GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Op wast tot een heiligen Tempel”.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Op wast tot een heiligen Tempel”.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Op welken het geheele gebouw, bekwamelijk saamgevoegd zijnde, opwast tot eenen heiligen tempel in den Heere; op welken ook gij mede gebouwd wordt tot eene woonstede Gods in den Geest. Epheze 2 : 21—22.

Op de onderscheiden beteekenis van wat uit een wortel opwast, en van wat door den mensch opgebouwd wordt, kan niet scherp genoeg gelet; voora! niet, zoo beide uitdrukkingen van de Kerk van Christus gebezigd worden. Wordt gedoeld op wat van zelf de Kerk doet wassen, dan wordt de Kerk voorgesteld als een Lichaam. Wordt daarentegen niet van opwassen, maar van opbouwen gesproken, dan verschijnt de Kerk in het beeld van een heiligen Tempel.

Is er sprake van het Lichaam, dan heeft dit Lichaam in Christus zijn Hoofd, en ïn de uitverkorenen zijn ledematen. Treedt daarentegen het beeld van den Tempel op dea voorgrond, dan is Christus de „uiterste Hoeksteen", en zijn de uitverkorenen de „levende steenen", die op dien Hoeksteen worden gebouwd.

De beide apostelen, die zich ia 't bijzonder met de uitteekening van de gemeenschap der geloovigcn bezighielden, bespreken dit beeld van den Tempel uitvoerig, en beide ontieenen het aan Jesaia 28:16, of wilt ge, aan Psalm 118:22. Natuur-Ifjk, ook Petrus erkent dat de geloovigen als nieuwgeboren kinderkens gewassemya, maar hij voegt er aanstonds aan toe, dat ze juist door die geboorte uit God gekomen zijn tot Christus, en dan noemt hij Christus „een levende steen", van de measchen wel verworpen, maar bij God uitverkore» en dierbaar, en op dien uitersten Hoeksteen, zoo roept ds apostel den geloovigen toe, moet ook gij als levende steeaen gebouv/d worden tot een geestelijk huis, om ia dit geestelijk huis, of in dien heiligen Tempel, als een geestelijk priesterdom „geestelijke offeranden op te offeren, die Gode aangenaam zijn door Christus". Zoo heetcn de geloovigen de éene maal het Lichaam, een ander maal het Volk. en weer een andermaal de heilige Tempel. Steeds worden de ware geloovigen van twee kanten bezien, eenerzijds zooals ze in Christus geworteld zijn en uit dien wortel tot zijn Lichaam of z^n volk opwassen, en an derzijds zooals ze in Christus gegrond zijn en op Christus als den uitersten Hoeksteen worden opgebouwd. Altoos weer wat Paulus saamvatte in de korte uitdrukking: eworteld en Gegrond,

Doch juist in verband hiermee is het opmerkelijk, hoezeer er nadruk gelegd wordt op het innig verband van die beide opvattingen; een verband dat wel niet sterker kpn uitkomen, dan doordien de apostel (oppervlakkig zou men schier zeggen, geheel averechts) toch van een bouwen bg he Lichaam spreekt, en omgekeerd, van een wassen bij den Tempel.

Immers in Ef. 4 : 12 lezen we: tot opbouwing van het Lichaam van Christus; en in Efeze 2 : 21: Op welken het geheele gebouw opwast tot een heiligen Tempel in den Heere". Juist dus het omgekeerde van wat ge zoudt verwacht hebben. Hierbij nu aan verschrijving te denken, zou aan het heilig karakter der Schrift te kort doen. Daarvan kan geen sprake zgn. En stellig komen we den rechten zin van deze uitdrukkingen naderbij, zoo we in dit uitwisselen vaa de voor de hand liggende uitdrukkingen het nauwe verband zien aangeduid, dat tusschen hetgeen Christus doet opdat het Lichaam zou wassen, en tusschen hetgeen de geloovigen doen om den Tempel te bouwen, nooit mag worden gemist.

Diepingrijpend dost de apostel dit verband tusschen hetgeen Christus doet en de geloovigen moeten doen, in wat er vlak op volgt, spreken. Daar toch zegt hij: Het geheele gebouw moet opwassen tot een heiligen Tempel in den Heere, maar zoo, „dat ook gij zelve medegebouwd wordt tot een woonstede Gods in den Geest."

Er moet een heilige Tempel zgn, en die Tempel moet gebouwd worden; maar in dien heiligen Tempel moet gq worden ingebouwd, niet uitwendig, doch geestelijk inwendig, zóó dat de H. Geest u vervult, en dat door dien Heiligen Geest God zelf in u woont.

Er is en blijft dus altoos tweeërlei: Wat God door Christus doet, en wat de geloovigen doen in Christus, maar al moet op het onderscheid tusschen deze werking van Gods zij en tusschen de werking van onze zqde steeds scherp gelet, toch vloeien in den Geest beide werkingen weer inéén. Immers wij als geloovigen kunnen niet bouwen, of de H. Geest zelf moet in ons innerlijk wezen ons hiertoe bekwamen, er ons toe verwekken, en het ons doen gelukken. Een innig verband, ook daarin zich uitsprekend, dat we èn zelf bouwen èn zelf gebouwd worden. In het zichtbare dragen we de steenen voor den bouw van Gods heiligen Tempel aan en voegen ze in het cement der liefde saam. Maar ook anderz^ds zijn wij zelven de „levende steenen" die de Heere laat aandragen en saamvoegen om de muren van zijn Tempel te doen rijzen.

Een mystiek, zoo diep gaande, dat ten slotte zelfs ons bidden niet óns bidden meer is, maar dat de Heilige Geest voor ons en in ons bidt met onuitsprekelijke verzuchtingen.

Toch ontzinkt de ziel aan die hooggespannen eenheid van het eigen werk met het werk des Heeren zoo gedurig, en dan loopt ons oss-hechten aan Jezus weer uit óf op de beneveling eener dolende mystiek óf op de valsche zelfvoldoening in werkheiligheid. Telkens weer het één of het ander. Of het wachten op gewaarwordingen en aandoeningen, die ons onze ziel in Jezus doen verliezen, maar hst zelf bouwen aan den heiligen Tempel doen vergeten, of wel het altoos met paslood en meetsnoer in de weer zijn, om onze staketsels op te zetten, maar zonder dat de ziel een woonstede Gods in den Geest wordt.

Dan worden het twee paden, waarlangs de Christenen wandelen. Het ééne pad dat zich al spoedig in de nevelen der mystiek verbeft en verliest, en het andere dat uit het gelqkvloersche niet uitkomt. Dan laat de één den Heere werken en doet zelf niets, terwijl de ander, steeds volijverig, geen tqd overhoudt voor de stille oogenblikken waarin ^^n Heere tot zijn ziel zou komen. Eu 200 komt er van het bouwen van den heiligen Tempel niets. Dan krijgt men offeranden, maar zonder Tempel, of een hoog opgetrokken Tempel, maar zonder een geestelijk priesterdom en zonder de geestelgke offerande.

Het volzalige van wat hiernamaals komt, zal juist daarin bestaan, dat in het Vaderhuis daarboven die innerl^ke tweespalt niet meer kwellen zal. Gods werken in ons en ons nooit anders bezigzijn dan voor de eere onzes Gods, zal dan in heilige eenheid de éene ademtocht van ons leven zijn. Er ­zal in het nieuw Jerusalem geen tempel meer zijn, omdat 's Heeren volk zelf de tempel zal wezen, waaruit lofzang en aanbidding opklimt.

Maar juist daarom moet, naast en met het beeld van het Lichaam en van het Volk, ook dat derde beeld van den heiligen Tempel, Gods Kerk op aarde steeds meer toespreken.

Wie nog het onderpand van zijn zaligheid mist, staat nog in den Voorhof. Hij daarentegen, die in de verkiezing zijns Gods t van zijn zaligheid verzekerd Is, kent van die ure af maar één levensdrang, den drang om zijn God te dienen, te loven, te aanbidden en te verheerlijken. En dit nu drukt juist 't beeld van den heiligen Tempel uit. Tot aan uw sterven toe priesters en priesteressen in het Huis uws Heeren, en Hem in zijn Tempel eiken morgen en eiken avond opdragende een geestelijke offerande in de vrucht van heel uw leven.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 september 1912

De Heraut | 2 Pagina's

„Op wast tot een heiligen Tempel”.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 september 1912

De Heraut | 2 Pagina's