„In dagen van ellende op God vertrouwen”
„Wie onder u vreest den HERE, wie hoort naar de stem van zijn knecht? Wanneer hij in diepe duisternis wandelt, van licht beroofd, vertrouwe hij op den naam des HEREN en steune op zijn God" (N.V., Jes. 50 : 10).
UIT DE SCHRIFT
Deze woorden zijn door Jesaja gericht tot een volk, dat in grote nood was. Ze zijn namelijk bestemd voor een volk in ballingschap. Maar ze hebben betekenis voor alle tijden en voor allen, die in duisternis wandelen. En daarom willen we de bijzondere omstandigheden, waaronder ze gesproken en geschreven zijn, buiten beschouwing laten. En ons afvragen, wat de HERE door deze woorden nü tot ons te zeggen heeft.
Allereerst wor^t gevraagd: „Wie onder u vreest de HERE, wie hoort naar de stem van zijn knecht? " Het behoort zó te zijn, dat alle leden van de Kerk de HERE vrezen. Zodat deze vraag eigenlijk niet nodig moest zijn. Maar Schrift en historie leren ons, dar. er tijden zijn, waarin wel velen de Naam des HEREN noemen, maar toch niet afstaan van ongerechtigheid.
Ja, als we ons zelf recht kennen en ons leven toetsen aan het Woord des HEREN, dan vragen we ons ook wel eens af: Vrees ik eigenlijk de RERE wel?
Wat is dat: de HERE vrezen? Er zijn mensen die denken bij vrees aan angst. Maar dat is niet juist. God vrezen wil zeggen: Eerbied en ontzag voor God hebben. Voor zijn Woord beven. Bang zijn om de wegen des HEREN te verlaten. Slaven hebben angst voor een eigenaar, die een tyran is. Maar kinderen vrezen, als het goed is, voor de toorn van hun vader. Zo vrezen kinderen Gods hun Vader, die in de hemelen is. Als ze gezondigd hebben krijgen ze het benauwd. En ze hebben geen vrede eer ze die bepaalde zonde voor God belijden. En dan is het weer goed. Maar tot de vreze des HEREN behoort niet alleen het bang zijn voor de zonde. Doch ook het lust hebben in het doen van de wil van de hemelse Vader.
Daarom volgt er ook: Wie hoort naar de stem van zijn knecht? We kunnen bij de stem van zijn knecht denken aan de profeet Jesaja. Maar waarschijnlijk moeten we denken aan de stem van de Messias, de Knecht des HEREN bij uitnemendheid. Voor ons wil het zeggen, dat de vreze des HEREN uitkomt in het horen naar het woord van Christus. En dat „horen" is niet maar even luisteren, om dan over te gaan tot de orde van de dag. Maar „horen" wil zeggen: gehoorzamen en dus ook het doen van het Woord des HEREN. Dat is juist het kenmerk van de echte godsdienst. Heidenen willen hun goden zien. Ze formeren zich godenbeelden, die ze tasten kunnen en zien kunnen. De HERE echter spreekt tot zijn volk. En de ware godsvrucht bestaat in het geloven van Gods beloften en het gehoorzamen van Gods geboden. In het aanvaarden van het evangelie van Jezus Christus. En in het onderhouden van alles, wat Hij zijn discipelen geboden heeft. Als ik hoor en zie wat vele christenen zich veroorloven, dan kan ik de vraag niet van mij afzetten: Vrezen ze de HERE wel?
Ik denk echter, dat we maar niet van ons af moeten zien, maar in eigen kring de vraag moeten stellen: Vreest gij de HERE en hoort gij naar de stem van zijn Knecht? Daar ligt in deze vraag ook een opwekking om, als we het nog niet deden, er vandaag mee te beginnen. Want dat is de HERE welbehagelijk.
„Nu dan, Israël, wat vraagt de HERE uw God van u, dan de HERE uw God te vrezen, door in al zijn wegen te wandelen; Hem lief te hebben; de HERE uw God te dienen met uw ganse hart en met uw ganse ziel" (Deut. 10 : 12).
Nu kan het gebeuren, dat zij, die de HERE vrezen, toch in duisternissen wandelen. Zo staat er letterlijk: duisternissen. De Nieuwe Vertaling ieest: diepe duisternis. Het kan zó worden, dat ze geen licht zien. Van licht beroofd zijn. De vromen, die in ballingschap waren meegevoerd, zullen wel vaak gezucht hebben: Wat moet er van ons worden? Zullen we wel ooit in het beloofde land terugkeren? Zal de vijand eeuwig over ons heersen? Moeten onze kinderen in het heidendom omkomen? Ze wandelden in diepe duisternis. Zo kunnen zij, die de HERE vrezen, nog wel in diepe duisternis wandelen. Dat wil zeggen: diep' in nood zijn. Geen doorzicht en geen uitzicht hebben. Ik denk, dat we dit woord mogen nemen in de ruimste betekenis. Het is als een spreekwoord onder ons ge worden: , de lichten der wereld gaan uit. Het wordt in de wereld al duisterder. De afval vreet voort als de kanker. De massa keert terug tot een modem heidendom. Wie durft nog spreken van de christenvolken van Europa? Maar benauwender is het verval in de kerken zelf. Zeker, het getal gedoopten is hier en daar nog groot. Maar hoevelen van die gedoopten blijven de HERE vrezen? Hoeveel mensen, die Zondags nog een keer naar de kerk gaan, zitten even zo vrolijk in de bioscoop? Als ik me niet vergis neemt het leerlingental op de openbare scholen in de grote steden toe, terwijl het getal op de christelijke scholen afneemt. En hoe staat het met het gehalte van het christelijk onderwijs op onze lagere en hogere scholen? Waar gaan we heen? We wandelen in duisternis en zien geen licht. Daarbij kunnen ellenden komen in ons persoonlijk leven. Ik zal daarover niet uitweiden. Wie in duisternis zit verstaat me wel. Dit leven kan zo duister worden, dat men niet meer weet hoe het verder moet. Ook voor hen die de HERE vrezen. En nu heb ik nog vergeten al de verdrietelijkheden onder de broederen van hetzelfde huis. Die niet voortkomen uit de vreze des HEREN.
Wat moet hij doen, die in duisternis wandelt, van licht beroofd? „Hij vertrouwe op de Naam des HE REN en steune op zijn God." Wij hebben niet te doen met een onbekende God. Maar met de HERE, die zich bekend heeft gemaakt. Hij heeft zijn Naam geopenbaard. Met de Naam des HEREN wordt bedoeld de HERE, die zich heeft bekend gemaakt. Door zijn woorden en zijn daden. Wij kennen Hem door het evangelie van Jezus Christus. Want Hij is barmhartig en genadig. Zó barmhartig, dat Hij zijn eigen Zoon voor ons heeft overgegeven in dé dood des kruises, opdat wij zouden leven. Wat is Hij machtig en ontzagwekkend in zijn heerlijke kracjit.
Allen, die de HERE vrezen hebben het deze week aanschouwd in de adembenemende majesteit van donder en bliksem, die de aarde deed schudden op haar grondvesten. We mogen op Hem vertrouwen met ons ganse hart. Hij stelt niet teleur. We mogen op Hem leunen. Hij wordt niet moede en niet mat. Zou Hij, de almachtige God, ons niet kunnen doorhelpen? Zou Hij, die zijn eigen Zoon ons gegeven heeft, ons niet willen dragen? Door vuur en water, door duistere nacht en helle-donker? Heeft de-HERE zijn kerk niet bewaard en zal Hij haar niet bewaren? Kan één schepsel tegen zijn wil zich roeren of bewegen? Kan Hij niet troosten als een moeder en helpen als een vader? Is het waar wat de HERE in zijn Woord beloofd heeft? Is het waar, dat hemel en aarde voorbij zullen gaan, maar dat zijn Woord bestaat in eeuwigheid? Goddank, het is waar. Het staat op recht en waarheid pal.
Welnu dan: Vertrouw op de HERE en steun op uw God.
„Al zou de vijgeboom niet bloeien, en er geen opbrengst aan de wijnstokken zijn, de vrucht van den olijfboom teleurstellen; al zouden de akkers geen spijs opleveren, de schapen uit de kooi verdreven zijn en er geen runderen in de stallingen zijn, nochtans zal ik juichen in den HERE, jubelen in den God van mijn heil. De HERE Here is mijn kracht: Hij maakt mijn voeten als die der hinden. Hij doet mij treden op mijn hoogten." (N.V., Hab. 3 : 17—19).
Ik las dezer dagen een beschrijving van de heldhaftige mens, die steunt op zichzelf en uit zichzelf de kracht put om onder alle omstandigheden staande te blijven. Geen onheil moet hem van zijn stuk brengen. Geen leed moet hem neerdrukken. Zelfs de dood moet hem niet in de war brengen. Er zijn enkele mensen geweest, die het in deze zogenaamde heldhaftig-
heid ver hebben gebracht. Er is een wijsgeer geweest, die manmoedig de giftbeker dronk.
Er wordt verhaald van Seneca, dat hij van keizer Nero de boodschap krijgt, dat hij zelfmoord moet plegen, Dr J. N, van Sevenster beschrijft in zijn boekje: „Leven en dood in de Evangeliën" deze daad als volgt: „Als zijn vrienden in tranen uitbarsten, roept hij hen tot standvastigheid terug. En als hij ook zijn vrouw heeft aangespoord om zich over de dood van haar echtgenoot te troosten met de beschouwing van een leven, geheel gewijd aan de deugd, opent hij zich de aderen en gaat, tot het einde toe de pijnen manmoedig verdragende, inderdaad met zekere tred de dood tegemoet."
Zulk een leven en zulk een sterven is voor iemand die de HERE vreest onmogelijk en zulk een heldhaftigheid wordt ons in de Schrift niet als ideaal voor ogen gesteld. Het is de HERE ook niet welbehagelijk. Want het is de houding van de hoogmoedige mens, die van genade niet leven wil en niet gebroken is van geest noch verslagen van hart. Ware „helden" maakt de HERÊ van hen, die Hem vrezen. Die naar de stem van zijn Knecht horen. Die in duisterheden op Hem betrouwen en van Hem alles verwachten.
„De HEER betoont Zijn welbehagen Aan hen, die need'rig naar Hem vragen. Hem vrezen, Zijne hulp verbeiden. En door Zijn hand zich laten leiden; Die, hoe het ook moog' tegenlopen, Gestadig op Zijn goedheid hopen. O Salem, roem de HEER der heren;
Wil uwe God, o Sion, eren."
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 12 juli 1952
De Reformatie | 8 Pagina's