GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De technische vooruitgang en de vrijheid in den arbeid

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De technische vooruitgang en de vrijheid in den arbeid

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

1. Mensch en machine.

In zijn brochure „Dat is Bedrijfsorganisatie", uitgegeven door het C.N.V. in de serie „Christendom en Maatschappij", maakt de heer F. P. Fuykschot, secretaris van het C.N.V. op blz. 6 deze opmerking: „Er is een scheiding gekomen tusschen den menscharbeider eenerzijds en het arbeidsproduct anderzijds. Waar vroeger de arbeider de producten, die zijn gezin behoefde, zelf vervaardigde en hij zich kon verlustigen in het resultaat van zijn arbeid, daar kreeg de arbeider in wat men vaak de eeuw van de machine, of de kapitalistische productiewijze noemde, het product niet in handen, maar slechts wat dood geld". Even verder schrijft hij: „Zoo is de arbeider verlaagd tot „een verlengstuk" van de machine en tot een „loonslaaf". Dat hij nochtans een redeUjk en zedelijk schepsel is, die (moet zijn: dat, G.) zich voor zijn seuvinlge bestemming voorbereidt, komt vaak meer — indien al — uit b u i t e n den arbeid, in den vrijen tijd, dan i n den arbeid".

Nu vidllen wij ditmaal niet ingaan op de historische waarde en juistheid van deze schets uit verleden en heden, noch op de ego-centrische samenvoeging van den mensch-arbeider en zijn arbeidsproduct, die wij in deze woorden aantreffen. Wij zouden alleen willen opmerken, dat er alle eeuwen door, met name ook onder Israël reeds de daglooners en huurlingen waren van wie ook geldt'wat de Schrift zegt met de woorden „De arbeider is zijn loon waardig". Dit zijn „loon waardig zijn" is heel wat anders dan loonslaaf zijn, en als zoodanig maar wat „dood geld" ontvangen, hetgeen deze schrijver ervan maakt. Reeds eerder hebben wij opgemerkt en wij willen dit nu weer doen, dat wij er het ernstigste bezwaar tegen hebben, dat juist uit de kringen van hen, die zeggen op Christelijke wijze te willen strijden voor een menschwaardige positie van den loonarbeider, zulk ©en gechargeerde voorstelling van zaken wordt gegeven over die positie van den arbeider, waardoor diens beeld schandelijk wordt besmeurd. Want wie trouw werkt, als ondergeschikte, ijverig zijn werk doet en zich naar beste krachten daarbij inspant, om zoo zijn God te dienen, is geen loonslaaf als, ook in zijn arbeid, door Christus vrijgemaakte mensch en het loon, dat hij ontvangt en waeirop hij bij God recht heeft, is maar niet wat dood geld. Men mocht van Christelijke schrijvers en voormannen in de arbeidersorganisatie verwachten, dat zij zich in hun voorlichting zouden onthouden van woorden en termen, die duidelijk aanwijsbaar ontleend zijn aan het socialistische vocabulair. Ook al staat de arbeider aan de machine of verricht hij den nederigsten arbeid, het is dienst aan God, wanneer hij zijn werk geloovig verricht, van hem 200 goed als van den geloovigen patroon. Het c h r i s-telijk geloof, als gehoor: ^ame vervulling van een goddelijke roe|p, ing,

adelt den arbeid. Want de spreuk der Benedictijnen „Qui laborat orat" (Wie arbeidt bidt) moge door haar algemeenheid in deze zondige wereld onjuist zijn, daar-waar bidden en werken samengaan, waar het werk in de levens-en gebedsgemeenschap met God wordt begonnen en volbracht, krijgt iedere arbeid, ook de nederigste, de hooge keur van het met Gode medewerken. Tegenover dat denigreerend (zwart makend) spreken over het werk van den loonarbeider onzer dagen als over werk, dat ligt in het verlengde van de machine, en dat nog wel door den secretaris van het C.N.V., kan zelfs het getuigenis van een socialistisch schrijver als Hendrik de Man nog ten voorbeeld worden gesteld, die in zijn boek , jDe socialistische idee" eerlijk erkent op blz. 89: „eerst het Christendom heeft den arbeid, lederen arbeid de vnjding van „werk" verleend, dat een der hoogste plichten was, die de mensch ter eere Gods heeft te verviülen".

De mensch-arbeider „een verlengstuk der machine", een routine-arbeider, die geestdoodend werk doet, dat zou dus het beeld zijn door de periode van toenemende, moderne industrialisatie in het leven geroepen. Dat zou in zich bergen een stuk onvrijheid, slaafsche gebondenheid van den arbeider aan de machine en het geestdoodend tempo van den mechanischen arbeid. Is dat beeld juist? Wij willen dat gaan onderzoeken.

Het is al weer wat jaren geleden, dat de bekende Rotterdamsche dichter van volksliedjes, Speenhof, in •een van zijn versjes zong:

De elevatoren, die zuigen het graan

En de nijvere werkman moet blijven staan. In die regels kwam een voor vele havenarbeiders Tiit die dagen pijnlijke situatie aan het woord, toen bepaalde handenarbeid door mechanischen arbeid werd vervangen, welke technische vinding en verbetering niet terstond gepaard ging met de oplossing van het daardoor ontstane sociologische probleem, een verschijnsel, dat in de eeuwen, die achter ons liggen sedert de Middeleeuwen herhaaldeilijk tot spanningen in het arbeidsleven aanleiding gaf. De arbeidsverdealing, het voor zichzelf vinden en het anderen aanbieden van nieuwe arbeidstaken hield geen gelijken tred m.et de geweldige ontdekkingen, die van grooten invloed waren op den arbeid van den mensch. Hoewel wij reeds in de zestiende eeuw tal van technische vindingen in het arbeidsproces in toepassing zien brengen als b.v. het smelten van gietijzer in hoogovens, het mechanisch zagen van hout e.d., begint toch eerst recht met de uitvinding der stoommachine in de 18e eeuw het tijdperk, waarin de machine haar zegetocht houdt. Geweldig waren de veranderingen in het arbeidsproces, die hierdoor ontstonden. Poogde aanvankelijk de handwerksman nog door tegen steeds goedkooperen prijs te gaan werken zijn positie te behouden, re^ds heel spoedig moest hij den ongelijken strijd tegen den machinalen arbeid, hoe krampachtig hij ook zijn terrein verdedigde, grootendeels opgeven, ook al "bleef in de benaming „handwerk" tegenover „fabriekswerk" de hooge waarde, die het werk van den kundigen handarbeider had en heeft, vrijwel onbetwist blijvend erkend. Het tempo-verschil was evenwel beslissend. De machine ging veel handenwerk overnemen en vervangen. Zoo vermeldt Baines in zijn „History of Cotton Manufacture" (Geschiedenis der Katoenfabricage), aangehaald door Ir Ernst Hijmans in zijn dit jaar verschenen werkje „De toekomst van onze arbeid" (uitgave Stenfert Kroese, Leiden, blz. 31), . dat tusschen 1760 en 1810 de productiviteit per arbeider in de spinnerij maar eventjes met 266 werd vermenigvuldigd. Deze mechanisatie zette zich steeds verder door tot in onze eeuw, als vervanging van handenarbeid door machinalen arbeid. Men heeft dat wel de eerste industrieele revolutie genoemd. In zijn inaugureele rede ter aanvaarding van het buitengewoon hoogleeraarschap in de sociologie aan de Nederl. Economische Hoogeschool te Rotterdam, uitgesproken op 27 Oct. van vorig jaar, en in druk verschenen eveneens bij Stenfert Kroese, Leiden, onder den titel „De wenteling der wetenschap en de maatschappij van morgen", kondigt Prof. Dr Fred. L. Polak de nadering van de tweede industrieele revolutie, zooals hij het noemt, aan: „Tot dusver verving de machine menschelijke en dierlijke spierarbeid. Het handwerk en een deel van het ambacht en het kleinbedrijf alsook de huisnijverheid zijn daardoor vernietigd. Wat staat evenwel nu te gebeuren? In de tweede industrieele revolutie zullen de machines ook sensorische (zin-. tuigelijke, G.) en intellectueele functies overnemen: ze zullen het werk overnemen van de zintuigen, het zenuwstelsel en de hersenen van den mensch, die zich juist door het gebruik daarvan, naar hij dacht, van de overige schepselen op aarde onderscheidde. Er zullen geen geschoolde arbeiders meer noodig zijn om de wijzerborden der instrumenten te controleeren en te beoordeelen". De professor vervolgt dan: „Naast de vol-automatische telefooncentrale, naast de „muziek in blik" van de sprekende fihn en naast mechanisch vervaardigde sigaren, naast de automatische piloot voor vliegtuigen en de automatische stuurinstallaties voor schepen, naast de automatische anti-aircraft of zichzelf doelbewust voortbewegende projectielen, naast de automatische kookinstallatie, het zelfontwikkelende phototoestel of de zelfschakelende auto, naast de electrische rekenmachines en andere in Amerika als , , servo-mechanisms" aangeduide nieuwe automatische denk-instrumenten, zullen m^er en meer vol-automati­ sche fabrieken verrijzen". Van die mechanisatie der sensorische en intellectueele functies geeft de professor in een noot achter zijn rede vervolgens nog eenige merkwaardige staaltjes van reeds in toepassing zijnde uitvindingen op dit gebied in Amerika. Een enkele willen wij noemen, terwijl wij voorts den geïnteresseerden lezer mogen verwijzen naar de rede van den hooggeleerde zelf. Prof. Polak verhaalt dan van de machine Mark III in de Universiteit van Harvard, welke reus 65.000 cijfers zich kan herinneren en door een ingenieus controle-systeem hoogst ingewikkelde vraagstukken, 4000 verschillende, mathematische bewerkingen omvattende, kan oplossen. Hij vermeldt van rekenmachines, waarbij het vermenigvuldigen van twee getallen, elk van 16 cijfers, geschiedt in minder dan een achtste van een duizendste van een seconde. Hij rept zelfs van eon appsiraat, dat reeds is geconstrueerd, waarmpde blinden kunnen lezen door te hooren. Wat nl. gedrukt is wordt met behulp van een kunstmatig visueel zintuig opgevangen en omgezet in geluid. Zoo zijn er verder in Amerika reeds vol-automatische autocarosserie-fabrieken in bedrijf, terwijl soortgelijke ook reeds zijn gesignaleerd in de metaal-en textielnijverheid alsmede bij de atoomkemenergie-fabricage. Met opzet hebben wij van dat probleem van vervanging van handenarbeid door mechanischen arbeid den ontzagwrikkenden lütgroei doen zien in de vervanging zelfs van bepaalden menschelijken geestesarbeid door mechanischen arbeid en dan dat alles, zoowel van ondernemer als van arbeider, van den ondernemer, wiens fabrikaat en apparatuur om het te vervaardigen achterop of zelfs geheel buiten gebruik raken, zoo goed als van den ondergeschikten loonarbeider, voor wien bepaalde arbeid door mechanisatie of verandering van het werkproces komt te vervallen. Wij willen er ook hierbij weer op wijzen, dat, indien er hier gesproken zou moeten worden van in gevaar en in verdrukking komen van de vrijheid, dit evenzeer geldt van den patroon als van den arbeider, van beiden gelijkelijk, zoodat afgewezen moet worden b.v. deze gedachte, dat hier alleen de vriiheid van den arbeider in het gedrang zou komen. Evenals de fabrikant van gaskousjes b.v. zijn afzetgebied en dus zijn bestaansmogelijkheid in de vervaardiging van dat artikel ernstig zag aangetast door de uitvinding van de gloeidraadlamp, zoo is er in het steeds verder voortschrijden van de techniek voor lederen ondernemer het constante gevaar, dat hij in apparatuur en product veroudert en achterop raakt, dat zijn werkmethodes hun zin gaan verliezen, achterhaald als ze worden door betere, dat zijn zaak geleideUjk-aan of wel plotseling en snel in verval raakt. Vanzelfsprekend is daarbij ook de loonarbeider in dienst van den ondernemer direct betrokken. In een volgend artikel willen wij het aldus geschetste beeld nader critisch gaan overwegen in verband met de sociologische gevolgtrekkingen, die er uit gemaakt worden of dienen • te worden o.i.

Wij willen dit artikel, dat anders te lang zou worden, beëindigen met te citeeren hetgeen Prof. Polak zich in zijn rede afvraagt bij de aanschouwing van dat in zulk een adembenemend ijltempo voortschrijden van de techniek (blz. 19): , , Komt er een vijfde stand van robot-slaven, welke tenslotte de machtelooze menschelijke meesters zal overvleugelen in de meest afschuwelijke „vrije" concurrentie, die ooit is opgetreden? Zal in de technocratie van een vol-automatisch bedrijfsleven niet slechts de al of niet geschoolde arbeider, maar voorts ook de voorman, baas en chef, ja tenslotte evenzeer de particuliere ondernemer, met zijn geestesinitiatieven en nieuwe, kapitalistische denkcombinaties overbodig worden ? Heeft demaatschappij van morgen zelve nog een morgen? "

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 15 april 1950

De Reformatie | 8 Pagina's

De technische vooruitgang en de vrijheid in den arbeid

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 15 april 1950

De Reformatie | 8 Pagina's