Apostolische successie
ROME'S „BLASPHEMISGHE USURPATIE".
Een onzer lezers verzocht ingelicht te worden over de „apostolische successie"; gaarne willen we hem van antwoord dienen; voor nader onderzoek raadplege men de litteratuur-opgave^).
In Rome bevindt ? iic!i op de piazza San Pietro, het ruime plein vóór den St. Pieter, een obelisk, door het klassieke Rome op Egypte veroverd en door keizer Caligula naar Rome getransporteerd, om te dienen als spina (keerpunt) in den circus; onder de oorspronkelijke heidensche hiëroglyphen leest men thans in de latijnsche taal: „Christus overwint, Christus heerscht, Christus beveelt, Christus beschermt zijn volk tegen alle kwaad". Deze tweeërlei inscriptie op den „versteenden zonnestraal" is een (ongewild en onbedoeld) symbool: christendom èn heidend t)m. Rome heeft de ingedrongen heidensche elementen gehandhaafd, niet uitgezuiverd; zij heeft het absolute, qualitatieve verschil, zonde—genade vervangen door de relatieve, quantitatieve onderscheiding natuur— genade; zij heeft in de leer van de mystische contemplatie, de twee naturen van Christus, de transsubstantiatie en de aanschouwing Gods door de zaligen in den hemel, die daar God in Zijn Wezen zouden zien, Zijn eigenschappen en de drie Personen, de volstrekte grenslijn tusschen Schepper en schepsel uitgewischt en op het voetspoor van de heidensche neo-platonische mystiek de vergoddelijking van den mensch staande gehouden: de .mensch zou zich op grond van bovennatuurlijke gaven al hooger verheffen om ten slotte Gode gelijk te worden.
Zooals het is in de leer, is het ook in de kerkregeering. In den St. Pieter zelf loopt alles uit op het groote koor en daar bevindt zich de reusachtige cathedra (stoel) van Petrus, een bronzen troon, gedragen door de vier groote kerkleeraars: in de hoofdkerk van de Roomsche gemeenschap is de eereplaats ingeruimd voor den pauselijken zetel, voor een mensch. Alle oogen en harten moeten zich naar liem richten om in hem Gods heerlijkheid op aarde te aanschouwen en te bewonderen: menschvergoding. In de adoratie die men hem toebrengt hebbén kardinalen het voorrecht, hem den (geschoeiden) voet, daarna de (door den zoom van den grooten vespermantel bedekte) hand te kussen; patriarchen, aartsbisschoppen, bisschoppen en abten kussen eerst den voet, dan de knie; de overige stervelingen worden alleen tot den voetkus toegelaten; men noemt hem den vicarius (plaatsvervanger) van Christus op aarde, men spreekt hem aan als de Heilige Vader, Allerheiligste Vader, Uwe. Heiligheid; op het 5e Lateraanconcilie riep de Kanonicus van Padua den paus toe: gij zijt de Herder, de Geneesheer, de Bestuurder, de Verzorger; gij zijt ten slotte de t w e e d e God op aarde. Terecht heeft Hamack opgemerkt, dat de aanbidding van den paus slechts een kwestie van tijd is.
DE APOSTEL PETRUS EN DE SUCCESSIE.
De Roomsche kerk leert, dat de bisschoppen (episkopen) de opvolgers zijn van de apostelen. Wel is er verschil. In vier zaken: de onmiddellijke roeping bij d© apostelen, de onbeperktheid en algemeenheid van hun zending, hun onbeperkte volmacht en de onfeilbaarheid hunner leer. Wanneer nu gezegd wordt: het apostolaat is voortgezet in het episcopaat, houde men in 't oog, dat het apostelschap alleen maar is een buitengewone en voorbijgaande vorm van het bisschopsambt.
Bij één apostel is het echter anders. Hij zou, als eerste en eeuwig principe van de eenheid der kerk, haar fundament wezen. Zijn apostolaat is b 1 ij - vend. Namelijk dat van den apostel Petrus. Hij was onderscheiden van de andere apostelen, want hij bezat behalve het apostolaat ook het primaat, en deze voorrangs-positie was bepaald door de behoeften, die de stichting der kerk meebracht. Hij heeft de gemeente van Rome gesticht, hij heeft in die stad (veelal meent men:25 jaar) gewoond en gewerkt, hij heeft daar naast het apostelschap ook het primaat over de gansche kerk uitgeoefend, hij heeft èn zijn apostolaat èn het primaat aan één bepaalden opvolger (Linus) overgedragen. Vraagt men nu naar het verschil tusschen het apostolaat van Petrus en dat van zijn opvolgers, dan ligt dat niet in vier, doch slechts in twee zaken, a..l. in Petrus' onmiddellijke zending en in de onfeilbaarheid der leer. Maar dit laatste verschil is niet zoo groot als het schijnt: etrus bezat wel de voortdurende onfeilbaarheid door een doordringende vervulling met den Heiligen Geest, doch de paus is ook onfeilbaar, zij het dan incidenteel, n.l. door assistentie des Heiligen (ïeestes, zoodat hij wel geen nieuwe openbaringen ontvangt en geen nieuwe leer kan voordragen, maar hij kan de door de apostelen overgeleverde openbaring getrouw bewaren en uitleggen, en dit geschiedt zóó, dat hij, sprekende vanuit zijn katheder en als herder en leeraar van alle christenen een leer over geloof of zeden vaststellend, door GoddeUjke ondersteuning de onfeilbaarheid deelachtig is, uit zichzelf, niet eerst tengevolge toestemming van de kerk. In de praktijk wordt het aldus, dat de paus ook feiten kan vaststellen, zoover deze met geloof en zeden samenhangen, b.v. of Mozes de schrijver is van de eerste 5 boeken der H. Schrift, of Petrus in Rome geweest is als bisschop, enz. — en wat blijft er over, dat niet met geloof of zeden samenhangt ?
In de tweede helft der tweede eeuw kwam de gedachte op, dat de bisschoppen door de apostelen in de gemeenten waren aangesteld, in' regelmatige successie elkander opvolgden en daarom dragers waren van het charisma der waarheid. Van nu af maakte niet meer het woord der apostelen, d.i. de Heilige Schrift, uit, welke kerk de leer der apostelen onveranderd haondhaaft, maar de Schrift werd van haar zelfstandigheid en autoriteit beroofd, het werd nu: de kerk gaat boven 't Woord uit: de in onafgebroken successie van de apostelen afstammende bisschoppen gingen uitmaken wat de leer der apostelen is. Zelfs wordt na de afkondiging van het dogma der onfeilbaarheid (1870) de apostolische successie der ambtsdragers geheel en al door de gemeenscliap met den paus bepaald. De eenheid met den paus^ is noodzakehjk om een bisschop rechtmatige opvolger der apostelen te doen zijn. Omgekeerd wordt de apostolische successie die een bisschop deelachtig is terstond ijdel, als hij de gemeenschap met den paus verbreekt. Wat de paus ook ten dezen verordineert is in laatster instantie, omdat hg het zegt, onomstootelijk regel en wet.
SUCCESSIE BUITEN DE ROOMSCHE KERK.
De grieksch-kathoUeke of oostersche kerk houdt eveneens vast aan de apostolische successie; alleen wordt daar de autoriteit der kerk niet gerepresenteerd door hiërarchische personen, maar door „heilige mysteriën". In Duitsehland gingen alle bisschopsrechten over op den lutherschen landsvorst; sommige landskerken hebben een bisschop als geestelijk leider:
Braunschweig, Hannover, Meoklenburg-Schwerin, Nassau, Saksen en Sleeswijk-Holstein; in-' de drie noorsche (luthersche) rijken is het vrijwel evenzoo als in Duitschland; alleen Zweden heeft bij de wijding der luthersche bisschoppen vastgehouden aan de apostolische successie, met het oog daarop had in 1527 de bisschopswijding plaats door een bisschop, die zelf door den paus was geordend. De anglicaansche kerk in Engeland, ofschoon ze de roomsche priesterwijding als sacrament verwerpt, handhaaft de apostolische successie „uit gehoorzaamheid en eerbied jegens deze getuigen van Jezus Christus"; toen in de vorige eeuw de engelsche bisschoppen in de staatskerk hun stoel bedreigd zagen, begon de hoogkerkelijke partij, zonder zich aan den paus te willen onderwerpen, hoe langer hoe meer de grenzen tusschen protestantisme en roomsch-katholicisme uit te wisschen; Leo XIII verklaarde echter in 1896 door de bul „Apostolicae Curae" dat de „anglicaansche wijdingen" van nul en geener waarde zijn. De Oud-bisschoppelijke Cleresie in ons iand, die het absolute pauselijke gezag verwierp, doet van elke „wijding" mededeeling aan den paus; deze antwoordt daarop telkens prompt met vervloeking (anathema).
1) Een onuitputtelijk arsenaal voor de controvers met Rome bieden de geschriften uit de reformatie-periode der 16e en begin 17e eeuw. Inzake de apostolische successie geven Calvijn's Institutie en Bavinck's Dogmatiek (zie hieronder) een voor ieder toegankelijk overzicht; voor hen, die van de kwestie breeder studie willen maken, vermelden we, zonder ook maar in de verte aanspraak op volledigheid te maken, als anti-Roomsche werken: Bonaventura Vulcanius' herdruk van Nili: De primatu papae Romani libri duo; P. J. Twisck's „Cortschriftelijck bewijs" tegen de apostolische successie; voorts schrijft Guldo de Brés er over in zijn „Baston de la Foy"; Petrus Dathenus tn zijn laatste antwoord aan Latomus; Gomarus hl „De Sehildt der waerheydt"; Rivetus in „Catholicus orthodoxus", in „Jesuita Vapulans" en In andere werken; Revlus in zijn „Historia pontificum"; Jacobus Trigland geeft uit een klein, maar goed gedocumenteerd boekje: „Valschen roem des Pausdoms, ofte korte ende klare Aenwijstnge hoe verkeerdelijck ende bedrieghelijck de Paus-Geestelijcke handelen, als zij roemen van haere Kerkelijeke Successie ende Sendlnghe"; Amesius handelt er over in zijn „Bellarminus enervatus"; Cabeljau in zijn „Catholijck Memoryjboeck"; P. Meruia in „Tijd-Threzoor"; Voetius en Schoockius spreken er van in verschillende werken; de eerste zeer breed in zijn „Desperata causa Papatus", door zijn discipel gevolgd in diens „Desparatissima causa Papatus".
Van de buitenlanders vermelden we: Chamierus (Pan-
stratiae Catholicae); Du Plessis Mornay (Le Mystère d' Inlquité, c'est a dire, 1' Histoire de la Papauté); Du Moulin (De Monarchia temporali Papae; Nouveauté du Papisme); Blondel (De episcopis ac presbyteris; De la primauté en l'Eglise); Basnage (Histoire de la reUgion des EgUses Réformées, dans laquelle on volt la succession de leur église); Salmasius (De primatu Papae Romani); Usserius (De christianarum ecclesiarum continua successlone et statu historica explicatlo); Bilson (The perpetual Government of Christ's Church).
Verder vestigen we de aandacht op de handboeken over kei-kgeschledenls, kerkrecht en symboliek, op dogmenhistorische werken (Hamack I*, S. 399—425, 480—496; Seeberg r», S. 307 ff, 311 ff; Loofs * S. 134, 209); op dogmatieken uit vroeger en later tijd, b.v.: Calvijn's Institutie (vert. Sizoo, deel m, bl. 88—163); è Marck's „Merch" (1705, bl. 904—915); Synopsis purioris theologlae (ed. Bavmck, pag. 445—458); F. Turrettinus in het 4e deel van zijn Instltutio theologlae elencticae: De necessarla secessione nostra ab ecclesia romana; Bavinck's Dogmatiek (IV2, bl. 377—401); Honig's Handboek (bl. 738—741, 744—747), enz. enz.
Tenslotte wijzen we op artikelen in theologische encyclopedieën, b.v. Herzog-Hauck, ReaJencyclopadle (merkwaardigerwijs geen artikel over successio apostolica, evenmin als „Die Religion in Gesehichte imd Qegenwart) artt. Eplscopal-system, Papal-system, Verfassung, etc.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 2 juni 1951
De Reformatie | 8 Pagina's