook in zijn levenspractijk geïsoleerd, — tenslotte is deze het, die zijn stem mengt in de stem der groote schare, dreunend als de zee en rommelend als den donder: Halleluja, God komt tot zijn heerschappij, en wij zijn op weg naar de bruiloft. Want door woord en daad helpt hijzelf den dag nabij brengen, waarop God ook tot hem zeggen gaat: Zahg zijt gij, want gij zijt geroepen tot het avondmaal van de bruiloft des Lams.
Dit zijn de waarachtige woorden van God.
B. HOLWERBA..
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 28 januari 1950
De Reformatie | 8 Pagina's