GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Van de Kerk.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Van de Kerk.

18 minuten leestijd Arcering uitzetten

L.

Tot de volmaking der heiligen, tot het werk der bediening, tot opbouwing des lichaams van Christus. Efeze IV : 12.

Op het geloofsverschil dat de Schutten van de belijdeis der Suna afscheidt, behoeft hier niet te diep te worden ingegaan. Het geroep dat tot uit 't hart van Indie ten bate van de Islamieten tegenover de vervolgende Christenen of Socialisten is uitgegaan, raakt zijdelings zeer zeker ook het verschil tusschen de Schutten en Sunieten, maar over het algemeen mag toch gezegd, dat thans alraeer al wat den Islam belijdt, zich tegen de bestrijders van den Islam verzet. Ge kunt een lijn trekken, die bij Tanger begint, door heel Afrika en Azië tot in Engelsch Voor-Indie schuift, en welke verschillen ge dan ook bespeurt dat nog nog steeds in Perzië, Afghanistan en Beludschistan in aanmerking komen, van een ter neerwerping van den Islam wil men toch in geen dezer landen meer weten, en eer kan gezegd dat de invloed van den Islam over heel deze streek de laatste jaren winnende is, dan dat zijn beteekenis zou gedaald zijn. Veel sterker dan voorheen gevoelt men als Islamiet zich door heel Afrika en Azië één, dan dat de vroegere verschillen tusschen de Schiiten en Sunieten de schifting en verwijdering nog sterker konden maken. Onder de Perzen blijft uiteraard nog altoos velerlei afwijking van de Sunieten hangen, en de Engelschen hebben nimmer verzuimd dit aloude verschil tusschen de Sunieten en Schutten te prikkelen en te verscherpen, doch vooral bij den aigeheelen keer die, met name door het optreden der Japanneezen, de overhand in Azië nam, geraakte het verschil tusschen de Sunieten en Schutten toch vanzelf meer op den achtergrond, en krachtiger dan ooit te voren zijn de Mohamedanen uit Engelsch-Indie thans voor den Islam opgekomen.

Deze keer in het Aziatische leven blijft ten deele nog altoos een raadsel. De kalme tientallen van jaren die we zelf in Indie met onze Islamitische bevolking doorleefden, stonden niet op zichzelf, maar stonden veeleer in rechtstreeksch verband met denpolitieken slaap, waarin sinds lange jaren heel Azië verzonken lag. Er roerde zich in heel Azië bijna op geen enkel terrein eenige diepgaande beweging. De Turken deden nog het meest van zich hooren, maar toch ook zij lieten zich met het overige van Azië niet dan zeer zijdelings in. Doch overigens scheen heel Azië steeds meer in diepen slaap verzonken. Diep roerende beweging ging van Voor-Indië uit, toen de Engelschen het er op toelegden, om dit machtige land met zijn 300 millioen inwoners volledig aan zich te onderwerpen, maar ook deze alles omzettende actie was niet uit Azië zelve opgekomen, maar kwam neer op een reusachtige worsteling tusschen Voor-Indië en een reusachtige Europeesche scheepsmacht, die de groote legers overvoerde. Azië zelve echter werd hierdoor niet aangegrepen. Wel gevoelde men den druk, die uit Europa op het Zuiden van Azië werd uitgeoefend, maar in het Aziatische leven zelf viel van geen nieuw opkomende actie ook maar iets te bespeuren, tot tijd en wijle omstreeks 1860 de Japannees wakker werd, straks zijn isolement moest prijsgeven, en den stouten greep aandorst, om beroering en nieuwe actie in heel het noorden en oosten van Azië te brengen. Azië van nu, is, vergeleken bij geheel hetzelfde werelddeel in het midden der vorige eeuw, dan ook nauwelijks te herkennen. Wat toen nog altoos sliep is sinds het midden van de vorige eeuw wakker geworden. Diepgaande beroeringen hebben Azië in schier al zijn deelen wakker geschud, en naar een geheel nieuwe toekomst doen grijpen. En wat hierbij bovenal het opmerkelijke was, bestond hierin, dat dit wakker worden van Azië niet het inbrengen in Azië van een Europeesche actie op grooter schaal was, maar geheel omgekeerd een actie vertolkte die geheel van Aziatischen oorsprong, niets met de Christelijke actie gemeen had, en van allen kant een beroering deed opkomen, die haar Aziatisch en Heidensch karakter geen oogenblik verloochende. Het gold niet een uit Europa of Amerika in Azië ingedragen levensbeweging, maar een naar alle zijden oin zich heen grijpende beweging, die haar zuiver Aziatischen oorsprong geen oogenblik verzaakte, en daarom, ook zonder een Anti-Christelijk karakter aan te nemen, toch feitelijk geheel buiten de Christelijke beweging, die de zending ingang zocht te doen vinden, omging.

De militaire en navale macht waarover Japan hierbij reeds na een halve eeuw beschikte, had 't niet uit zichzelf verzonnen, maar nagenoeg geheel aan het Europeesche voorbeeld ontleend. Men zond zijn officieren naar de Europeesche landen, om aan wat men dddr vond zijn kracht te oefenen en er zijn inzicht door te verhelderen. Vooral de Duitsche legerformatie en de Duitsche vloot deed hierbij dienst als voorbeeld. De leerzaamheid, die zich bij deze uitzendingen in de Japaneesche officieren en ingenieurs openbaarde, verbaasde alle deskundigen. En niet lang meer, of men kon in Japan over een legerbestuur en over een vlootcommando beschikken, die proportioneel in niets voor de bestgeoefende macht in Europa onderdeden. Alleen maar, deze nabootsing bepaalde zich geheel en uitsluitend tot het technisch element. Van een verbroedering met den Christelijken geest was geen oogenblik sprake. Wel bande men de Christelijke zendelingen niet langer van zijn erve, ontving ze veeleer met voorkomendheid, doch dieper ging de sympathie in 't minst niet van volk op volk over. De Japanneezen bleven wat hun vaderen van oudsher geweest waren. Met China bewogen de Japanneezen zich nog altoos in hoofdzaak op een der Buddhistische lijnen. Ons Christendom daarentegen liet men koud liggen, men taalde er niet naar. Azië toch kon niet wakker geschud en voor een nieuwe toekomst bezield worden, dan door tot de heilige overleveringen der vaderen terug te keeren. Hoe precieselijk Japan zich dan ook technisch aan de Duitsche militaire kunst hebbe aangesloten, in geestelijken zin bleef het zich nagenoeg geheel op de aloude paden zijn vaderen bewegen. Japan was Heidensch en bleef Heidensch, en de machtige actie die straks uit Japan op Korea en op China oversloeg, behield geheel het Aziatisch karakter. Voorheen leefde Europa en sliep Azië, thans daarentegen was vrij onverhoeds schier geheel Azië uit zijn bedenkelijken slaap opgewekt, en zoowel in Amerika als in Engeland wordt men er zich steeds klaarder bewust van, dat men, om meester van zijn terrein te blijven, zich tot in 't' hart van Voor-Indie op veel voor'.ichtiger wijze zal hebben te organiseeren.

Dit zoo ongedacht en vrij plotseling ontwaken van Azië was uiteraard voor de Mohamedanen verre van wat ze wenschten. De principieele strijd voor den Islam ging van meet af tegen het veelgodendom. Zelfs de strijd dien men met het Christendom had aangebonden, dook in hoofdzaak op uit de geheel onware inbeelding, alsof het Mohamedanisme met Gods heilige Drievuldigheid in onverzoenlijken strijd zou zijn. Wie teruggaat op Nestorius, op den strijd der Schutten en op wat nog steeds in Perzië den Islam in gevaar brengt; ziet 't als voor oogen, hoe geheel de woeling en de straks niets ontziende aanval van Mohamed op de Christelijke Kerk eeniglijk te verklaren was uit de vervalsching van het Godsbegrip, waaraan hij zich schuldig maakte. Mohamed werd aangegrepen door de beduchtheid, dat de belijdenis van een .Drieeenig God de kern van het Mohamedanisme vervalschte, en heeft 't daarom aangedurfd, met zijn één-godische beweringen den principieelen strijd tegen het Christen-, dom, en tegen de Christenstaten, aan te binden. Laat men nu voor een oogenblik de verschillen tusschen het Schiittisme en het Sunatisme terzijde, dan spreekt het van zelf, dat de leer van Mohamed, zoo ver de heerschappij hiervan kon worden uitgestrekt, al haar belijders en leerlingen vast aaneenklemde, en tot een geïsoleerde groep in het menschelijk geslacht vervormde. Welnu, zoo werd het een geïsoleerde groep, die monotheïstisch op zich zelve dreef, zich aan zich zelve vastklemde, onverzettelijk aan haar eens gekozen ideaal vasthield èn nu aimeer dwars door een deel van heel Azië en door heel Noord-Afrika liep. Vandaar dat het aantal Mahomedanen nog steeds kon aangroeien, en nu weer in Afrika zelfs beneden de Sahara zulk een wondere propaganda door wist te drijven, dat het gestadig in de tien eeuwen zoo hoog geklommen cijfer nog altoos wint. Op deze kolossale macht nu is niets af te dingen. En zoo zag men ook nu weer, hoe de 67 millioen Mohamedanen in Engelsch-Indiê met onbetwistbare zeggenschap voor den Islam opkwamen. Van de drie religieuse machten: het Veelgodendom, het Christendom en de Islam, is enkel Europa in staat gebleken zich, in naam althans, onder het Kruis te blijven scharen, maar schuift de Islam dwars van Tanger naar Voor-Indie door, en bleef verreweg het grooter deel van Azië in de aloude banden van het veelgodendom bevangen.

Vooral met het oog op onzen Archipel bleef daarom de heerschappij van den Islam op Java en Sumatra van zoo overheerschende beteekenis. De Sarêkat Islam en de Boeroe Oktomo zijn formaties van ver reikende strekking, en die er op gericht zijn, om de beteekenis van den Islam voor onzen Archipel op steeds sterker sprekende wijze te doen uitkomen. De bedevaarten die steeds uit Soerabaya en andere zeehavens naar Mekka en Medina van hen plachten uit te gaan, even als de bijzondere betrekkingen die ze gestadig met de hoogeschool te Cairo onderhielden, gaven zonder ophouden gedurig nieuw bewijs van den band die ons aan Mohamed's wereldmacht bond. Al mochten niet weinigen in onzen Archipel half-ontwikkelde nabootsers der Europeanen zijn, die in Franschen geest meè afdoolden, de millioenen en nogmaals millioenen volgelingen van Mohamed die op Java en Sumatra huizen, blijven wat hun vaderen van oudsher geweest zijn, en leggen er zich op toe, om .als trouwe belijders van Mohamed Batavia, Atjeh en Kairo op 't nauwst te blijven verbinden. En juist dit nu wordt door de aan Mekka en Medina ontleende overtuigingen zoo zeer bevorderd. Het alomvattende mysterie van deii Islam was en bleef toch steeds, om alle kennis van en alle nader inzicht in de verborgenheden der religie ter zijde te zetten, al het heilige in één alomvattende verborgenheid saam te voegen, en er dan de hoogste eere der religie in te stellen, dat de aldus verborgen mysteriën een volstrekt geheimnis bleven. De uitverkorene leiders van het Mohamedanisme, die in de heiligdommen van Mekka en Medina buisden, waren de geheimzinnige dragers aezer verborgenheden, en het eenig ware geloof moest steeds daarin bestaan en gezocht worden, dat de schare van alle land, op deze strikt verborgen mysteriën afgaande, door de Roode Zee naar Mekka uittoog en er de aangrijping onderging, die het opgaan naar zoo heilig mysterie als van zelf op de bedevaartgangers uitoefende. Dit mysterieuze nu werd nog verhoogd door het Islamitisch gebruik, om wet en regel voor het civiele evenals voor het godsdienstige leven aan de leiders der schare toe te vertrouwen. De drang en de dwang der wettelijke organisatie kon dan verschillen en uiteenloopen al naar gelang de tot den Islam toegebrachte schare van hoogere of lagere ontwikkeling was. Stond een schare op een standpunt van hoogere beschaving, dan werden de eischen van het burgerlijk en geestelijk leven uiteraard verhoogd, terwijl omgekeerd waar, gelijk thans in Midden-Afrika, de honderdduizenden uit de negers overgaan, de civiele en religieuse vorderingen op lager voet blijven staan, om eerst later, bij rijker ontwikkeling, allengs hooger standpunt in te nemen. Op Java was dit even duidelijk waar te nemen als in Tanger. En moge het al zijn, dat men op Java vaak met weinig meer dan een schijn van den Islam te doen heeft, prijs geeft toch zelfs de verst afgedwaalde het alles beheerschende grondbeginsel niet. De mystieke band die de bevolkingen en de enkele personen aan Mohamed bindt, komt ten slotte toch altoos weer te voorschijn en men sterft als kind van den Islam.

Men vergist zich dan ook ten eenenmale met zich in te beelden, dat het Mohamedanisme op Java en Sumatra slechts een uitwendige vertooning zou opleveren, zonder werkelijk bestand. Veeleer moet erkend, dat, met name in de laatste kwarteeuw, de volkssympathieën in vrij uitgebreiden kring weer met warmte en bezieling voor den Islam zijn opgevlamd. De aangrijpende sociale beweging die op elk terrein heel Azië in beroering zette, droeg hiertoe ongetwijfeld bij, maar verhelen mogen we ons toch niet, dat het tot een warme en bezielde opleving van den Islam op deze twee groote Indische eilanden kwam, en dat van Egypte uit vooral deze Turksche sympathieën wórden gevoed. De invloed die uit Mekka op Egypte en uit Egypte op de Roode Zee, en wat daar beneden ligt, geoefend werd, nam niet af, maar toe, en het is zich zelf misleiden, zoo men zich inbeeldt, dat het ons gelukt zou zijn in onze Indien geheel dezen doordrin. genden invloed van den Islamitischen geest te stuiten en af te weren. Natuurlijk oefent onze Regeering, die voor haar Christelijke belijdenis, althans ten déèle, blijft uitkomen, een tot matige verhoudingen noödzakenden invloed uit, maar de Nederlandsche bevolking van onze Indien is niet dan bij uitzondering Christelijk en helt veel meer over naar puur materialisme of naar Buddhistische vormelijkheid. De toestand blijft daarom een hachelijk karakter dragen. Vooral nu de Socialisten er op uit zijn, om den volksgeest op Java van ons Nederlandsch nationaal bestaan te isoleeren, en steeds sterker op vrijmaking van Java en Sumatra van de Nederlandsche Regeering aandringen, is van een soliede en vaste positie, die we in Indië zouden innemen, geen sprake meer. Met heel Azië blijft ook Java vooral in sterke gisting verkeeren, en het zou in hooge mate onvoorzichtig zijn, zoo ons bewind te sterk tegen den Islamitischen geest inging. Voorzichtigheid blijft in elk opzicht geraden. De Islam staat thans sterker dan ooit. Steeds meer slaagt de Islam er in, om geheele kringen der bevolking van Tanger tot in Voor-Indië voor zich te winnen. Zelfs zegt men, dat in Afghanistan neigingen heerschen om zich aan de Bolsjewisten aan te sluiten. Doch ook al springt dit weer af, toch is er op dit oogenblik geen geestelijke macht, waar ook, werkzaam en waarneembaar, die met zulk een nietsontziende beslistheid op het beheerschen van den wereldtoèstand uitgaat, gelijk dit aan den Islam steeds meer gelukte.

De allesbeheerschende antithese wordt hier gevormd door den machtigen vrijheidszin, die zich tenslotte in de Vereenigde Staten van Noord-Amerika van de Christelijke actie heeft meester gemaakt. De tegenstelling tusschen de geestes-indeuking der Islamieten en de vrijmaking der geesten door de belijdenis van den Christus is hier op volkomen wijze in 't licht getreden. Van Europa kan dit nog altijd niet anders dan zeer ten deele gezegd. Wat er uit de tegenwoordige socialistische actie in Duitschland tenslotte worden zal, is nog niet vast te stellen. We moeten daarom ten deze nog steeds teruggaan op de positie die aan de Christelijke elementen was aangewezen, toen in]914 de jongste fatale wereldoorlog uitbrak. Van den toenmaligen toestand nu bleek steeds beslister, hoe mild en ruim men vooral in Scandinavië de vrije positie der geloovigen bleef opvatten, maar tegelijk toch niet minder, hoe men aan de monarchale beheersching van het Kerkelijk leven onverzettelijk vasthield, en hierdoor nog steeds de vrije positie der Kerken wel in naam eerde, maar toch feitelijk vervalschte. De inmenging van het Koninklijk bewind in de Kerkelijke aangelegenheden bleef wat ze in 't Oosten van 350 af geweest was. Het heette dat de vrijheid van het Kerkelijk leven geëerd en erkend werd. Feitelijk echter werd deze schijnbaar vrije positie zoo goed als allerwegen door de onduldbare inmenging van het burgerlijk bewind vervalscht. Met name wat ten onzent hiervan gezien werd, toonde hoe het hier niet een vorstelijk privilegie gold, dat werd aangerand, maar dat zelfs een gemeenebestelijk bewind, gelijk dit ten onzent de macht in handen had, zich van de beheersching der Christelijke Kerk, in al haar geledingen, verzekerde en haar niet toeliet naar eigen aard uit te komen. Feitelijk was men hier te lande nog minder toeschietelijk dan in Scandinavië; doch hoe ook genomen, de Overheid zette allerwegen op de vrijheid van het Kerkelijk leven den duim, zoo openlijk en met zoo overwegenden druk, dat de Kerken aan geen vrijheid van beweging me^r denken konden.

Aan dezen misstand nu is voor 't eerst in de Vereenigde Staten van Noord-Amerika een einde gemaakt, en wel in tweeërlei opzicht. Ten eerste door de Kerkelijke bezoldigingen geheel van de Kerk te laten uitgaan, en in de tweede plaats door den Staat als Staat een officieel Christelijk karakter te doen aannemen, maaronaihankelijk van alle Kerkelijke bepaaldheid. De tegenstelling met de Europeesche toestanden die door deze beide standpunten werd ingezet, droeg beide malen een schier volstrekt karakter. We wezen er daarom met zulk een nadruk op, dat de Kerken haar leden niet, gelijk in Europa, naar het doopcijfer telden. De Roomschen doen dit nog steeds ten onzent, en doen het evenzoo in Amerika, doch nemen hierdoor in Amerika dan ook een averechtsche positie in, die niet in overeenstemming is met de algemeen aangenomen positie. Maar voor het overige weet men, hoe na ISSlgeen algemeene kerkelijke volkstelling meer in de Vereenigde Staten plaats greep. Men wilde geen Kerk met naamleden. De leden van een Kerk, welke ook, die zich als zoodanig opgaven, moesten dan ook met hun Kerk op alle manier meeleven, en dit maakte een zoo ingrijpend onderscheid, dat men de Kerkbevolking niet hooger dan op 40 millioen dorst aanslaan, waar de civiele statistiek op meer dan 100 millioen wees. Den schijn van overtalrijke Kerken vermeed men opzettelijk. Van dezen schijn, die nog steeds het Kerkelijk leven in heel Europa beheerscht, wilde men niet gediend zijn. Het moest alles product van de vrije beweging der geesten zijn en blijven.

Zelfs viel kwalijk te verbloemen, dat de talrijkheid der Amerikaansche Kerkleden nog verre boven het echte cijfer uitging. We komen hierop later tefug. Het verleden werkte nog te zeer na. Maar toch vordert men. Wat 't geloof verzaakt, trekt zich terug, en alleen de heuschelijk geloovigen tellen ten slotte als actieve leden der Kerk mede. Hier kwam men alzoo uit bij de meest volstrekte tegenstelling van wat de Islam beoogd en erlangd had. Bij den Islam school 't al in steeds donkerder verborgenheden weg, en werd geheel de actie op een inbinding en inperking van het vrije geestesleven toegelegd. Van allen kant werd het burgerlijk, nationaal en godsdienstig leven op Islamitisch terrein in den schuilhoek der donkerheid weggestoken. Van vrijheid des geestes, in wat vorm ook, was geen sprake meer, en juist hierdoor wist de Islam zijn heerschappij van Tanger tot in Voor-Indië te handhaven en heusche macht te doen uitoefenen. Maar hiervan nu vormden de vrije Kerken in Amerika's Vereenigde Staten de absolute tegenstelling, en dankbaar mag erkend, dat het getal van meelevende Kerkleden er nog steeds inkrimpt, doch wat Kerkelijk mee blijft leven, schoot dan ook nimmer in offervaardigheid te kort. Er bloeien in Amerika allerwegen Kerken die zich zelve eeren door haar publiek karakter, door haar geest van vrijheid van beweging, en door haar bereidwilligheid om voor haar gebouwen en leeraars de mildste offers te brengen. .„.^#*^-•-^-

Op drieërftji ^^^^r^^iT' gudhdienstig leven komt het alzoo neder. De Roomsche Kerken, en al wat op civiel terrein met deze Kerken samenhangt, trekken zich in eigen doopskring terug en verzaken, gelijk thans vooral in Duitschland gezien is, de oorspronkelijke evangelische zuiverheid. De Protestantsche Kerken in Europa hebben een poging gewaagd, om in de 16e eeuw een zuivere positie in te nemen, maar bleven met haar organisatie aan de Vorsten der aarde gebonden, en zijn daarom tot de algeheele vrijmaking van haar existentie nimmer kunnen geraken. En eeniglijk in Amerika heeft men de bezonnenheid en den moed gehad, om voor zijn Kerk van de hulp en steun van den Staat af te zien, en eeniglijk in eigen stroomgebied te visschen. Hier staan de Kerken dan ook principieel en met den bloemenkrans der vrijheid omhoog geheven, lijnrecht tegen den slavengeest van de Islamitische volken over. Onder den Islam is tot het laatste spoor van volksvrijheid te niet gedaan, doch in Amerika is de Kerk van Christus, in haar onderscheiden formatiën, in volle vrijheid bloeiend.

Van zelf hangt hiermede het steun zoeken van den Staat in het uitkomen voor de Gemeene Gratie rechtstreeks samen. De Regeering, de Overheid, de Staatsmacht stelt er in de Vereenigde Staten .van Amerika nog steeds prijs op, Gode de eere toe te brengen en den zegen Gods over land en volk in te roepen. Van daar de jaarlijksche Biddag, die door den President der groote Republiek wordt uitgeschreven, en het gebed in de groote Raadzalen. Men leeft nog in het zoo rijk en bezielend besef, dat de bevolking in haar overgroote meerderheid den zegen des Allerhoogsten ook voor het leven van den Staat inwacht. Daarom legt men aan het gebed, ook bij alle verschil van gevoelen, het zwijgen niet op, doch gaat met het officieel en openlijk bidden door. De kern en grondtoon nu van dit gebed houdt then in overeenstemming met zijn besliste Christelijke belijdenis, waarvoor de minderheid van het volk zich nog steeds verklaart, doch men doet 't neutraal in den vorm, om niet te storen en niet van zich te verwijderen. Hoelang dit nog mogelijk zal blijken, leere de uitkomst. Neemt 't getal der ongeloovigen te sterk toe, dan zal ook hierin stoornis intreden. Voorshands echter kan het algemeen godsdienstig besef nog aan het woord blijven komen. En de uitkomst waartoe men in Amerika's Vereenigde Staten geraakte, is dan ook voorshands deze, dat de tegenstelling met wat de Islam beoogt en wist te verkrijgen, van Tanger tot in Voor-Indie de meest volstrekte tegenstelling vormt met wat in Amerika's hoofdstaat verkregen werd. Ginds onder den Islam alle mysterie geheimzinnig en verborgen en geheel de bevolking aan ongeziene banden vastliggend, maar hier in Amerika's hoofdstaat de geesten vrijgemaakt en in eere gebracht. De

vrijheid als principieele tegenstelling staande tegenover en ingaande tegen den dwang, die de geesten van allen vrijheidszin vervreemdt en berooft.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 11 april 1920

De Heraut | 4 Pagina's

Van de Kerk.

Bekijk de hele uitgave van zondag 11 april 1920

De Heraut | 4 Pagina's